NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
EEMNES, MELD, HOEVELAKEN, HOOGLAND, LEUSDEN, SOEST,
VUURSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG
Laurier en Mirt.
Feuilleton.
No. 76.
Zaterdag 20 September 1884.
Dertiende Jaargang.
Losse steentjes.
AMERSFOORTSCHE COURANT.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,—. Advertentiën van 1—6 regelsf 0,40.
Franco door het geheele Rijk1,10. UitgGVerA. M. SlothOUWGr, Iedere regel meer,0,05
or, Voor het Buitenland0,07
Afzonderlijke nummers3 Cent. TE AMERSFOORT. Reclames per regel 0,20.
Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zateidags. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Ieder, die zich van
lieden af wil abonnee-
ren op de NIEUWE AMERS-
FOORTSCHE COURANT ont
vangt de nog verschijnende Nos.
in dit kwartaal gratis.
Wij koesteren niet de minste vrees
voor tegenspraak, als we beweren dat
onder de bronnen van Nederlands wel
vaart, de landbouw de eerste en voor
naamste plaats inneemt.
Daarom ook kunnen wij het niet anders
dan levendig toejuichen, dat deze tak van
industrie bij toeneming den kring van
belangstellenden in zijn bloei ziet uitbrei
den. Men kan zonder overdrijving zeggen,
dat de grootste helft der wetenschappen,
welker beoefening den vooruitgang der
beschaving ten doel hebben uit eigen, aan
dacht aan den landbouw schatplichtig zijn
geworden. Het is nog niet zóó langgeleden
of wij hebben er nog heugenis van, dat hij
de hulp, van den kant der «geleerden"
aangeboden, met zekere naïve plompheid
van de hand wees, en in allen eenvoud
meende, dat de «heeren" maar bij hun
boeken moesten blijven en den boer op
zijn land met rust laten. Doch de weten
schap is een lastige dameheeft zij een
maal besloten zich met iemands zaken te
bemoeien, dan houdt zij niet op aan te
kloppen totdat men haar toegang verleent.
Is zij binnen, dan valt zij verbazend mede
en acht men zich gelukkig met haar
voorlichting. Zoo is het met den land
bouw gegaan, en zelfs de ijverigste
smalers op de «théorie" zijn geëindigd
met te erkennen, dat men tot voor
korten tijd haar waarde veel te laag heeft
Novelle naar het Duitsch
VAN
A. v. d. ELBE.
1) Het was in de tweede helft van het jaar
1870. De Fransche oorlogsverklaring had het
nationaal gevoel in alle Duitsche gemoederen
doen ontvlammen en ijverig werden de krijgs-
toebereidselen gemaakt. De regimenten ver
lieten het eene na het andere hunne garnizoe
nen, om naar de Fransche grenzen op te trekken.
Artillerie en infanterie waren reeds uit de
provinciale hoofdstad weggetrokken, morgen zou
het huzarenregiment volgen.
Op den namiddag voor den Opmarsch verliet
liet grootste gedeelte van het oflicierskorps, in
schitterende uniform en voortreffelijk bereden,
de stad, om gevolg te geven aan de uitnoodi-
ging van een rijk grondbezitter, die op zijn
ongeveer een uur van de stad gelegen landgoed
den huzaren een afscheidsfeest wilde geven.
Hij had vroeger zelf bij het regiment gestaan,
waartoe nu zijn oudste zoon behoorde en
wenschte nog eenmaal, vóór het aanbreken van
den ernstigen tijd, de elegante wereld uit de
stad en omstreken voor eenige vroolijke uren
in de schoone zalen van zijn slot te verzamelen.
Menig rijtuig met oudere officieren en hunne
familiën, met hooge ambtenaren en schoone
vrouwen rolde reeds over den straatweg voort
of trof met de schitterende cavalcade der jonge
getaxeerd.
En nu de zaken zóó staan, hopen we
dat de mannen van de wetenschap voort
zullen gaan hun diensten te bewyzen.
Onze eeuw heeft den naam van zeer
matérialistisch te zijn, en altijd het oog
gericht te houden op «practisch nut" en
stoffelijk voordeel. Wij voor ons zouden
meenen dat er nog genoeg wordt gear
beid aan afgetrokken bespiegelingen, en
dat het een heel goed nevens het andere
kan bestaan. Dat iemand zijn denkkracht
besteedt aan bet opsporen van de gods
dienstvormen van een sinds lang verdwe
nen volk, aan de juiste beteekenis van
een uitdrukking bij een Griekschen schrij
ver, aan de afleiding van een woord,
voortreffelijk: toch hechten wij, t't is
misschien een verkeerd denkbeeld,
meer gewicht aan den arbeid van den
man, die het middel zal vinden om op
weinig omslachtige en voor de gezond
heid onschadelijke wijze de meststoffen
uit steden en dorpen voor den landbouw
te benuttigen.
Inderdaad, bij eenig nadenken zal ieder
het groote gewicht van dat vraagstuk
gevoelen. Al staat het als een paal boven
water, dat geen enkel stofdeeltje wordt
vernietigd, dat de natuur zelve zorg draagt
voor de omwisseling der grondstoffen dat,
er een aanhoudende herschepping plaats
vindt, dat proces beweegt zich veel
tijds langs wegen, geheel buiten ons be
reik, en het «nuttig effect" dier vorm
veranderingen gaat voor ons verloren.
De faecaliën der steden komt voor een
groot deel terecht in grachten en vaarten
daar blijven ze liggen, bederven voor een
poos de gezondheid, en men is al heel
blij als ze ten slotte gedeponeerd kunnen
worden in den grooten vergaarbak, de
zee. Maar het zijn juist diezelfde stoffen,
die we noodig hebben om het door de
huzaren-officieren samen, die niet nalieten zich
als behendige ruiters te toonen en bij de rijtuigen
met groeten en toespraken buigingen te maken.
Alle gezichten vertoonden heden eene buiten
gewone spanning, uit aller blikken fonkelde eene
verhoogde gemoedsbeweging; de spraak was
radder, de wijze van uitdrukken krachtiger dan
anders.
De levendigste, vroolijkste van al deze naar
daden dorstende jonge mannen was de zoon van
den gastheer, luitenant Viktor v. Strieszen. Zijne
donkere oogen schitterden van levenslustde
overmoed lachte van zijne fijngevormde lippen
en gezonde frischheid lag als zonneschijn over
zijn geheel wezen verspreid. Schijnbaar als aan
voerder reed hij met een zijner kameraden aan
het hoofd van den stoet.
«Zij is nog niet voorbij," begon hij ernstig.
»Ik heb ieder rijtuig scherp opgenomen. Waar
schijnlijk zal zij met zijne zuster Isidore rijden."
«En gij wilt u heden nog met haar verloven,
gelukkig mensch?" zuchtte de andere, een
kleine, blonde luitenant, met een nog kinder
achtige uitdrukking in de gansch niet fraaie
trekken.
»Wat ge al niet vraagt, enfant terrible Een
anderen veroorloofde ik zulke naiveteit niet.
Hebt ge voor mij het bouquet bezorgd? Is je
knecht in de vigelante daarmeê vooruit?"
«Niets dan oranjebloesems, rozen en mirtengij
kunt op mij vertrouwen. Maar nu, zeg mij ook
hoe het met je staat?"
«Stephanie heeft mij zooveel bewijzen van
hare genegenheid gegeven, dat ik hoop," ant
woordde Viktor met gedempte, maar van in.ven-
dige aandoening trillende stem. «Mirten en
laurieren, o, gij goddelijke kransen, wordt de
mijnel" vloeide het als een onderdrukt gejuich,
uit zijn hoog gezwollen horst.
«Zij heeft u uitverkoren en hoe 1 Wie zou
cultuur verbroken evenwicht in de be-
standdeelen van den bodem te herstellen,
en al kan men nu aantoonen, dat over
eenige eeuwen de zee in den een of an
deren vorm teruggeeft wat zij heeft ont
vangen, het thans levend geslacht
heeft meer belang bij omzettingen waar
uit het dadelijk voordeel trekt. Nu is de
quaestie dezebreng, wat de steden
gaarne kwijt zijn, op het land dat het
gaarne in ontvangst neemt, op zoodanige
wijze, dat de kosten minder bedragen
dan de te verkrijgen waardevermeerdering
van de opbrengst der landerijen. Zonder
deze laatste voorwaarde is de vraag reeds
beantwoord, maar bij deze oplossing
vinden de financiën een slechte rekening.
De théorie moet den weg aanwijzen
dien de practijk zal betreden. Door inacht
neming van dit beginsel is onze veeteelt,
en is onze zuivelbereiding reeds sterk
vooruitgegaan, en het is te verwachten
dat zij zich nog verder zullen ontwikke
len. Voor het overige is er op landbouw
gebied nog veel te doen.
Om maar iets te noemen
De oofteelt. Hoe komt het, dat in onze
boomgaarden zooveel zieke boomen staan,
die een schralen oogst van midddelmatige
vruchten opleveren? Omdat men niet ge
noegzaam zorg draagt voor vernieuwing
der soorten. Van geslacht op geslacht
worden takken van oude boomen op de
wilde stammen geënt, en de krankheden
die de verschillende exemplaren teisteren
worden voortgeplant en vermenigvuldigd.
In Frankrijk heeft men bevonden dat,
bij het nemen van de noodige voorzorgen,
de appelboomen door stekken kunnen
voortgeplant worden: een ruime toepas
sing van dat middel zal, vreezen we, het
kwaad doen toenemen. Veel practischer
achten wij het middel, voor jaren reeds
aanbevolen door de Luntersche landbouw-
met u kunnen concurreerende lengte van
tien paarden zijt gij ons allen bij iederen sport
vooruit."
«Je Graventitel en je toekomstig majoraat,
Ottootje, bekoort menig vrouwenhart: wel is
waar bij Stephanie
«Hoe zeer ik haar ook aanbid, ik zou het niet
ernstig gewaagd hebben."
»'t Is je geluk! Vernietigen zou ik iedereen
willen, die mij bij haar in den weg komt!"
Achter die beiden reden twee meer gezette
mannen. Zij spraken van de marschroute, van
sommige dienstverordeningen voor het transport
van rnenschen en paarden en het vermoedelijk
gereed zijn der Franschen voor den oorlog.
«Zult ge uwe gemalin nu zonder zorg kun
nen verlaten, Heer Ritmeester v. Losch vroeg
na een korte poos de Majoor den in 't midden
rijdenden officier.
«Ik dank u, zij is vrij wel en mijn jongen
ook," antwoordde de aangesprokene. Nu geef
ik alleen voor een of twee uren, uit een kame
raadschappelijk oogpunt, aan de uitnoo liging
van Baron v. Strieszen gehoor en keer dan
terug; mij is het onmogelijk, vrouw en kind op
den laatsten avond alleen te laten."
«Zeer natuurlijk Niemand zal 't u kwalijk
nemen, als ge u spoedig terugtrekt."
Men bereikte juist het dorp, waarin de dag-
looners van het slot woonden, en de officieren
reden links van den straatweg in de breede
kastanjeboomenallee, die naar het slot Stries-
zenhorst omhoog leidde.
«Daar zijn zei" (luisterde Viktor den blonden
Graaf toe en joeg een rijtuig achterna, dat juist
voor hen uit naar het slot reed.
In de elegante, open kalesch zaten twee dames.
Van de hooge zitplaats op den bok reed de Heer
zelf, een koetsier zat naast hem. Viktor hield
zich aan de zijde der rooskleurige parasol, die
vereeniging, die de ooftcultuur wil ver
beteren door het aankweeken van nieuwe
soorten uit zaden, en we ontveinzen onze
verwondering niet, dal er nog zoo weinig
medewerkiug wordt gevonden om dit
denkbeeld in toepassing te brengen.
Een ander voorbeeld
De hoedanigheid van onze aardappelen
gaat, in doorsnede genomen, achteruit.
Als men oude rnenschen hoort beweren
dat zij in hun jeugd lekkerder aardappe
len aten, dan mag men dit niet uitsluitend
aan de verminderde gretigheid van hun
maag toeschrijven, want het feit is niet
te betwisten. De Engelschen weten het
trouwens ook welde voormalige groote
uitvoeren uit het Westland hebben bijna
geheel opgehouden. Men zegt ook dat
vele soorten, die in vroeger jaren rijke
lijk bloeien, thans geen bloempje meer
laten zienwij meenen dat als een teeken
van verzwakking der plant aan te mogen
merken. Hoe komt dat? Eenvoudig omdat
er geen verjonging plaats heeft. De voort
planting op de gebruikelijke wijze, met
pootaardappelen levert wel voor een tijd
goede resultaten op, maar eindelijk bereikt
de plant, die men steeds door middel
van haar eigen orgaan, een deel van den
wortel, in het leven houdt, een ouderdom
die op haar samenstelling van invloed is.
Proeven, om soorten uit den vreemde,
vooral uitNoord-Amerika, hier inheemsch
te maken, leverden tot dusver een meer
dan twijfelachtig resultaat. De voort
planting moet geschieden op natuurlijke
wijze, en dan zal men een nieuw geslacht
krijgen, van meer voedingsgehalte, en
minder vatbaar voor het bederf, dat men
de aardappelenziekte noemt, en waarvan
de knol bij het poten reeds de kiemen
medebrengt die slechts op gunstige om
standigheden wachten om zich te ont
wikkelen. Elk landbouwer die bij den
hij meende te kennen. Zijn bruine danste, door
vaste hand gemend, naar het rijtuig voort ter
wijl hij de daarin zittenden groette. Het was Steph
anie, de schoone Presidentsdochter, die in de
equipage van zijn zwager, den Regeeringsraad,
en naast zijne zuster naar het ouderlijk goed
heenreed. Niets had meer gewenscht voor hem
kunnen zijn. Welk een samentreffen zijner
familiebetrekkingen op dezen gewichtigen af-
scheidsdag! Ja, hij wilde en moest heden tot
haar spreken. Hoe dikwijls had hij reeds in
den loop des winters zijne liefdesverklaring op
de lippen gehad. Hij begreep thans zichzelven
niet, dat hij zoo menige goede gelegenheid on-
benuttigd voorbij had laten gaan. Met dubbelen
blijdschap en zekerheid van te overwinnen, zou
hij ten strijde trekken, wanneer hij zeker wist,
haar hart behoorde hem toe en zij zou hem
bij de terugkomst met laurier en mirt, waar
naar hij zoo vurig verlangde, tegemoet'komen 1
Isidoor, zijne oudere zuster, had hem tot nu
toe steeds vriendelijk raadgevend van eene be
slissende verklaring terug gehoudenzij was
van oordeel dat hij op zijn vijf en twintigjarigea
leeftijd nog te jong was, hij moest zien, wat
de tijd hem verder bracht, of zijn stormachtig
gevoel voor het schoone meisje van duur was.
Ja, zij had eens zich uitgelaten, zij kon geen
recht vertrouwen op Stephanie,s karakter. Nu
echter reed zij zelve met de geliefde naar het
afscheidsfeest. En hoe hartelijk, bijna teeder
zag de jonge vrouw neer op haar buurmeisje I
Het was immers bijua niet mogelijk de
lieftalligheid van dit schoone schepsel te weer
staan.
Wordt vervolgd.