NIEUWE
- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
El
VUURSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG,
AMERSFOORT, BURN, BUNSCHOTEN, EEMNES, HAMERSVELD. HOEVELAKEN, HOOGLAND, LEUSDEN, SOEST,
®Ill©#STa
Nieuwe abonné's ont
vangen de Courant tot
I April gratis.
Feuilleton.
Het pilt ra ROODEN BASMAN
No. 22.
Zaterdag 15 Maart 1884.
Dertiende Jaargang
Uitgever: A. M. Slothouwer,
We er plicht.
W. ROMBOUTS.
AMEBSFOORTSCHE COURANT.
Abennementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 1,
Franco door het geheele Rijk1,10.
Afzonderlijke nummers3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentiën van 16 regelsf 0,40.
Iedere regel meer 0,05.
Voor het Buitenland0,07*
Reclames per regel 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
De kloeke kampvechter voor het beginsel
van de onvervreemdbaarheid van den
weerplicht, de oud-Minister graaf van
Limburg-Stirum, laat geen enkele gele
genheid voorbijgaan om getuigenis af te
leggen, van hetgeen er leeft in zijn ge
moed. Dezer dagen het woord richtende
tot de Transvaalsche deputatie, bezigde
hij o. a. deze woorden:
„De Transvalers waren gehard door
tegenspoed in vijandige omgeving. Bij
hen waren er geen huurlingen maar gold
sinds lang het heilige beginsel van den
onvervreemdbaren persoonlijken dienst
aller burgers
Onze regeeringsmannen willen daar
maar niet aan. Zelfs de tegenwoordige
Minister van Oorlog, lid van den anti-
dienstvervangingbond, dus persoonlijk een
bestrijder van de plaatsvervanging, zocht
liever naar middelen om het ongelukkige
stelsel nog te bestendigen, dan dat hij,
door een krachtige poging te doen in
andere richting, de positie van de Regee
ring in gevaar zou brengen.
Op alle denkbare manieren is al be
proefd, de jongelui uit den beschaafden
stand in de gelederen te brengen. Men
heeft de eischen voor de plaatsvervanging
verzwaard, zoodat de remplaganten duur
der werden onze burgerlieden betaalden
zuchtend dat meerdere, bekrompen zich
wat in hun gewone uitgaven of som-
DOOR
Misschien was zij wel ijlings naar vader ge
vloden en vei haalde zij hem alles met de noo-
dige vrouwelijke overdrijving en dar,, als Basti-
aan het hoorde? O, dat gaf vechten, vechten
op leven en dood. En dat tusschen hen die
nimmer oneenig waren geweestNeen, dat
mocht óók niet. Wat dan Zoo mijmerde
zijn schuldig geweten onrustig en bang, zonder
dat hij het rechte pad kon vinden dat hem dien
doolhof ontvoerde, en nog zat hij, na zijn enkel
verbonden te hebben, mistroostig te peinzen,
toen Wolf de kamer in stoof en hem met vreugde
begroette, gevolgd door Geerte Mie zelf, die nu
met gerustheid terug durfde keeren wetende
niet meer weerloos te zijn.
Zoodra zij den jonkman, in die droevige hou
ding ontwaarde, ontroerde haar gevoelig hartje
toch weder van medelijden en leedgevoel, en
liefderijk sprak zij hem toe „Hoor eens broer
Freerk gij hebt mij wel is waar geweldig be-
leedigd maar toch wil ik u, ter wille onzer be
trekkingen, vergeven en zal alles verzwijgen
mits gij u verwijdert opdat mij dergelijke on
stuimigheden niet weder te wachten staan.
Gij hebt gemeend mij te winnen maar gij hebt
mij verloren. Zet dus alle gedachten aan eenige
nadere betrekking tusschen ons uit uw hoofd.
Blijf gij, zooals steeds, mijn broeder en ik zal
uwe goed» zuster zijn."
migen gingen een halfjaar vroeger failliet
dan zij eerst voornemens geweest waren.
Men heeft den „ontwikkelden" milicien
allerlei voordeelen voorgespiegeld, als af
zonderlijke ménage, het voorrecht buiten
de Kazerne te mogen wonen, korteren
diensttijd,, den rang van korporaal, van
sergeant, van officier zelf! Alles ver
geefs. 't Baarsje hapt niet aan het lokaas.
Of het laatstgenoemde, het uitzicht om
luitenant te worden, veel zal helpen, kun
nen we nog niet zoo stellig verzekeren,
maar durven we gerust betwijfelen. Ons
dunkt het moet veel aangenamer wezen
eenvoudig fuselier te zijn dan „potjes
luitenant," gelijk nu reeds de nieuwe
Creatie spottenderwijs wordt genoemd
naar het vastgestelde onderscheidingstee-
ken, dat dienen moet om haar niet te
verwarren met de wezenlijke officieren.
Of zou iemand denken dat een flink
onderofficier voor zoo'n luitenant van den
kouden grond een greentje respect zou
hebben? In schijn, en gedrongen, zou
hij soms een bevel van hem ten uitvoer
leggen, maar om hem straks met des te
meer énergie voor den gek te houden
of te verwenschen. Rekent er ook op
dat, zoo de maatregel op eenigszins ruime
schaal wordt toegepast, geen klein beetje
sergeants en sergeants-majoors ontslag
zullen vragen zoodra zij een goed heen
komen weten, en waar zit dan de
winst voor het leger? Maar het zal wel
zoo'n vaart niet loopen, Het getal in
werkelijken dienst tredende miliciens uit
hoogere standen zal, door den voorge-
spiegelden rang, wel niet belangrijk ver
meerderen, en weinigen zullen pleizier
hebben om daarvoor zooveel te langer
onder de wapens te zijn.
Zweefde den Minister ook een histo
rische instelling van ongeveer gelijken
aard voor den geest Heeft hij misschien
„Dierbaar, engelachtig meisje barstte hij los,
hoe zal ik u die woorden vergelden? Welnu,
ik zal u gehoorzamen en van hier gaan, als gij
mij slechts raden wilt hoe, opdat het geen opzien
bare bij vader. Zie, hem en u allen te moeten
verlaten, smart mij meer dan ik zeggen kan en
ik vervloek nu mijne dwaasheid, die mij in dien
val heeft gebracht," maar te laat, is een woord
dat niet weder herroepen kan worden. Nu ga
ik het bosch in oin in de eenzaamheid mijn ver
deren weg te bepalen. Bedenk gij nu eens meid
lief! op welke wijze gij den deugniet het beste,
zonder beweging, van hier krijgt-- want ik
weet dat niet."
„Best, Freerk dat zij zoo. Van avond hoop ik
er iets meer van te weten, laat mij dus tijd'.'
De uitslag van dit gesprek is eenvoudig te
lezen in het woord der chinezen „geduld wordt
door voorspoed bekroond want toen de avond
gedaald was en Freerk zijn vonnis kwam hoo-
ren," zeide het meisje hem, kalm en bedaard,
dat zij het met vader al klaar had en hij gaan
kon waar en wanneer hij verkoos. Verstomd
zag hij op, als begreep hij haar niet, maar zij
vervolgde op schijnbaar achteloozen toon toon
u maar niet zoo verwonderd mijn jongenik
heb vader eens aan het verstand zien te brengen
dat gij te oud wordt om hier altijd bij zijn pap
pot te blijven: dat gij dus om degelijk, zelfstan
dig man te worden, de wereld eens in rnoet en
op u zelf leeren vertrouwen en zie dat heeft
hij goed gevonden omdat ik, zooals hij zeide,
daarin gelijk had en zoo zijn wij dus in eens
uit den nood en hebben beiden onzen wensch."
„Houdt op Geerte Mie om Gods wil houdt op.
Gij moogt den uwen hebben, maar de mijne
wordt voor altijd begraven en ik wellicht ook.
Uw bezit was mijn eenige, vurige wensch, en
die mag ik nimmer vervuld zien. wat deert mjj nu
ook het ander?" i
gedacht aan dat koloniale leger in Noord-
Amerika van de laatste helft der vorige
eeuw, dat ja, ook militie was, samenge
steld uit de jeugdige burgers van eiken
rang, en waarin bijvoorbeeld een George
Washington als officier diende, maar
zonder patjeterwijl het eerlang zege
vierend de wapenen ophief om zich te
verzetten tegen de beproefde, in den krijg
geharde Britsche soldaten, en door dien
strijd de Unie stichte.
Goed, wil men een instelling van
dien aard bij ons, dan niet ongeveer, maar
geheel. Want juist dat geringe verschil
is oorzaak dat het stelsel bij ons niet
deugt.
Vooreerst dan geen dienstatkoop,
want dien had men bij het koloniale leger
ook niet. Ieder man die geroepen werd
kwam op, oefende zich in den kortst
mogelijken tijd, -- en, was dan volko
men geschikt om te dienen overeenkomsig
zijn maatschappelijken rang. Dan verder
de afscheiding tusschen soldaten van be
roep en de mannen der militie scherper
gemaakt en ook in de rangen van onder
officier en tweeden luitenant zoo wei
nig mogelijk vermenging. Voorts den
„dienst" ontdaan van een aantal dingen
die wel „dienst" maar geen oefening zijn,
en de werkzaamheden of corvées afzon
derlijk betaald. Willen minder gefortu
neerde miliciens zich daarvoor beschik
baar stellen, zeer goeddoch het is on
waardig een flinken jongen man tegen
zijn wil ie zetten aan het aardappelen-
schillen, straatschrobben en vloer vegen.
Maar als de afschaffing der plaatsver-
vang, die leelijke wondeplek aan het
geen wij onze militaire organisatie dur
ven noemen, moet uitgaan van de ouders
der dienstplichtige jongelui, dan zal 't
nog lang duren. Dezen toch halen zich
allerlei denkbeeldige of weinig betee-
Aldus werd er besloten dat Freerk den Hartz
zou verlaten om bij een goede kennis van vader
Goswijn, die houtkooper van beroep was, in de
leer te gaan; omdat de oude begreep dat hij
daarmede op den duur beter vooruit zou kunnen
komen dan met zijn eigen bedrijf. De brief,
met verzoek om aanneming, werd geschreven
en gunstig beantwoord„Freerk kon komen
zoodra hij verkoos," en vertrok dan ook, nadat
zijn uitzet door Geerte Mies krachtdadige hulp
in orde gebracht was, weldra van daar omzijn
geluk in de wijde wereld te beproeven. Menige
nuttige les van vader en de beste zegenbeden
der omstanders kreeg hij mede en ook wij nemen
dus voor een tijdlang afscheid van hem om Bas-
tiaan weer op te zoeken en eens te zien hoe
hij zich in zijne nieuwe betrekking wist te hand
haven.
In den beginne had vader Goswijn er volstrekt
geen vrede mede dat Bastiaan de plaats van den
ouden houdvester had ingenomen hij was van
oordeel dat deze met grond aan onderkruiperij
en benadeeling zou kunnen denken en begaf
zich daarom weder naar den landheer, wien hij
dit bezwaar mededeelde. Deze stelde hem echter
dadelijk gerust met de verzekering: dat hij, dit
zelf inziende, reeds gezorgd had dat Form dit
niet denken kon omdat hij hem gezegd had
dat hij zelf Bastiaan had aangesteld, zonder dat
deze er een enkele stap voorgedaan had, en dat
hij hem ontslagen had, vooreerst, omdat hijgeene
dubbelhartigheid van zijne ondeihoorigen verkoos
en ook omdat er al meer klachten bij hem waren
ingekomen dat hij de overige pachters veel te
barsch en te eigenmachtig behandelde. Aldus
gerust gesteld bedankt hij den landheer voor de
onderscheiding aan zijn zoon bewezen en voegde
daar nog, met echt vaderlijken trots, een woordje
van lof over dien jongen bij rnet de verzekering
dat hij zeer zeker in alles zijn plicht wel zou
kende bezwaren in het hoofd, en zoeken
daarin een voorwendsel om liever geld
aan een rempla$anten-koopman dan een
man aan het Vaderland te geven. Zij
overdrijven de schade, die een jongeling
door zijn dienstvervulling lijdt aan zijn
ontwikkeling.
Zeer stellig zou de wetgever, de na
tionale militie opnieuw regelende, aan
een aantal dingen moeten denken om
den druk niet zwaar te maken, en op
maatschappelijk gebied eenige concessie
moeten doen. Het zou bijvoorbeeld aller
gekst zijn iemand, die vlak voor een be
langrijk examen staat, op dat oogenblik
in de gelederen te roepen, in plaats van
met hem in zeker overleg te treden aan
gaande den tijd waarop hij zich beschik
baar wenschte te stellen ten einde in
den wapenhandel geoefend te worden
Wij verbeelden ons echter, dat de roep
om afschaffing meer moet uitgaan van
»Jong Nederland."
't Staat heel aardig als de leerlingen
van onze gymnasia en hoogere burger
scholen in optocht met muziek voorop de
Transvaalsche deputatie gaan begroeten,
en de woordvoerder Oom Paul toespreekt
met betuigingen van bewondering voor
betoonden heldenmoed, met uitingen van
1 vaderlandsliefde enz. Maar dat alles is
geen pijp tabak waard, 't is niets meer
dan een zinledige bluf. Wanneer diezelfde
jongelui straks, als hun tijd is aangebro
ken om voor de landsverdedigiug te doen
wat van hen gevraagd wordt, niet diep
gevoelen en die overtuiging ook bij hun
ouders trachten te wekken, dat het hun-
j ner onwaardig is zich door een gekocht
exemplaar te doen vervangen en hun
toewijding, hun bereidwilligheid, hun
geestdrift aan het vaderland te ontrek
ken. Als zij, dit niettemin doende,
't spreekt vanzelf, jongens van negentien
weten te betrachten. Die voorspelling is dan
ook niet ijdel geweest want Bastiaau heeft dien
post tot aan zijn dood behouden de getuigenis
zijner meerderen, als eervol erfdeel, achterlatende:
dat hij steeds een rechtschapen en trouw dienaar
was geweest.
Na Freerk's vertrek ademde het lieve nichtje
weer ruimer en nooit heeft iemand zijner be
trekkingen uit haren mond vernomen aan welk
een vuigen aanslag hij haar eenmaal had bloot
gesteld. -- Rustig sleet zij dus hare dagen, ten
nutte en ten dienste van het gezin, en met diepe
droefheid stond zij bij het sterfbed der oude
Trui, met wier gebreken zij steeds geduld had
geoefend en zich daarvoor met de innigste ver
eering en liefde der oude beloond zag; terwijl
haar laatste afscheidswoord nog eene zegenbede
was voor haar volgend geluk.
Bernard, had in overleg met den snooden
Dosma, nog eenmaal een aanslag beproefd om
haar in zijne macht te krijgen, wat hem, zonder
een bijzonder toeval, ook zeer zeker gelukt zou
zijn; want eens, dat Geerte Mie eene naburige
zieke zou gaan bezoekeD, hield hij haar aan
en smeekte haar eerst, op huichelachtigen toon
zijne liefde te beantwoorden. Toen zij hem
echter met verachting afwees, floot hij eens
klaps op zijn jachtfluitje en dadelijk was Dosma
bij de hand om hem bij hare ontvoering te
helpen. Maar die schelle fluittoon tiof ook het
oor van den ouden Goswijn, die toevallig niet
ver van daar aan den arbeid was, en die, toen
hij den doordringenden gil hoorde die het meisje,
in haren geweldigen angst, uit stiet, in een
oogenblik door het geboomte drong, en met zijne
nog krachtige vuisten, beide onverlaten in den
nek pakte, ze met de hoofden tegen elkaer sloeg
eri als een blok van zich af wierp, zoodat zij
leiteiljjk over elkander rolden.
Wordt vervolgd.