nieuwe
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Be laatste ier Calero's
N°. II.
Zaterdag 7 Februari 1885.
Veertiende Jaargang.
Pensioenfonds voor Werklieden.
abonnementsprijs
advertentiên:
Feuilleton.
BINNENLAND.
AMEBSFOOBTSCHE COURANT.
VOOR
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele "Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Van 16 regels 0.40iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Men kan aan onzen tijd, en niet
zonder grond, allerlei tekortkomin
gen verwijten, aan het thans levend
geslacht met ernst de vraag voorleg
gen, of wel met genoegzamen ijver
gestreeld wordt naar de bevordering
van het goede in elke lezing. Maar
geheel onrechtvaardig zou het zijn,
niet te erkennen, dat we, met strui
kelen, en vallen, en weer opstaan,
toch vooruitgaan.
Daar zijn menschen, die de grond
slagen onzer maatschappelijke instel
lingen geheel verrot noemen. Met
hen valt niet veel te redeneeren.
Dat de boel niet sinds lang is inge
stort, is stellig hun schuld niet
konden zij integendeel er iets aan
toebrengen, zij zouden het niet laten.
Wie echter van meening is, dat
de maatschappij een organisch ge
heel is, dat zich langs den gewonen
en geleidelijken ontwikkelingsgang
wijzigt en vervormt, verheugt zich in
het aanschouwen van elk verschijn
sel, waaruit blijkt, dat het levens
proces niet stilstaat. Hij zal de
»grondslagen" maar liever met rust
laten, en zijn geheele belangstelling
wijden aan hetgeen tot stand wordt
gebracht, om bestaande gebreken te
doen verdwijnen.
Het pensioenfonds voor werklie
den, welks inwerkingtreding thans
wordt aangekondigd, begroeten we
als een der schoonste scheppingen
van den tegenwoordigen tijd. Een
philanthropie van het zuiverst gehal
te is de moeder van den jonggeborene;
de wetenschap heeft hem ten doop ge
houden, en met de beste verwach
tingen voor de toekomst treedt hij
het sociale leven in.
Het zou dwaasheid zijn nu te ver
klaren, dat de toestand der arbei
dende klasse in het algemeen, voor
goed is verbeterd. De ouderen heb
ben aan het pensioenfonds niets
om er gebruik van te maken zouden
zij premies moeten storten, ver bo
ven het bereik hunner krachten.
Maar voor de jongeren is de gele
genheid opengesteld, hun toekom
stig lot, als zij niet weer in staat
zullen zijn door arbeid in hun on
derhoud te voorzien en derhalve ge
dwongen zouden zijn hun laatste le
vensdagen in afhankelijkheid te slij
ten, duurzaam te verzekeren. De
tarieven van het fonds zijn zoo inge
richt, dat elke storting van premie
haar nauwkeurig berekende vruchten
afwerpt, waar en onder welke om
standigheden de deelhebber zich be
vindt. Natuurlijk, de werkman ont
vangt hier niets gratis, en zou dat
ook niet begeeren het „Eigen hulp"
staat hier geheel en al op den voor
grond. En toch zou er van het flink
beraamde plan niets terecht zijn ge
komen, indien niet de meergegoe-
den hun bijdragen hadden geleverd
tot het bijeenbrengen van een waar
borgkapitaal, zonder hetwelk een
dergerlijk fonds onmogelijk kan wer
ken.
Hulde den mannen, die zoowel
door hun initiatief als door hun
voorlichting de verwezenlijking van
het grootsche denkbeeld bebben be
vorderd, hulde ook hun, die door
hun geldelijke offers de moeielijkhe-
den, aan de oprichting van het
fonds verbonden, hebben vereffend.
De werklieden bebben nu te too-
nen, dat men zich niet vruchteloos
met hun belangen heeft beziggehou
den. Het is niet onwaarschijnlijk, dat
er onder de jongeren zijn, die met
zeker welgevallen geluisterd hebben
naar de beschuldigingen van een be
kende zijde tegen het «kapitaal" ge
slingerd, als ware dat de vijandelij
ke macht, tegen welke zij eerlang
ten strijde geroepen zullen worden.
Dat zij even nadenken, of hier niet
een nieuw bewijs is geleverd van de
onmisbaarheid van datzelfde «kapi
taal" in de maatschappelijke orde.
En wanneer zij het groote nut
van het pensioenfonds, op geheel
uit het Italiaansch van
vittorio bersezio.
2) Toen de aandrang der geestdrift
volle menigte, die hem hare hulde kwam
brengen, eenigszins verminderde en de
beroemde physioloog zich haastte de
laatste handdrukken te geven, om daarna
huiswaarts te keeren, zag hij een jonge
ling op zich toetreden van eene hooge
gestalte, rank, eenvoudig en smaakvol
gekleed, met aristocratische manieren,
schoone gelaatstrekken en een eenigszins
bleek en ontroerd, maar open en bijzon
der innemend gelaat, die, na hem beleefd,
ofschoon min of meer uit de hoogte
gegroet te hebben, hem vroeg:
«Heer dokter, het zou mij aangenaam
zijn een half uur van uw tijd in beslag
te mogen nemen. Zoudt u zoo vriendelijk
willen zijn mij te zeggen 6f en wanneer gij
mij dat kunt verleenen?"
De stem had iets even innemends als
de geheele persoonlijkheid, de eenigszins
gedempte maar welluidende en krachtige
vrijen grondslag en zonder hulp of
inmenging van den staat gevormd,
erkennen, welnu, dan rust ook
op hun de plicht, tot het welslagen
mede te werken. Wij verwachten
niet, dat de stroom der deelhebbers
dadelijk overweldigend groot zal
zijnbezorgdheid is ons meer eigen
dan zorg voor de toekomst, en het
bewustzijn, dat wij ons naar de ma
te onzer krachten moeten verzeke
ren tegen de rampen, aan ouderdom,
ziekte of ongeval onafscheidelijk ver
bonden, is nog niet diep genoeg in
onze zeden doorgedrongen. Maar
naarmate onze jeugd beter leert den
ken en waarnemen, zal het getal
ook grooter worden van hun, die de
bouwmeesters willen zijn van hun ei
gen toekomst.
Wanneer er een wet in het leven
werd geroepen, bepalende dat ieder
loontrekkende een gedeelte van zijn
inkomsten moest afzonderen voor
een pensioen of levensverzekering,
men zou zich, aanvankelijk misschien
morrende, daaraan onderwerpen. Dat
ieder nu, die iets gevoelt van den
ernst des levens, zichzelven die wet
stelle, dan wordt, met stipte eerbie
diging van de persoonlijke vrijheid,
hetzelfde doel bereikt.
Op de gewoonlijk gereedliggende
bedenking«Het kan er niet af,"
antwoorde men eenvoudig Het moet
er af. De belastinggaarder vraagt ook
niet of 't wel kanhij presenteert
kalm zijn aanslagbiljet, en de betaling
volgt vanzelf.
Jeugdige werklieden, benoemt U-
zelven tot uw eigen belaslinggaar-
ders. Spiegelt u aan het lot van zoo
menigen ouden vakgenoot, die met
schrik het oogenblik ziet naderen
waarop zijn hand het gereedschap
moet laten glippen, en bij zijn leven
zal moeten verlengen met de gaven
van anderen.
Daar zijn er ook, die nog altijd
blijven praten van de verplichting
des werkgevers, om voor hun be
jaarde arbeiders te zorgen. Dat is
onzin. Er is geen enkele grond,
waarop die verplichting rust. Dat
sommigen onder de meervermogenden
dat in enkele gevallen doen, is een
buitengewone gunst, niets meer. De
werkgevers wandelen waarlijk ook
niet altijd op rozen, en zeer velen
hebben reeds een hoog te waardee-
ren blijk van offervaardigheid gege
ven door hun bijdragen, in het ves
tigingskapitaal. Arbeidsvermogen is
evengoed een handelsartikel als
ieder anderde maatschappelijke
wetten regelen de stoffelijke verhou
ding lusschen arbeid en loon, die
der broedermin de zedelijke betrek
king tusschen arbeider en werkge
ver. Doch de spreukHelp Uzelzen,
zoo zal God U helpen, blijft ook
hier van volle toepassing.
Wie het doel wil, moet de mid
delen niet veronachtzamen, onze jon
gelui moeten hetgeen zij voor de
pensioen verzekering afzonderen, uit
sparen op hun uitgaven voor genot
en ontspanningdat is niet anders.
Maar de zaak is het oll'er ten volle
waard. Een onberekenbare schat van
levensmoed en arbeidskracht valt
hem ten deel, die met een kalm ge
moed kan denken aan zijn toekomst
en het fiere bewustzijn met zich om
draagt, dat hij het aan eigen over
leg heeft te danken, dat hij den
avond zijns levens met helderen blik
kan zien naderen.
Zoo opgevat, wordt het pensioen
fonds een element van zedelijke
kracht, die de Nederlandsche natie
tot een hooger peil doet stijgen.
Aan het Paleis van H. K. H. Prin
ses Hendrik ligt, zoo ineldt het Dagblad,
een register van gelukwensching ter tee-
kening, waarin reeds zeer vele aanzien
lijke personen hun naam hebben ge
schreven.
Tot degenen die Zondag, op het ont
vangen van telegraphisch bericht van
toon werd getemperd door eene zekere
droefgeestigheid, welke allicht ook oor
zaak was, dat zijne ligipen onder 't spreken
eenigszins beelden.
Fuloi vestigde zijn scherpen, mensch-
kundigen blik op de oogen van den jon
geling; en achter eene zekere verlegenheid
ontwaardde hij daar een schat van goede
trouw en goedheid welke den physioloog
en wijsgeer ongemeen behaagden.
Indien bet eene zaak betreft, die spoed
vereischt, antwoordde hij, dan is mijn tijd
dezen zelfden avond ter uwer beschik
king.
Eene lichte grijns ontsierde een oogen
blik den rechterkant van den mond des
jongelings, blijkbaar eene zenuwachtige
trekking, die hem eigen was en die den
opinerkzamen blik van den geleerden
professor geenszins ontging.
Hij scheen te aarzelen men zou gezegd
hebben, dat hij deels wenschte, deels
vreesde de verzochte samenspraak te ver
haasten.
«Neen"; zeide hij eindelijk,
zoo dringend is het niet, het is tijdig
genoeg, indien u morgen de goedheid
wilt hebben mij te woord te staan."
De professor noemde een morgenuui.
«Voortreffelijk", antwoordde de onbe
kende een weinig kortaf, «ik ben u zeer
verplicht."
«Gij weet mijn adres
«Om u te dienenHötel d'Europe, en
daar het niet meer dan billijk is, dat u
wete met wien u spreekt: ziehier mijn
kaartje, mijnheer."
En het te voorschijn halend uit eene
portefeuille, versierd met een adelijk
wapen, overhandigde hij het den dokter.
Deze beschouwde opmerkzaam de kleine,
langwerpige, aristocratische en keurig
gehandschoende hand en de streep wit,
glad, fijn vel, die zichtbaar werd tusschen
den rand van den handschoen en den
sneeuwwitten liandboord.
«Zeer goed, zeide hij het kaartje aan
nemend, dat hern gegeven werd, ofschoon
niet de naam noch de rang datgene is,
van hen met wie wij in aanruking komen,
wat ons geneesheeren het meeste belang
inboezemt.
De lippen van den onbekende plooiden
zich tot een glimlach, welke overging in
diezelfde zenuwachtige trekking. En na
eene lichte buiging verwijderde hij zich
zoosnel, dat Fuloi den tijd niet had den
naam te lezen, die op het kaartje ge
drukt stond, dat hij in de hand hield en
de oogen weder opterichten alvorens hij
verdwenen was:
ALESSANDRO CALDIERO Dl
SOTTARDO
luidde de naam, die daar onder een mar-
kiezenkroontje vermeld stond.
Dien zelfden avond kan de schoone
Aldovira die zich in eene dei rijke zalen
van het grootsche paleis der Santospero's
bevond, de laatste en eenigste afstam
melinge van dat beroemde geslacht, ter
nauwernood het ongeduld, dat haar ver
vulde en dat haar telkens en telkens
weer een ongerusten en bijna verbolgen
blik op de wijzers der pendule deed
slaan, voor de weinige bezoekers, die
haar moeder omringden, verbergen.
Bij het minste gedruisch, dat zich in
de nabijzijnde zaal deed hooren hief het
schoone meisje het hoofd snel omhoog,
telken male als de portiéres zich openden
richten hare oogen zich haastig op de
deur en verscheen er een licht, rozen
kleurig tintje onder het fijne, bleeke,
teedere vel harer wangen, om dan wan
neer de binnentredende nimmer de ver
wachte persoon was, plaats te maken
voor eene nauw merkbare beweging van
ongeduld, die de fijn gekrulde, golvende
lokken welke haar voorhoofd versierden
deed trillen, terwijl de donkere pupillen,
omgeven door een waas van kristallen,
azuren vocht, schitterden van smartelijke
de verloving, de eerste waren om de
Prinses geluk te wenschen, behoorden
HH. MM. de Koning en de Koningin. Zij
zonden een felicitatie per telegraaf.
In den Haag wordt het aanstaande
vertrek zeer betreurd. Daartoe zijn trou
wens, afgezien van de beminnelijke per
soonlijke eigenschappen, redenen toe
vaak toch was de Prinses de eenige ver
tegenwoordigster van ons Koninklijk Huis
in de Hofstad.
Ook in de Hoofdstad des rijks had zich
de Prinses bij haar herhaald be..„ek vele
vrienden gemaakt.
Tot de Statuten, die in No. 29
der Staatscourant voorkomen, behoort ook
die der «öddelerheegde", te Apeldoorn,
boschcultuur en ontginning, met een kapi
taal groot f120000.
De Stichtsche Ti amway-Maatschap-
pij heeft met 1 Februari boodschapkaar-
ten ingevoerd tegen verminderd tarief,
geldig tusschen Utrechtde BildtZeist
en station Driebergen.
Voor het Utrechtsche garnizoen
is aanbesteed GO0 H. L. witte en ^00
H. L. roode tarwe. Aangenomen, voor
witte f7,36 per II. L., door M. de Gier,
te Gorinchem, voor roode a f7,45 per
II. L. door J. van Aalderen, te Zwolle.
In de plaats van Mr. Verloren van
Themaat, die overleden is, werd door
Z. M. den Koning tot President der
Arrondissements-Rechtbank te Utrecht
benoemd de heer Mr. F. A. R. A. Baron
van Ittersuin, thans Vice-President.
Voorts werd in de plaats van den lieer
van Ittersum tot Vice-President benoemd
de heer Mr. J. van Walré, rechter in
die rechtbank.
Het Nederlandsch Zendelinggenoot
schap te Rotterdam verkeei t in een kwij
nenden linantiëelen toestand, die er wel
toe leiden kan, dat het zijne werkzaam
heden zal moeten staken, indien geene
krachtige hulp wordt verleend. Om deze
krachtige hulp te verkrijgen en het ge
nootschap in stand te houden hebben
bestuurders nu een manifest uitgevaardigd
aan het Nederlandsche volk, waaraan
een woord, ter nadere opwekking dooi
de Provinciale commissie wordt toege
voegd.
teleurstelling.
Hoezeer zij, zooveel zij vermocht haar
smartelijk ongeduld verborg was het 't
opmerkzaam oog van een jongeling, die
zijn blik vol aanbidding gestadig op hare
bekoorlijke gelaatstrekken hield gevestigd,
niet ontgaan.
Hij was schoon evenals zij, krachtig
en goed gespierd en met een gelaat
schitterend van gezondheid zijne kleeding
muntte uit door smaakvolle elegantie
even als die van al degenen welke zich
in de zaal bevonden, hij had dezelfde
goede manieren en gebruikte dezelfde
taalvormen en toch was er, hoe gering
het ook zij, iets bij hem waar te nemen,
dat hem onderscheidde van de andere
gasten.
Er was eene schaduw van verlegenheid
in zijne houding, een tintje van onder
danigheid in zijn spreken; even als een
aandachtig en fijn opmgrker in de wijze,
waarop de anderen zich tegenover hem
gedroegen, hoe hoffelijk deze ook ware,
een zeker iets van meerderheid, van toe
geeflijkheid zou hebben opgemerkt.
De zaak was dezein dit salon van
eene der ofldste en uitgezoehtste aiis-
tocratiscbe famihën ve'rzamelde zich de
bloem van den adel en hij, de schoone
jongeling was een nieuw geadelde, een
parvenu. (Wordt vervolgd).