NIEUWE NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR IT, Hl, BUNSCHOTEN, EEK, HAMEI VUURSCHE. SCHfcfiPENZEEL EK WOUDENBERG AMERSFOORT, BAARN, BUNSCHOTEN, EEMNES, HAMERSVELD, HOEVELANEN, HOOGLAND, LEUSDEN, SOEST, De FATALIST Eerste Blad. F euilleton. 58 Zaterdag 19 Juli 1884. Dertiende Jaargang. Uitgever: A. M. Slothouwer, Dit nummer bestaat uit twee bladen. Een nagalm. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1, Franco door het geheele RijkMO. Afzonderlijke nummers3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags. te Amersfoort. Aivertentiën van 16 regels f 0,40. Iedere regel meer O-,05 Voor het Buitenland0,07 Reclames per regel 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Advertentiëii kunnen ingezon den worden tot uiterlijk 's mor gens 10 ntir des Woensdags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt slechts driemaal in rekening gehraclit. De plechtige gedachtenisviering van den dood van den Vader des Vaderlands" behoort tot de geschiedenis, en over de tekoitkoniingen en verzuimen, waarvan onder gewoonte ook deze dag getuige is geweest, is alles gezegd wat er te zeggen viel. De tentoon, telling te Delft, van voorwerpen op Oranje betrekking hebben de, noodigt thans de Nederlanders tot een bezoek uit, en ook deze zal eerlang wegzinken in den vloed dei ver getelheid. Het komt ons thans niet ongepast voor, eens de vraag in overweging te nemen, welke vruchten dit alles zal afwerpen voor ons nationaal leven. Want indien er van dezen gedenkdag niets anders overblijft dan een flauwe herinnering, die op haar beurt zeer spoedig zal zijn «verzwonden in der eeuwen sttoom," och, dan ware het misschien wel zoo goed geweest indien we den lOen Juli ongemerkt hadden laten voorbijgaan. Maar zeer stellig is dat het geval niet. In de eerste plaats heeft die dag velen aanleiding gegeven om hun historische dook IWAN TURGENJEFF. Daar ik zijn karakter kende twijfelde ik niet of een minachtende behandeling van zijn fupe- riruren moest hem diep gekr enkt hebben. Maar datgene, wat ik nu bij Tegleff meende op te merken, was toch nog iets anders, een meer persoonlijke wrok. »Het wordt hier buiten kil" zeide hij plotse ling onder het schudden met zijn schouders. «Laten wij in onze hut gaan het is ook tijd om te gaan slapen." Die gewoonte was hem eigen met zijn schou ders te schudden en het hoofd van den eenen kant naar den anderen te wenden, alsof zijn das te nauw gebonden was, en daarbij greep hij met de rechteihand naar zijn hals. Niets drukte beter het eigenaardige karakter van Tegleff uit, als deze zenuwachtige beweging; ten minste zoo scheen het mij toe. Ook hem was het te eng hier op deze wereld. Wij begaven ons in de hut en legden ons neder om te slapen, hij in een hoek bij de heiligenbeelden, ik tegenover hem op een bank, waarover een weiuig hooi voor mij was gespreid. VII. Langen tijd draaide Te'gleff zich op zijn bank kennis aangaande Ptins Willem eens op te frisschen en misschien ook wel uit te breiden. Onnoodigis dat zeker niet. Wel kunnen we beamen, wat dr. R. Fruin zegt in den aanhef van zijn prachtig werk: «Tien jaren uit den tachtigjarigen oorlog", dat deze strijd het best gekende deel is onzer geschiedenis. doch we moeten vooral het woord best niet in te rijke beteekenis opvatten, want het groote publiek weet er nog bitter weinig van. Daarom juist hebben zulke gedenkdagen veel waaide; zij dwingen tot een nieuwe en tot een deugdelijker kennismaking. Ook heeft deze gedenkdag eens een gewenschte gelegenheid aangeboden om helder te doen uitkomen dat we in 't geheel niet gediend willen zijn van een soort van neutraliteit die de ze tmoord zou wezen van ons nationaal karakter. Lang genoeg hebben we lijdelijk toege zien dat men ons van een, de vrije ont wikkeling vijandige zijde heeft trachten te dw.ngen een sluier te werpen over onze dieibaarste herinneringen, uit vrees van dingen voor liet voetlicht te br-ngen die de ijveraars voor zekeie zoogenaamd- godsdienstige begrippen onaangenaam aai.doen; verschillende stemmen hebben zoo krachtig daartegen geprotesteerd, dat men nu verder vel zal willen gelooven dat niemand en niets ons zal kunnen noodzaken tegen de historie geweld te plegen. Tevens heeft, in deze dagen van oe- deloosheid de herdenking van een tijd toen ook alles verloren scheen, ons kunnen bemoedigen. We hebben uit die herin nering het bewustzijn geput, dat een volk, hetwelk aan zichzelf gelooft, rnet gerustheid de toekomst kan te gemoet treden, mits liet niet de handen slap laat hangen. Wij meenen dat Nederland i eenige behoefte had aan de vei levendiging dezer gedachte. De vraag is bij ons gerezen of Willem van Oranjt's roem van het voortbestaan der Nederlandsche natie athankelijk is of des Zwijgers naam vegeten zal worden op het oogenblik dat er geen zelfstandige staat meer zal zijn aan de Noordzee-oevers, tussclien Oost-Friesland en de Schelde. Het antwoord op die vraag wordt geheel beheerscht door de voorstelling die men heeft van liet karakter van zijn arbeid En dan inerken wij op dat hij, ofschoon grooi staatsman, geen pigenlijk staatkundig denkbeeld als lichtsnoer zijlier handelingen heeft aangenomen, .dat hij, I loewel bekwaam krijgskundige. niet in de eerste plaats beoogde het volk van Nederland door kracht van wapenen vrij te maken van allen vreemden invloed. Het beginsel voor hetwelk hij opkwam en dat hij door den drang der omstan digheden juist iu deze gewesten poogde te doen leven, was dat dt-r gewetens vrijheid de stiijd dien hij voerde was gericht tegen eiken vorm van oveiheer- scliing op godsdienstig gebied. In dien zin behoort Oranje, als zooveel andere groote mannen, der gansche tnenschheid, en zal zijn naam in gezegende herinne ring blijven overal waar men afkeerig is van gewetensdwang en het goed recht der geloofsvrijheid dui ft handhaven. Elke trek van dat schoone leven, van zijn eerste verzet tegen de bloedplakkaten des Spaanschen Filips, tot aan het oogenblik waarop hij zijn „arm volk" aanbeval in de barmhartigheid des allerhoogsten, is een bladzijde van een heldendicht, dal dooi de geheele wereld zal gelezen worden zoolang nog in één enkel gemoed een vonk van eerbied voor zedelijke grootheid 1 blijft gloren. Heeft de hulde aan Prins Willem van Oranje, den Vader des Vaderlands, om zoo te zeggen een Cosniopolitisch karak- j ter, het Nederlandsche volk, dat aan j hein het meest is verschuldigd, aanvaarde ook de taak om haar in zichtbaren vorrn levendig te houden. De tijd is daar, om hieiover van gedachten te wisselen. Een standbeeld en een graftombe spreken niet genoeg: we verlangen meer dan dat. In onderscheiden bladen is het denkbeeld geopperd, om de Delftsche tentoonstelling te maken tot het uitgangspunt van een blijvend nationaal museum: het voorma lig Prinsenhof worde nationaal eigendom en zoovee) mogplijk hersteld in den vorm dien het had toen het door den Zwijger werd bewoond. Daar verzamele men alle voorwerpen en oorkonden die betrekking hebben op onzen worstelstrijd tegen Spanje, op het leven, den arbeid en den dood des Prinsen, voor zooverre zij thans beschikbaar zijn of later door aankoop kunnen worden verkregen. Op deze wijze zal men elk oogenblik gelegenheid hebben, den vreemdeling te doen zien dat onze grootsche historische herinneringen dierbaar zijn, en dat ons volk ten volle het voorrecht beseft dat de Vorst, die zijn tijdgenooten over de gansche wereld de ware richting der zedelijke ontwikkeling aanwees, in deze gewesten zijn beginsel deed zegevieren, «lat hij dit goede land maakte tot een wijkplaats voor allen die orn des geloofs wille vervolging hadden te verduien, dat hy Nederland stempelde tot den klassieken bodem der vrijheid. heen en weer, maai ook ik kou niet inslapen. Hadden zijn vertellingen mij zenuwachtig ge maakt of had deze wondei lijke nacht mijn blued in beroering gebracht ik weet het niet. Maar ik kon den slaap niet vatten. Ja eindelijk had ik zelf geen behoefte meer aan slaap, en ik lag met open oogen te denken aan God weet wat, vermoedelijk aan allerlei onzin, zuoals dat altijd het geval is als men niet iu kan slapen. Terwijl ik mij van de eene zijde op de andere legde, strekte ik mijne hand uit daar stootte mijn vinger tegen een der balken in den wand. i Deze stoot bracht een helderen, maai' lang aan houdenden toon voort ik moest een holle plek geraakt hebben. Ik stiet er nog eens met mijn vinger tegen, maar dezen keer met opzet. Dezelfde toon. Nog eens Daar hief TeglelF plotseling liet hoofd op. «Riedel", riep hij, «hoort gij wel? Daar wordt aan het venster geklopt." Ik deed alsof ik sliep. Plotseling viel het mij in, dat ik mijn falahstiseheii vriend v/el eens voor den gek kon houden; misschien zou dit de slapeloosheid wat draaglijker maken. liij legde zijn hoofd weer op het kussen. Ik wachtte een poosje en klopte toen drie maal. Tegleff ging weer overeind zitten eu luisterde |jn gespannen aandacht. Ik klopte nog eens. Ik lag zoo, dat ik hem het gezicht toekeerde, zonder dat hij echter mijne I had kon zien die was onder het dek. «Riedel!" riep Tegleff. Ik antwoordde niet. «Riedel!" herhaalde hij luider, «Riedel!" «Wat wat is er vroeg ik op den toon van iemand, die wakker gemaakt wordt. «Hooi t gij dan niet, dat er onophoudelijk aan het venster geklopt wordt? 't Is juist alsof er iemand binnen wilde." «Misschien een voorbijganger," stotterde ik. «Wij moeten open doen, of ten minste gaan zien wat het is." Maar ik antwoordde reeds niet meer en deed of ik reeds weder sliep. Er vei liepen eenige minuten ik begon weer te trommelen lvlup klop klop Teglelf richtte zich overeind eu luisterde. Klop klop klop klop klop klop Bij het tlauwe, schemerachtige licht dat door de half ge>loteu luiken drong, kon ik al zijne bewegingen volgen. Hij keerde het gelaat nu eens naar het venster, dan weer naar de deur. Het was inderdaad niet gemakkelijk te onderscheiden vanwaar het geluid kwam men zou gemeend hebben dat het langs den geheelen wand ioudliep. Ik had toevallig een ocustieke plaats getroffen. Klop klop klop «Riedel schreeuwde Tegleff eindelijk. «Rie del. Riedel!" «Wat is er?" vroeg ik geeuwende. «Hooit gij dan niets? Er wordt geklopt 17 «Och kom, ik hoor niets", antwoordde ik, en ik deed weer alsof ik insliep, ja ik begon zelfs te snorken. Tegleff kalmeerde zich. Klop klop klop «Wie is daar?' riep Tegleff. Er volgde natuurlijk geen antwoord. «Klop klop klop Tegleff sprong het bed uit, rukte het venster open, stak zijn hoofd naar buiten en riep met een ontzaglijke stern: «Wie daar? Wie heeft er geklopt?" Daarna opende hij de deur eu herhaalde zijn vraag. In de verte hinnikte een paard Hij legde zich weer te bed. Klop klop klop Tegleff keerde zich langzaam om en ging overeind zitten. Klop klop klop Tegleff trok vlug zijn laarzen aan, wierp zich een mantel om de schouders, nam zijn sabel van den wand en ging naar buiten. Ik hoorde, hoe hij tot tweemaal toe om de hut liep en bestendig vroeg: «Wie is daar? Wie loopt hier rond? Wie heeft er geklopt?" Daarna hield hij plotseling op, bleef op de straat, niet ver van den hoek waar ik lag, staan, keerde zonder een woord te zeggen naar de hut terug, en wierp zich geheel gekleed op bed. Klop klop klop begon ik weer Klop klop klop Maar Tegleff bleef stil liggen, hij vroeg niet eens: Wie klopt daar? Hij bleef stil niet het hoofd in de hand zitten. Toen ik zag dat dit niet meer hielp, wachtte ik een tijd lang, deed toen plotseling alsof ik ontwaakte, zag Tegleff aan en zette een uiterst verbaasd gezicht. «Zijt gij soms naar buiten geweest?" vroeg ik. «Ja antwoordde hij onverschillig. «Hebt gij dan later nog weer hooi en kloppen?" »Ja." «En niemand gezien?" «Niemand." «En houdt het kloppen nu op?" «Ik weet het niet. Het kan mij nu niets meer schelen." «Nu Waarom nu Tegleff antwoordde niet. Ik schaamde mij een beetje en had medelijden met hem; maar ik kon het niet over mij ver- ktijgen hem de poets te bekennen. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1884 | | pagina 1