NIEUWE NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR AMERSFOORT, BAARN, BUNSCHOTEN, EEMNES, HAMERSVELD, HOEVELAKEN, HOOGLAND, LEOSOEN, SOEST, STOUTENBURG, VUURSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG, Feuilleton. EDELMAN EN FABRIKANT. No. 18. Zaterdag 3 Maart 1883. Twaalfde Jaargang. Uitgever: A. M. Slothouwer, Schoolverzuim. A. J. C. KEtEMER. AMERSFOORTSCKE COURANT. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1, Franco door het geheele Rijk1,10. Afzonderlijke nummers3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags. te Amersfoort. Advertentiën van 16 regels 0,40. Iedere regel meer 0,05. Voor het Buitenland0,075 Reclames per regel0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Advertentiën kunnen ingezon den worden tot uiterlijk 's mor gens ÏO uur des Woensdags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt slechts driemaal in rekening gebracht. Art. 82 van de onderwijswet zegt: «De gemeenteraad kanvoor zooveel dit niet bij de wet is geschied, verbodsbe palingen omtrent het arbeiden van kin deren beneden de twaalf jaren vaststel len. Door het uitloven van openbare beloo ningen en eereblijken kan het getrouwe schoolbezoek vanwege het gemeentebe stuur worden aangemoedigd.» Enkele besturenwe zeggen enkele in verhouding tot het groot aantalandere hebben van deze eerste gebruik ge maakt om de plaatselijke wetgeving aan te vullen. Zonder effect op het school bezoek is dit natuurlijk niet gebleven. Inzonderheid werkten de nieuwe voor schriften gunstig ten platten lande, waai de arbeid, door de verminkte wet Van- Houten onaangetast gelatenhet veld- en tuinwerk, gemakkelijk te contröleeren valt de menschen elkander van zeer nabij ken nen en overtredingen dus spoedig in het oog moeten loopen. In andere gemeenten heeft men de zaak gelaten zooals zij was. Toen de quaestie in de raadsvergaderingen werden besproken, kon men vrij algemeen de opinie verne men, dat het veel doelmatiger zou zijn haar bij een overal geldende Staatswet te regelen. Wij zijn nog van die meening. door II. «Watte!» riep nu ook Mevrouw Van Ooster woud en de blos, die haar anders vaalbleek gelaat kleurde, bewees met den gloed die een oogenblik in hare groenachtig grijze oogen schitterde, dat deze tijding haar vertoornde. «Die ellendeling!» Maar zulk eene fabriek kost immers enorm veel geld zooveel geld zal hij wel niet hebben en daarbij't zal wat fraais zijn dat er van zijn fabriek terecht komt, hij heeft immers geen verstand van stoomma chines. Ha, ha! 'tis belachelijk! De lach van de barones was droog en dor en hoonend. «Och kom, 'tis eene mystifica tie,» besloot zijals om zich en haar man gerust te stellen. «Wat het geld betreft,» merkte de baron wrevelig aan, «is het maar al te waar, dat koop lui dat altijd hebben of weten te krijgen als er geld te verdienen valt, en om zijn gebrek aan 'kennis te hulp te komen zal hij zich met den duitscher geassocieerd hebben, dien de notaris mij noemde, maar in wiens naam ik geen het minste belang stelde. Er was eene pauze. Jonker Hugo, een lang opgeschoten jongeling, met zeer gunstig uiter lijk hadtoen het gesprek tusschen zijne ouders begor.het boek waarin hij las nedergelegd en met groote belangstelling toegeluisterd. Hij was te wel opgevoed volgens de tradities van zijn geslacht, dan dat, hij, ofschoon hij reeds een jaar of zeventien oud was, zich er in zou men gen daar thans echter beiden zwegennam hij de vrijheid te vragen: „En wat zullen ze fabriceeren 1" Want wat zal het geval zijn, als van twee aangrenzende gemeenten de een wel, de andere niet voor beperking van kin derarbeid heeft gezorgd? De knapen en meisjes die door hun ouders worden ge ëxploiteerd, geen werk meer kunnende vinden in de eigen woonplaatszullen in de naburige gemeente aan den arbeid worden, gezet, en geraken dan, om dat zij het heen en weer loopjm op den koop toe moeten gevenin nog slechter conditie. Reeds is in Amersfoort dat treurig verschijnsel waar te nemenen waar lijk -niet onder de tegenwoordige omstan digheden, sinds van daag of gisteren. De jongens die op fabrieken en gewone werk plaatsen niet terecht kunnen, trekken-, gelijk de heer Gerritsen in zijn ingezon den stuk van verleden week met juistheid verhaalthet veld inzoodra de leeuwrik zich present meldt. De door den geach- ten inzender geciteerde sehoolstatistiek van 1878 wijst het duidelijk aanin Maart, April en Mei een groot getal verzuimen. In de drie volgende maanden vereischt de akker geen zoo dagelijksche verzorging en kunnen de kinderhanden een poos ge mist worden: dus de kinderen naar de school. Wat zij daar uitvoeren na een driemaandsche absentieen geplaatst bij kinderen die gedurende denzelfden tijd niet verzuimden is ons onbekend; alleen vermoe den we dat de onderwijzers er heel wat mee te tobben hebbenzonder eenig resultaat. Want, pas zijn de warmste maanden voor bij en is de oogst gerijptof weg gaan de kleinen weerde boer buiten kan hen weer gebruiken, en de ouders de centen natuurlijk nog veel beter. Als alles bin nen is, de late aardappelen incluis, (men zie de vermelde sehoolstatistiek, ,.Ik weet het niet, Hugo," verklaarde de baron, „ik heb er niet naar gevraagd, maar ik denk hetzelfde wat Beekman thans fabriceert lakens en andere wollen stoffen." „Maar", merkte jonker Hugo schuchter aan, „dan kan dat wel eens zeer voordeelig voor u worden, Pa. Als zij veel fabriceeren, dan zal uw volmolen ook veel te doen krijgen." «Zoo jonker, denkt gij dat?» vroeg zijn vader, «en wat zal er van al die arme lieden worden, die nu van spinnen en weven leven, als de stoom hen het werk uit de handen en het brood uit den mond neemt? Hebben we nu al geen bedelaars genoeg, die wij moeten onderhouden? Zullen de fabrikanten die schadeloos stellen of zullen ze hier komen klagen en jammeren, de vrouwen en kinderen, terwijl de mannen gaan stroopen en in mijne bosschen hout stelen? Ge looft gijdat die lieden 't zoo gelaten zullen aanzien, dat men hen ongelukkig maakt, en dat zij in hunne radeloosheid hier niet zullen doen wat de werklieden elders, waar de stoomwerk tuigen worden ingevoerd, doen? Zullen er geen oproeren, brandstichtingen en misschien zelfs moorden plaats hebben? Ik kan niet allen aan het werk zetten, en die arme we- vertjes zijn ook te zwak en ongeschikt om lan- delijken arbeid tD verrichten. Mevrouw knikte met het hoofd. Zij was over tuigd van de juistheid van wat haar echtgenoot zeide, die trouwens niets anders verkondigde, dan wat mentoen de stoom hier te lande op de nijverheid werd toegepast, bijna dagelijks kon liooren. «Zou een koopman wel in den hemel kunnen komen?» vroeg ze plotseling. «Dat weet ik niet,» antwoordde de baron, «maar ik geloof niet dat rnen koopman of fa brikant en tevens fatsoenlijk man kan zijn.» «Maar Pa,» waagde het de jonker aan te merken, «ik heb meer dan eens gelezen, dat de stoom in plaats van nadeelig op de arbeidende klassen te werken, hen zeer voordeelig zal zijn, waarin de maanden September en Octo ber als de ongunstigste zijn aangegeven,) dan kunnen de jongelui weer gaan. Op nieuw naar de school., om de onderwij zers wederom een poos gelegenheid te geven op kale rotsen te ploegen en het goede zaad uit te strooien in het droge woestijnland. Nu betreuren we het, met den lieer Gerritsendat indertijd onze gemeente raad verleden jaar aan zijn voorstel be treffende kinderarbeid geen gevolg heeft gegeven. We kunnen evenwel niet toe stemmen dat de verwerping in de eerste plaats aan «lust tot uitstellen» moet wor den toegeschreven. Het was volkomen waar, dat de Hooge Regeering zich de zaak had aangetrokkendat men binnen kort een algemeene verordening op den kinderarbeid voor ons geheele land kon te gemoet zien. Ware destijds ons advies gevraagdwe gelooven niet dat we tot .een andere conclusie gekomen zouden zijn. Wie had toen kunnen denkendat eerst ruim een jaar daarna de wet tot beperking van den arbeid van kinderen in de afdeelingen der Tweede Kamer zou worden onderzocht? De heer Gerritsen evenmin als wij. Onze «politieke» verhou dingen en toestanden verbannen van lie verlede alle optimismeen het gevleugeld woord van het Kamerlid De Jong: «Van dat alles komt toch niets!» zal weldra het motto worden dat boven wetsontwer pen en zelfs aan het slot van troonreden moet staan. De vraag, of thans, nu we helaas! den heer Gerritsen gelijk moeten geven waar hy zegt«Nog bestaat er volstrekt geen uitzicht op de behandeling der ont- werp-wet bij de Kamer, nog jaren daar zij ontheven zullen worden van slaafschen arbeid.» «Ah zoo! Is mijn heer zoon ook al doortrok ken van die fraaie utopiën't Is mogelijk dat de stoom voor enkelen voordeelig zal zijnmaar hoe voor honderden en duizenden anderen, die niets geleerd hebben dan wat gij wel verkiest slaafschen arbeid te noemen, en door niets an ders hun brood kunnen verdienen; moeten die dan maar van honger omkomen?» «Dan moeten die maar wat anders bij de hand nemen. In alle gevallen, men kan de wereld niet laten stilstaan; geen menschelijke macht is daartoe in staat.» Ga uit mijne oogendeugniet, Jacobijn!» riep nu Mevrouw van Oosterwoud. «Moet ik dat van u beleven, dat gij aan holle theorieën het be lang en de welvaart van duizenden wilt opoffe ren en de maatschappij in gevaar brengen? Past dat aan een Christen, aan een edelman?» Zij was opgestaan en sloeg hare magere han den in elkander als smeekte zij den hemel om genade dat zij aan zulk een booswicht het leven had geschonken. De jonker nam zijn boek op en sloop heen. Nauwelijks had hij de kamer verlaten of me vrouw viel uit tegen haar man. «En wat heb ik u gezegd, mijnheer? Komt het niet uit juist zooals ik voorspeld heb? Gij hebt den jonker naar eene plebeische kostschool gezonden en krijgt hem nu, na een paar jaren in huis geheel en al doortrokken met democra tische mercantile - hoe zal ik het noemen met afschuwelijke begrippen.» «Nieuwe staathuishoudkundige ideën helaas ja, mevrouw,» zuchtte de baron. «Maar Hugo kon toch niet in 't wild blijven loopen. De zoon van mijne vrienden Gendringen en Deemster zijn er ookop hun aanraden heb ik Hugo naar Doornhagen gezonden. De leerlingen worden er goed gevoed, blijven buiten de groote kosten en verzoekingen die het op school liggen in de stad vergezellen; ze kunnen er van alles leeren kunnen verloopen eer wij een wet op den kinderarbeid van de hooge regeering heb ben,» of thans op plaatselijke voor ziening moet worden aangedrongenwen- scheiq we voor een deel ondergeschikt te maken aan een andere, namelijk of er mogelijkheid bestaat met de omliggende en met Amersfoort in de nauwste be trekking van buurschap staande gemeen ten samen te werken om vereenigd het kwaad te bestryden. In een plaatselijke verordening kan wel verboden worden kinderen ten arbeid te nemen, maar zij kan moeielijk den ouders in de vrije be schikking over hun kinderen beperken: dus het véldwerk buiten de woonplaats is dóór geen besluit van onzen gemeen teraad te keeren. Wordt deze onze zienswijze niet ge deeld, dan verzoeken wij de gronden te gen haar aangevoerd te mogen vernemen waarna wij ons standpunt zoo mogelijk nader zullen toelichten. De zaak is ge looven we, van zeer groot belang, en eene publiek bespreking ten volle waard. Wat het andere punt betreft, in het gewaardeerd schrijven van den heer Ger ritsen besprokenwij zijn vóór leer plicht en steeds bereid dat groote be ginsel te verdedigen. Maar tevens erken nen wij de onmogelijkheid, onder de te genwoordige omstandigheden de invoering te verkrijgen. Zonder dus het doel uit het oog te verliezenmeenën we dat een verstandige tactiek den gevaarlijken vij and het schoolverzuimanders moet aantasten. Hier is een terrein, waar in de eerste plaats het initiatief onzer me deburgers zich krachtig moet doen gel den. De overtuiging, dat de toestand slecht isonhoudbaar ondanks de finan- ciëele offers die het lager-onderwijs ons wat een edelman noodig heeft om later in zijn stand behoorlijk op te treden.» «Dat alles had hier aan huis ook kunnen plaats hebben. Waarom hebt gij geen goeverneur ge nomen, zooals ik de vrijheid had u aan te raden?» «Iedereen of bijna iedereen die met het onderwijs bekend is raadde het mij af. Ik zelf heb een gouverneur gehad en weet welk onder wijs ik ontving. 't Was ellendig. Wil men een goed goeverneur dan zijn ook de kosten niet gering en is men over hem voldaan, dan heeft men later last hem kwijt te raken. Daarbij, gij hebt al eene goevernante voor Marie en Lourence en eene kamenier, die er beiden niet kwaad uitzien en ik vond het niet raadzaam een jongmensch in mijn huis te plaatsen tus schen enfin, ik vrees, dat hij niet gelijk zou zijn aan den ezel die tusschen twee manden met hooi stond en niet wist welke hij kièzen zou en dat hij misschien zelfs beurtelings rechts of links zou aanvallen.» «Wat kunt gij toch onbegrijpelijk triviaal zijn,» betuigde de barones. «Mademoiselle Lacour« zoo heette de Zwitsersche goevernante ma demoiselle Lacour is een Godsdienstige ernstige vrouw en Hansje» dat waj de kamenier een braaf Geldersch meisjebeiden zijn van zeer fatsoenlijke burger families, van brave ouders. De baron haalde de schouders op. «Wat, riep mevrouw verstoord, is dat niet zoo? Ik heb de beste informatiën.» «Cela n' empêche vas le sentriment» verklaar de de baron koeltjes. «Ja, ik weet het,» betuigde de dame met bit terheid, en meende dat de mannen onuitstaan baar zijn. De baron maakte weder een gebaar met zijne schouders en maalde met zijne duimen, terwijl hij ondeugend pinkoogde. (Wordt Vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1883 | | pagina 1