NIEUWE NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD YOOR AMERSFOORT, BURN, BUNSCHOTEN, EEMNES, HAMERSVELD, HOEVELAKEN, HOOGLAND, LEOSDEN, SOEST, STOÜTENBURG, VUURSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG, Beelden uit het verleden. Feuilleton. c H AB_V °- No. 62. IZaterdag 4 Augustus 1883. Twaalfde Jaargang. Het Atjeh-adres. AMERSFOORTSGHE Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f Advertentiën van 1-6 regelsf 0,40. Franco door het geheele Rijk1,10. UitgeverA. M. SlothOUWerIedere regel meer 0,05. o Voor het Buitenland0,07s Afzonderlijke nummersooent. TF mprsfoort J lt- AMLiistuutti. Reclames per regel0,20. Dit Blad verschijnt des 11oensdags en des Zaterdags. juij J Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Advertcntiën kunnen ingezon den worden tot uiterlijk 's mor gens 10 uur des Woensdags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt sleclits driemaal ia rekening gebracht. Met de onderteekening van zeventien bekende landgenooten, waaronder acht generaals, 2 gewezen leden van den Raad van Neerlandsch-Indië, 3 Utrechtsche hoogleeraren. werd verleden week aan Z. M. den Koning een adres gericht, be trekking hebbende op den tegenwoordigen en toekomstigen toestand van Atjeh. Aanleiding tot die daad, die we met de meeste warmte toejuichen en van welker succes we de beste verwachtingen hebben, gaf een mededeeling van de Re geering in de Tweede-Kamerzitting van 21 Juni j.l., waarbij de voorgenomen reis van den gouverneur-generaal naar Atjeh werd voorgesteld als een onderzoek ten doel hebbende „in hoever tot inkrimping van het door ons in Atjeh bezette gebied zou kunnen overgegaan worden." Reeds onmiddellijk daarop had de heer Rutgers van Rozenburg tegen dat plan geprotes teerd, hij had het genoemd „een stap van den allergevaarlijksten aard"; en of schoon de heer Van Houten te kennen gaf dat hij en misschien een aantal leden dei- Tweede Kamer de zaak niet zoo ernstig bezien" is toch bij de natie de indruk gebleven dat de Regeering, door vrijwillig afstand te doen van het veroverde, met vuur speelt. Sedert schijnt de fameuse reis van den I. KADET EN OFFICIER DOOR 2) De oogenblikken van mijmeren en peinzen zijn reeds lang voorbij. De drukte op het perron, het af en aanloopen van passagiers, die reeds mee- nen te laat te komen, het openen en dichtslaan der portieren, het inspecteeren der plaatskaart jes, het wagenvastzetten der zoogenaamd kleine bagage en het ongeduld vooral om te vertrek ken, laten voor meer erns'ige overdenkingen geene plaats meer over. Daar klinkt het hoorn signaal der spoor-conducteurs, de locomotieflluit op eene oorverscheurende wijzehijgend en zuchtend stelt hij zich in beweging; langzaam beweegt tde trein zich langs het met nieuwsgie rigen dicht bezette perron, eindelijk zijn ook de wisselsporen gepasseerd, de vaart neemt steeds toe en de trein die de spes patria; voert, spoedt zich naar Neerlandsch hoofdstad. Snel wisselen zich de waarschuwingen der conducteur- op de tusschenstations af; warmte en rook ne men in het volgepropte compartiment hand over hand toe, de maag begint ook hare rechten te doen gelden. Gelukkig duurt het traject niet lang, spoedig vertoont zich de opgehoopte mas sa huizen en andere gebouwen in het verschiet, nog eenige weinige minuten en Amsterdam is bereikt. Het zonder dingen aannemen van eenen kruijer, die de bagage en de dierbare wapenen en verdere uniform-stukken naar de, nu wijlen gouverneur'opgegeven: of ook het inkrim pingsplan in de doos is gestopt, kan niet met zekerheid worden gezegd. In ieder geval, de zeventien adressanten hebben zich geroepen geacht om uit te spreken, en voor den Koning als voor alle onder danen duidelijk te maken, dat er van in krimping sprake kan noch mag zijn. De heeren luitenant-generaal Van der Heijden is ook een van de ondertee kenaars, wijzen op de ligging en ver binding onzer posten in de vallei van Groot-Atjeh, en bewijzen dat het door ons bezette grondgebied een afgerond geheel uitmaakt, onvatbaar voor nauwere begrenzing. Het denkbeeld van de Re geering wordt genoemd: „verlaten van het meerendeel onzer posten, prijsgeven van de bezette landstreek, onttrekken van onze bescherming aan de bevolking, die zich na zwaren strijd in goed vertrouwen aan ons onderwierp, met de hoop dat zij onder ons geraken." De heillooze ge volgen van zulk een handelwijze zouden niet te overzien zijn, ons geheel koloniaal bezit zou er door bedreigd worden. Maar inkrimping, zeggen adressanten, is niet meer mogelijk. Het gebied binnen onze posten is sedert Mei 1878 aanmer kelijk veranderd: Oleh-leh werd een be langrijke plaats met een vrij talrijke be volking; op den rechteroever der rivier is Penajoeng een kampong van een dubbele rij groote woningen voor Chineezen, op den linkeroever Kedah met Europeesche en Chineesche winkels. Oostwaarts van Kota-Raija is het schoone en kostbare groote militair hospitaal, verderop Kota- Alam, met kazernen, woningen voor of ficieren, voor hospitaalpersoneel enz. Zuid waarts der hoofdplaats eindelijk is de woning voor den militairen commandant. Van dat alles zou niet weinig buiten Nieuwe Stadsherberg brengen zal, heeft in een oogwenk plaats en het duurt niet lang of de gelukkige zit onder het genot van een reusach tige biefstuk met toebehooren, (zoo als men thans niet meer tegenkomt), benevens een halfje wijn, zijn eerste, welgelukte proeve van eetlust op dezen merkwaardigen dag af te leggen. Dan volgt eene fijne havana-sigaar en daarmede ge paard het doorsnuffelen der plaatselijke nieuws bladen en het informeeren bij Kellner en me- de-logeerender, naar de amusementen die hem dien avond op gepaste wijze zullen doen klein krijgen. 't Duurt niet lang ol hij heeft een besluit ge nomen. Het salon des Variétés in de Nes waar van hij meer had gehoord dan zelf gezien, is zeker het geschiktst, ook omdat hij daar onge twijfeld collega's ontmoeten zal, ook zelfs al wa ren 't dan maar ex-collega's, eenvoudige Kadets. Want zonderling, de jonge man, zoo opgetogen met zijne vrijheid, zoo innig verheugd dat hij de schoenen van den Kadet, waaruit hij ter nauwernood gestapt is, op het «Gebouw» heeft kunnen achterlaten, gevoelt toch nog behoefte orn met zijne oude kameraden te zamen te zijn. Is 't alleen de behoefte, uit kameraadschap voort spruitende, of is 't ook de heimelijke begeerte om het genot te smaken dat het verschil van toestand hem bieden zal, wanneer hij zich zal bevinden in het gezelschap van hen, die giste ren nog zijne gelijken, heden zijne minderen zijn'? Wie zal 't beslissen? Gretig ziet hij dan ook de ruime zaal in het ronde of hij dezen of genen in het oog kan krijgen, maar teleurgesteld staakt hij het onderzoek, hij is alleen daar. Gelukkig schiet hem te binnen dat hij ook in Frascati te recht kan en herinnert hij zich te goeder ure dat dit eigenlijk het brandpunt van den vermaakzuchtigen Amsterdammer is en zoo ergens, dan vindt hij daar zeker kennissen mis schien officieren van het garnizoen, waarmede hij op de Militaire Akademie was en bij wie hij den verdedigingkring komen te vallen en alzoo der vernietiging worden prijs gegeven. Uit een oogpunt van bezuiniging be hoeft de beraamde maatregel niet te wor den uitgevoerd: integendeel het opruimen van bestaande versterkingen, het aan leggen van nieuwe posten en wegen kost veel geld. Binnen den engeren kring zou men even veel bezetting ter verdediging noodig hebben als nu voor den wijderen. Bovenal uit een politiek oogpunt is in krimping ten sterkste af te raden. „We hebben, bij proclamatie van 12 Februari 1874, de drie Sagies geannexeerd en dui delijk gezegd dat daar het Nederlandsch Gouvernement Souverein is, dat de be volking en haar hoofden op onze be scherming kunnen rekenen." We zijn verplicht woord te houden. Deden we het niet, het zou een belijdenis zijn van onmacht. Nederland, dat wel in staat was het land te veroveren, moet toonen ook bij machte te zijn het te behouden. „Weggaan, waar het belang onzer heerschappij in Indië, waar plicht en eer gebieden te blijven, waar we standvastig, rechtvaardig en welwillend, doch met kracht en klem gezag voerende, tot hetzelfde doel zullen geraken dat ons buiten Atjeh nimmer ontging, mogen wij niet! Wij willen ge trouw blijven aan de oude leus: „Je Main- tiendrai." Ten slotte wijzen de adressanten nog op de noodzakelijkheid van versterking onzer krijgsmacht in Indië, daar het In dische leger na de verliezen die het in den Atjeh-oorlog heeft geleden, buiten staat is meer troepen voor Noord-Swmafra af te zonderen. Het is niet anders te verwachten of de Ministers van Koloniën, van Finan- zich nu veilig en met het volste recht der we reld kan aansluiten. Met echt Kadetten royaliteit laat hij het reeds betaalde plaatskaartje in den steek en spoedt zich naar Frascati, waar het geluk hem gunstig is en hij in minder dan geen tijd in een vroolijken kring van vrienden en kennissen eerst recht be gint te genieten en eigenlijk nu pas leert besef fen wat het zeggen wil vrij te zijn. Het welbe- zette en goed gedirigeerde orchest van Stumpff, en het Wien Neerlands Bloed van Frucht laten hun tamelijk onverschillig; hij geniet zonder zelf te weten wat en hoe'? Voldaan over zijnen avond en niet meer denkende aan avondappèl, «taptoe» of «licht uit,» is het vrij laat, alvorens hij zich ter ruste legt. De stoomboot naat K. vertrekt den volgenden dag eerst om 10 uren 's morgens en hij kan dus grootendeels inhalen wat hij heden avond te kort komtgeen lastige reveille, geen dreigen de waarschuwingen van surveilleerende onder officieren zullen hem voor dag en voor dauw ten bedde uitjagen, hij is immers geen kadet meer; officier, of ten minste zoo goed als een aan gename verloftijd wacht hem; de Oost, nu ja de Oost, zit hern wel dwars in de maag, maar zoo ver is 't nog niet; zijn uniform is besteld, zal zij op 8 Juli ontvangen zijn? waar is zijn ver lofpas? welke lessen heeft hij morgen? Wat zal hij antwoorden, als hij over de uitspattingen van den avond gehoord wordt; de luitenant, de kapitein van politie, Beekman, 't hotel de Flan- dresalles begint in chaotische wanorde door het brein te woelen, nog eene poging om tot de werkelijkheid terug te keeren, maar te vergeefs, Morpheus is in dezen strijd overwinnaar en on ze jeugdige spes patriae is als een rechtvaardi ge in een diepen slaap gedompeld. 't Is omstreeks zeven uur in den morgen. Ver schrikt ontwaakt de oudkadet; hij waant zich nog op de militaire akademie. Een somber be wustzijn dat hij zich verslapen, de reveille niet ciën, van Oorlog en van Marine zullen door dit adres genoopt worden, zich eens meer gezet aan de overweging van Atjeh's toestand te wijden. Het tijdperk van be sluiteloosheid, dat op het punt was van te verloopen in een daad van zwakheid waarover tot den laatsten dag van onze geschiedenis zou worden getreurd, moet plaats maken voor een periode van nieuw leven, van krachtsinspanning. Door de verantwoordelijkheid over geheel Sumatra te aanvaarden, heeft Nederland zichzelf een taak voorgeschreven die het niet mag nederleggen. Atjeh moethet koste wat het wil, in onderwerping komen. Dat men zich niet langer overgeve aan illusies: eerst het zwaard, daarna de bevrediging zoolang de Atjeher nog eenige verwachting kan koesteren dat wij het ten laatste tegenover hem zullen opgeven, zal hij in zijn verder verzet blijven volharden. Metal onze oorlogen op Sumatra en ook elders is het zoo gegaan: alleen heeft men den vijand nooit zoolang tijd gegeven omzijn krachten te herstellen en te verzamelen, en nooit ook heeft men tot dusver durven spreken van terugtrekken. „Ik ben er en ik blijf er," was immer de leus van het Indisch militair beleid. We gelooven niet dat het adres van de heeren M. D. graaf van Limburg Sti- rum, luitenant-generaal, oud-Minister van Oorlog, den kloeken strijder voor de on vervreemdbaarheid van den dienstplicht, en zijne mede-onderteekenaars, de Re geering nog den moed zal hebben den gevreesden stap te ondernemen. De natie is thans voldoende ingelicht en, ook zonder door nuttelooze adressen van ad- haesie den wensch der 17 adressanten te ondersteunen, zal zij wel toonen dat de woorden der petitie haar uit het hart zijn gegrepen. gehoord heeft, maakt zich van hem meester Toch meent hij stellig in den slaap iets, wat naaa eene reveille gelijkt gehoord te hebben. Ver-- baasd staart hij op de bedgordijnen, die hij maar niet te huis kan brengen, want die luxe is op eene militaire akademie niet bekend. Hij gaat op zitten, wrijft zich de oogen uit, ziet door de geopende gordijnen het vertrek rond langzamerhand onderkent hij de werkelijkheid. Goddank 't was een droombeeld, hij is niet te Breda, maar wel geconditionneerd in de Nieuwe Stads Herberg. Hij belt, de kellner komt, deelt hem op zijn vraag hoe laat het is mede, dat het nog 10 minuten voor zeven uren is en infor meert zich op bescheidene wijze, om hoe «laat mijnheer belieft te ontbijten.» Het uur wordt bepaald. Hij staat op en begint zich langzaam te kleeden, als ware 't om zich schadeloos te stellen voor het jagen en drijven der surveillan ten toen hij «nog kadet was.» Met doffe gedreun van eene zwaar beladen handkar over den stei ger, brengt hem ter loops in herinnering dat dit geluid hem in den vroegen morgen half ge wekt heeft en nu kornt hij tot de ervaring dat hij dit voor de reveille heeft genomen. Medelij dend lacht hij over zijne baarsheid, voltooit, half knorrig dat hij zich nog zoo weinig aan den in druk van het verleden wist te ontrukken, zijn toilet en eindigt met een weltevreden gemoed, een copieus ontbijt te nuttigen, in de hoop dat de zeereis herri goed moge bekomen, waarvan hij trouwens zoo zeker nog niet is. Als goed soldaat vergeet hij de zorg voor zij ne bagage niet. Op het bepaalde uur wordt al les aan boord gebracht, de plaats is genomen, de rekening betaald, kellner en kruier gaan inet een driedubbele fooi onder het uiten van de be- leefste groeten van boord, de hijgende boot zet zich eindelijk in beweging. De «admiraal van Kinsbergen» stoomt het IJ uit, om weldra in volle Zuiderzee naar de plaats van bestemming te snellen.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1883 | | pagina 1