NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
AMERSFOORT, BURN, BUNSCHOTEN, EEK, HAMERSVELÖ, HOEVELAKEN, HOOGLAND, LEUSOEN, SOEST,
STOUÏENBURG, VUURSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG
In het verre Westen.
F euilleton.
No. 52.
Zaterdag 28 Juni 1884.
Dertiende Jaargang.
Uitgever: A. M. Slothouwer,
Ter herdenking.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,
Franco door het geheele Rijk1,10.
Afzonderlijke nummers.3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentiën van 16 regelsf 0,40.
Iedere regel meer 0,05.
Voor het Buitenland0,07
Reclames per regel J> 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Advertentiën kunnen ingezon
den tvorden tot uiterlijk 's mor
gens ÏO uur des Woensdags en
Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt sleclits driemaal
ia rekening gebracht.
We naderen den dag, waarop het drie
eeuwen zal geleden zijn sedert de Vader
des Vaderlands viel onder het schot eens
door hebzucht, eerzucht en godsdienst
waanzin overprikkelden sluipmoordenaars.
Met deze gebeurtenis werd het eerste en
het meest aangrijpende bedrijf van onzen
worstelstrijd tegen Spanje afgesloten.
Wij zullen niet de algemeen bekende
phrase herhalen, dat »deze dag niet on
opgemerkt mag voorbijgaanHet is
uiterst moeielijk, aan te geven op welke
wijze de herdenking van den noodlottigen
lOen Juli 1584 zou moeten geschieden.
Alle gedachte aan feestelijk vertoon is
daarbij vanzelf reeds uitgesloten, en
het is maar al te waar, dat voor een
groot aantal personen de woorden »ge-
dachtenis-viering" en »prethouden" vol
komen identiek zijn.
We kunnen niet anders dan toejuiching
schenken aan het plan dat te Delft wordt
uitgewerkt, het houden van een historische
tentoonstelling in hetzelfde gebouw waar
Prins Willem zijn laatste levensdagen
doorbracht, en dat eigentlijk door de natie
meer op prijs gesteld moet worden dan
tot heden geschiedde, een tentoonstel
ling, uitsluitend betrekking hebbende op
den Prins en zijn tijd. We hebben in
enkele bladen den wensch uitgedrukt
gezien, dat het Prinsenhof geheel zou
worden hersteld, en zooveel mogelijk
gebracht in den vorm waarin het ver
keerde op den dag van den moord; dat
het voorts werde gebezigd tot een blijvende
verzamelplaats van voorwei pen, die her
inneren aan Prins Willem, zijn broeders
en zijn zonen, alzoo een voor allen
toegankelijke Iiühmeshalle van het helden
tijdperk onzer volkshistorie. Terecl.t
werd daarbij aangetoond, dat de verwe
zenlijking van dat denkbeeld moet uitgaan
van de natie, en dat men den lOen
Juli niet waardiger zou kunnen vereeren,
dan door op dien datum de eerste stappen
te doen. Wij bezitten geen historisch
muséum in den eigenlijken zin des woords.
wel zijn hier en daar min of meer aan
zienlijke collecties van voorwerpen en
documenten verspreid, maar het komt
ons wenschelijk voor dat deze in één
centrum worden verzameld, inzonderheid
op een plaats die voor het Nederlandsch
hart een zoo aandoenlijke herinnering
aanbiedt.
Zeker, een bedevaart naar Delft zal
wel tot de meest passende huldebe-
1 tooningen aan de nagedachtenis van den
Grooten Zwijger behooren.
Dank zij het initiatief van de synodale
commissie der Nederl. Hervormde Kerk,
zal althans in de gebouwen, door het
talrijkste onzer kerkgenootschappen aan
de openbare godsdienstoefening gewijd,
niet gezwegen worden van de groote ge
beurtenis. We meenen, dat die plaats
daarvoor uiterst geschikt is. Laat ons
niet uit het oog verliezen welk een ruim
aandeel de worsteling om vrijheid van
geloofsovertuiging heeft gehad in den
opstand der vaderen tegen den ontrou
wen Heer van den Lande die den vloek
der buitenlandsche onderdrukking bracht
over 't volk welks voorrechten hij ge
zworen had te eerbiedigenen al was
de opvatting der vaderen omtrent de
grenzen dier vrijheid niet aan de onze
gelijk, het beginsel was volmaakt het
zelfde, ondanks de menigwerf verkeerde
toepassing dier dagen. Vergeten we ook
niet, dat Prins Willem een innig vroom
man was, die aan het kerkgenootschap-
pehjk leven een hooge waarde toekende
juist omdat hij dat was, voerde hij menig
werf strijd tegen de bekrompen en onver
draagzame denkbeelden van zijn tijdge-
nooten waaronder er velen waren die,
nauw den Roomschen boei verbroken
hebbende, zich haasten om zelf ketenen
te gaan smeden ten einde anderen te
kluis. eren.
Voorts gelooven wij dat het de plicht
is van allen, aie met het woord of met
de pen zich tot het Nederlandsche volk
wenden, de herinnering aan het grootsche
feit levendig te houden of op te wekken.
In onze scholen zullen de onderwijzers
zeker wel niet zwijgen van den edelen
Vorst, wiens leven gewijd was aan de
zaak der Nederlandsche vrijheid en wiens
dood een onuitwischbaren stempel drukte
op zijn onafgebroken toewijding. Uf zal
misschien het schrikbeeld van een sclior-
singbesluit elke uiting van geestdrift en
vaderlandsliefde onderdrukken? Waarlijk,
j dat zou een schoone overwinning zijn voor
de partij, die haar inspiratiën niet ont
leent aan het nationaal leven, maar ze
pasklaar ontvangt van „over de bergen!"
Wij van onzen kant mogen ook niet nala
ten, demeest bekende episode onzer historie
in de gedachtenis terug te roepen. En
Toen hij bij den wagen kwam wachtte de dok
ter nog slechts op het toeken van vertrek.
Spoedig daarop sloegen de paarden den zandweg
in, en huiswaarts ging het door den kouden,
regenachtigen nacht. Er werd geen woord tus-
schen de reizigers gewisseld. In de vochtige
dekens gehuld zaten zij daar, alsof zij in diepen
slaap gedompeld waren; ieder wilde met zijn
gedachten alleen zijn. Evenals op de heenreis,
plasten de hoeven der paarden ook nu in het
water. Een onstuimige nacht, een spookachtige
rit, en toch klopten de harten der reizigers nu
veel rustiger.
De dag brak reeds aan, toen de paarden voor
Mrs. Mapelton's huisje stilhielden. Karlotta, die
vergeefs had getracht te slapen, stond reeds
aan de deur en begroette hare moeder met
uitbundige vreugde. Toen zij door de oude vrouw
krampachtig snikkend in de armen gesloten
werd, trachtte zij angstig in hare trekken te
lezen.
«Het is niets, lief kind," was Mrs. Mapelton's
antwoord op de stomme vraag, sik was nog
slechts ongerust om u; ik wist dat gij alleen
waart het is een nacht vol zegen geweest.
Ik heb een ongelukkige kunnen troosten, en
dat zal voortaan een blijde schaduw op zijn
levenspad werpen."
«Gaat gij mede vroeg Webster aan Harold,
nadat de dokter met het rijtuig heengereden
was, en ongemerkt verwijderden zij zich van de
open huisdeur. «Ik moet uwe gastvrijheid in
roepen tot het geheel dag is geworden," ging
hij na een oogenblik voort, «want wij hebben
nog heel wat met elkaar te bespreken, en wij
moeten nog overleggen hoe wij Mrs. Mapeiion
het best tegen mogelijke gevolgen van onzen
nachtelijken rit kunnen beveiligen."
Mapelton zelf zat op dien tijd in de hut voor
het haardvuur. Nu en dan wierp hij half werk
tuiglijk een stuk hout in de vlammen. Warmte
scheen het eenige te zijn dat hij noodig had,
want het eten, dat men hem gebiacht had, bleef
onaangeroerd staan.
Somber stairde hij in het vuur. De eigen
aardige uitdrukking van wilde losbandigheid was
van zijn gelaat geweken. De plas water, die
in den anderen hoek van het vertrek ontstaan
was, werd voordurend grooter door de druppels,
die met gelijke tusschenpoozen van het half
vergane dak vielen. Zij schenen de secunden
af te tellen, die hem van de eeuwigheid scheid
den, de secunden, waarvan elke een ademtocht
in het menschelijk leven verbeeldde, en waarvan
er een de laatste moest zijn. Daar buiten in de
natte boomtoppen ruischte en kletterde het een
tonig. Men hoorde de takken steunen en knarsen,
als zij door den wind tegen elkander gewreven
werden.
VI.
Evenals gedurende den nacht, regende het ook
den volgenden dag onophoudelijk, en evenals
vroeger zaten Mrs. Mapelton en Karlotta ook
heden gezellig met haar werk bij elkander. De
sporen van den in angst doorgebrachten nacht
waren van Karlotta's liefelijk gelaat verdwenen,
terwijl haar moeder, ofschoon meer afgetrokken
dan anders, haar bijna nog vriendelijker in de
groote oogen zag en van tijd tot tijd diep adem
haalde, alsof de jongste geoeurtenissen een
troostenden, maar toch weemoedigen indruk bij
haar achtergelaten hadden. Ter wille van hare
dochter streed zij dapper tegen hare zwaarmoe
digheid. Maar de overpeinzingen, waaraan zij
zich van tijd tot tijd overgaf, waren blijkbaar
niet meer van zulk een pijnlijken aard als in
vroegere dagen.
Laat in den avond kwam Webster haar op
zoeken, naar hij voorgaf om zich te overtuigen
dat die nachtelijke reis voor Mrs. Mapelton geen
nadeelge gevolgen had gehad, en om een uurtje
te blijven praten. Hij hoorde gaarne het plassen
van den regen in de goot, naar hij beweerde,
en om af en toe een blik uit het venster te
kunnen werpen had hij de gordijnen openge
schoven. Verder had hij weten te beweikcn
dat Karlotta voor de ronde tafel tegenover haar
moeder was gaan zitten, zoodat zij van de straat
af gemakkelijk gezien kon worden. Zoo bleven
zij tot laat in den nacht bij elkander. Webster
was ernstig gestemd, Karlotta meer vroolijk.
Gedurende het laatste uur was de bezoeker
echter stiller geworden. Daarentegen rustten
zijne blikken des te vaker met innige deelneming
op het lieve jonge meisje, en dan weder op het
zwaarmoedig gelaat der over haar werk gebogen
moeder, als om een vergelijking tusschen haar
belden te rnaken.
In het venster had niemand ergbehalve
Webster vermoedde niemand, dat op de stille,
ledige straat een man behoedzaam het huis
naderde en voor het venster bleef staan. Een
doodsbleek gezicht keek daardoor naar binnen.
De nacht verborg de uitdrukking van zelfver-
wensching, die op de verweerde trekken te
lezen stond, en den bloedigen doek die onder
den breedgeranden hoed te voorschijn kwam,
en de heete tranen die over de ingezonken
wangen rolden. De door de straten huilende
wind voerde de pijnlijke zuchten mede, die aan
als we ons daarbij met deernis en waf-
ging tegelijk afwenden van het beeld des
onverlaats, wiens naam we reeds leerden
verachten toen we kinderen waren,
als we ter nauwernood een uitdrukking
van verontwaardiging bedwingen over
degenen die den verblinden geestdrijver
opzweepten tot het plegen van zijn mis
daad, doch uitsluitend op den held
van het drama, den onvergetelijken
Zwijger, het volle licht doen vallen,
dan geven wij slechts aan in welken
geest we zouden verlangen dat de her
denking plaats had. Willem van Oranje,
en hem alleen, onze geheele aandacht.
Of is de man dat niet ten volle waard,
wiens allerlaatste woord eibarming af
smeekte over »zijn arm volk?"
Het is niet noodig, hier ter plaatse op
nieuw het geschiedverhaal te geven. Er
zijn een ontzaglijk aantal gelegenheden,
om de bijzonderheden, nauwkeurig te
leeren kennen, en wij verwachten dat
deze gedurende de eerste Juli-dagen nog
wel vermeerderd zullen worden. Alleen
om het hooge belang van het feit zelf
in het licht te stelllen, zal het voldoende
zijn de aandacht te vestigen op den toe
stand des lands tijdens den moord.
De betrekkelijke kalmte waarin Holland,
Zeeland en Utrecht zich verheugden,
werkte gunstig voor de uitvoering van
het in die gewesten reeds lang gekoes
terd plan, om aan den Prins de Hooge
Overheid op te dragen. Werkelijk was
dit ook reeds geschied, en duurden slechts
de onderhandelingen over de inhuldiging
voort: hadde deze plaats gehad, er zou
aan de Rynnionden een monarchale staat
zijn gevormd onder beperkte Souvereini-
teit der Oranje-vorsten.
Al die plannen werden verijdeld door
de breede en toch zoo enge borst ontsnapten,
de diepe ademhalingen, die op het onderdrukte
snikken volgden.
Het was bijna middernacht, toen Webster
opstond. Een scherp opmerker zou ontdekt
hebben, dat zijne kalmte gekunsteld was, dat
hij een pijnlijke gedachte niet van zich af kou
zetten. Met een blik vol onschuld zag Karlotta
tot hem op. Een vriendelijke glimlach speelde
op het bekoorlijke gelaat en helder als zilver
klonk haar stern door het venster op de straat
«Wat is mij de tijd snel voorbij gegaan
«Dat kon ook niet anders in deze vriendelijke,
gezellige omgeving," meende Webster, die de
oorzaak er van niet alleen aan zijn eigen tegen
woordigheid wilde toegeschreven zien.
«En door het vlottend gesprek," voegde Kar
lotta er levendig bij.
«Het een komt bij het ander," verklaarde
Webster, «hoe guurder het buiten op straat is,
hoe aangenamer wij liet bij den huiselijken haard
vinden. Ongelukkig zijn wij in liet algemeen
te egoïstisch; wij verheugen ons in de behaag
lijke rust, die wij genieten, zonder aan anderen
te denken, die misschien in hetzelfde uur zich
met moeite tegen het noodweer inwerken."
Mrs. Mapelton verbleekte en sloeg een ang-
I stigen blik op Webster, terwijl Karlotta opge
ruimd antwoordde
«Ik kon den vorigen nacht geen oog dicht
doen, daar ik wist dat gij met moeder onderweg
waart."
«Ik bedoel het meer in het algemeen,
Karlottawij mogen ook onze deelneming niet
onthouden aan hen, met wier leven en werken
wij niet bekend zijn."
Wordt vervolgd'