NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
N°. 28.
Woensdag 8 April 1885.
Veertiende Jaargang
Feuilleton.
VOOR
abonnementsprijs
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentiên:
BINNENLAND.
VERLOOCHEND.
AMEBSFOORTSCHE COURANT.
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags.
Van 16 regels f 0.40iedere regel meer 5 Cent.
Advertenticn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Z. M. de Koning verleent heden ten
Paleize te Amsterdam audiëntie aan
militairen, civiele autoriteiten en com-
missiën en morgen aan particulieren.
De vooruitzichten van de sociaal
democratie zijn in ons land nog niet bij
zonder schitterend. Hoewel wij het ten
zeerste afkeuren dat men, indien biertoe
van de zijde der volgelingen van Domela
Nieuw enhuis geen aanleiding gegeven
wordt, de vrijheid van te vergaderen en
het ongestoord zich bewegen op de stra
ten aan de sociaal-democraten ontneemt
van de zijde van het publiek, zoo ver
heugen wij ons toch dat ons volk in het
algemeen zich zoo wars toont van theo-
riën en daden, die, naar onze meening,
de maatschappelijke verhoudingen niet
ten goede zullen komen.
Te Amsterdam werden de sociaal-de
mocraten op alle mogelijke wijzen ge
hinderd en geplaagd door het straatpu
bliek. Te Scheveningen werden zij ver
leden jaar met geweld door de ingezete
nen verdreven. Voor eenige weken kre
gen zij te Voorburg slaag. Thans zijn zij,
naar het Dagblad meldt, te 's Gravezande
niet beter ontvangendaar werden eeni-
gen van hen in 't water gedrongen.
Waarlijk, men behoeft zich voorloopig
niet ongerust te maken over den invloed
der sociaal-democratie op onze maat
schappij.
Voor de vacante betrekking van
directeur der stadsreiniging te Amster
dam, hebben zich reeds een 500-tal sol
licitanten aangeboden, waaronder een
groot aantal le luitenants en kapiteins.
Er moeten onder dat groote aantal slechts
enkele vakmannen zijn.
De Leidsche maskerade belooft dit jaar
zeer goed te zullen slagen. Reeds een
170-tal studenten heeft zich ter deelne
ming aangemeld, terwijl de geheele stoet,
met inbegrip der anonymi, uit ongeveer
210 personen zal bestaan. Wegens de
omstandigheid, dat er zooveel vreemdelin
gen komen, die in Leiden noch magen noch
bekenden hebben, heeft de commissie
besloten, hun de gelegenheid te geven,
den stoet van nabij te kunnen gadeslaan.
De datum is nog niet bepaald;maar
op een Dinsdag zal de stoet rondgaan.
Toer. verleden week de trein uit Am
sterdam te Hoorn aankwam, had daarop
een ontzettend voorval plaats. Een mili
tair, die naar het garnizoen aldaar over
geplaatst was, schoot zich in eene coupé
3de kl. dood. Men kan begrijpen hoe
hevig ontsteld zijne medereizigers waren.
Welke de redenen zijn van dezen zelf
moord of dat hier aan een ongeluk te
denken is, weten we nog niet met ze
kerheid te zeggen.
De 32e algemeene vergadering
van de vereeniging van Christelijke on
derwijzers en onderwijzeressen zal plaats
hebben te Amsterdam op 27 en 28 Mei.
De Regeering had de begrootingen
gesteld op 136,172,74,36thans bedraagt
dit 135,220,555,17Aldus bezuinigd
952 duizend 185,497 gulden. De ontvang
sten zullen bedragen ƒ120,764,17600;
derhalve een tekort van bijna 174 mil-
lioen gulden.
Waarlijk geen kleinigheid
Als een middel tot versterking
van borst en longen, zoowel bij kinderen
als volwassenen, beveelt een Duitsch
hlad, op raad van een geneeskundige,
het inhalen van frissche lucht door een
penneschacht aan. Men moet de zooveel
mogelijk zuivere lucht onder den vrijen
hemel bij volle en lange teugen inhalen,
zoodat de longen zich langzaam uitzetten.
Als dit vijf ot zes malen per dag her
haald wordt, zal, volgens den raadgever,
de borstkas weldra in omvang toenemen
en zullen ook de ademhalingswerktuigen
versterkt worden. Vele kinderen moeten
door dit eenvoudige middel van hardnek
kig hoesten bevrijd zijn.
In het Koloniaal Militair Invalidenhuis
te Bronbeek werden sedert de oprichting
in 1863 tot 1 Januari 1885 opgenomen
en verpleegd 1618 (namelijk 1030 Neder
landers, 220 Duitschers 202 Belgen, 80
Zwitsers, 62 Franschen, 5 Italianen, 5
Deenen, 4 Polen, 3 Oostenrijkers, 2 En-
gelschen, 2 Zweden, 2 Russen en 1
Griek) oud-rnilitairen van het leger in
Oost- en West-Indië, die wegens verwon
ding voor den vijand of van lichaamsge
breken, voor verderen actieven dienst
ongeschikt werden.
Het getal plaatsen, zijnde 216, is bijna
altijd bezet, zoodat adspiranten volgens
eene lijst worden opgeroepen.
Van de thans verpleegd wordende in
validen is de oudste 81 jaren. Er zijn 41,
die tengevolge van den Atjeh-oorlog daarin
werden opgenomen.
De jaarlijksche onkosten bedragen
f 49,000.
Tegen de voorloopig vastgestelde
kiezerslijsten in de gemeente Nijmegen
was o. a. ook een bezwaarschrift inge
diend door zekeren Th. H. Polman, die
daarbij verzocht om alsnog zijn naam op
de kiezerslijsten voor den Gemeenteraad
te brengen. Op voorstel van B. en W.
werd op dat verzoek door den Gemeen
teraad met 15 tegen 2 stemmen afwij
zend beschikt, op grond, dat de recla
mant de hoedanigheid van Nederlander
had verloren, door indertijd zonder toe
stemming des Koning.; als zouaaf bij het
Pauselijke leger in diénst të treden.
De gelegenheid der feestelijke ope
ning van de geheele stoomtramlijn Arn
hemWageningen laat de Arnh. Ct. een
blik slaan op de middelen van verkeer
in een vroeger tijdvak, bepaaldelijk vóór
1820, in welk jaar men den straatweg
ArnhemUtrecht begon te leggen. Van
Arnhem tot Utrecht liep toen eene mulle
zandweg, in de dorpen en steden slechts
afgebroken door een bestrating met keien,
die bij het doorrijden weer naar het zand
deden verlangen te Renkum bv. vielen
soms de borden van de schoorsteenman
tels, wanneer een veerman zijn paarden
door het dorp liet draven. Door het berg
achtige van het terrein was de zandweg
zeer moeilijk te berijden en kon men in
geen geval zich snel verplaatsen. De lichte
sjees met een paard was het meest te
verkiezen, als men alleen reisde; anders
maakte men gebruik van de kapsjees of
fourgon met twee paarden. Lichte koetsen
met twee of vier paarden zag men soms
met moeite door de diepe sporen tegen
de hoogten opkruipen. Ouden van dagen
herinneren zich nog de koetskar, een
tweewielig wagentje, zonder veeren, over
dekt met een geverfd zeil en aan eiken
kant een raampje om uit te zien. Dit
voertuig, dat plaats bevatte voor vier per
sonen, was wel het meest in gebruik.
Het zachte rijden was niet alleen noodig
om den weg, maar ook voor de passa
giers, wien een ernstige vrees voor hun
ledematen beving als de stap der paarden
soms plaats maakte voor den draf.
Openbare middelen van vervoer waren
er toen ook. Van Arnhem vertrok des
morgens een wagen bolderwagen noem
de men dien op Utrecht. Het aantal
pleisterplaatsen was even groot als dat
der herbergen, omdat de paarden rust en
voedsel behoefden. Aan de Grebbe werd
gedineerd, en als er geen tegenspoed
kwam, was men zóó vroeg te Utrecht,
dat men daar de nachtschuit, die des
avonds 8 uren naar Amsterdam vertrok,
kon halen. Oponthoud op reis was echter
niet zeldzaam, en vooral gaf dit veel tijd
verlies bij hoog water op de rivier.
Dat de bevolking dun was, spreekt
vanzelftusschen Heelsum en de Klin-
gelbeek stonden slechts drie woningende
Koude herberg, Hartenstein en de zooge
naamde «Klodderhut", op de plaats waar
thans het hotel «Schoonoord" is. Daar
was de weg zoo zandig, dat men met
geen mogelijkheid de kinderen kon ont
rijden, die, om en voor het rijtuig heen
buitelende, om een duit vroegen. Te
Oosterbeek waren maar vier personen,
die «mijnheer" genoemd werden, te Ren
kum slechts twee.
Het brievenvoer geschiedde door een
postkur. Aan postkantoren op de dorpen
dacht men niet, zelfs hulpkantoren wer
den er niet gevonden. De brieven werden
afgegeven in een herberg en daar achter
de glazen, tentoongesteld, opdat ieder
zien- kon of er ^en voor hem bij was.
Werden ze soms bezorgd, dan werd voor
eiken brief een stuiver of een dubbeltje
bestelloon gevorderd.
Het programma van het examen
ter verkrijging eener akte van bekwaam
heid als hoofdonderwijzer en hoofdon
derwijzeres, zooals dit thans is opgeno
men in de St.-Ct., luidt aldus:
a. Het lezen. Nauwkeurig en natuur
lijk lezen met eene beschaafde uitspraak.
De lezer moet daarbij blijken geven dat
hij het gelezene verstaat.
b. Het schrijven. Het vervaardigen van
een schoonschrift groot, middelsoort en
klein. Bij het beoordeelen van het schrift
wordt ook op dat der opstellen gelet.
c. De Nederlandsclie taal. 1o. Eene
grondige kennis van de rededeelen, van
de woordvorming en vormverandering,
bedrevenheid in het taal- en redekundig
ontleden, bekendheid met de regels van
het plaatsen van de leesteekens en met
die van de spelling, alsmede bedreven
heid in de toepassing van beide, bekend
heid met de voornaamste regels der
woordvoeging en met de beteckenis en
kracht der woordeneenige bekendheid
met de voornaamste voortbrengselen der
Nederlandsclie letterkunde, vooral van
lateren tijd2o. Vaardigheid om zich
juist en gemakkelijk uit te drukken.
Zij wordt beoordeeld a. naar de wijze,
waarop de vragen, bij het mondeling exa
men gedaan, zijn beantwoord; b. naar
het gemaakte schriftelijke werk.
d. Vormleer. Kennis van de meetkun
dige lichamen en van de recht- en krom
lijnige figuren, gepaard met bedrevenheid
in het mededeelen van die kennis aan
kinderen.
e. Het rekenen. Grondige kennis van
de leer der evenredigheden, vaardigheid
in hare toepassing op vraagstukken uit
het dagelijksch levengrondige bekend
heid met het trekken van den vierkants-
en kubus wortel uit geheele en gebroken
getallen.
De aardrijkskunde. Kennis van de
hoofdpunten der wis- en natuurkundige
aardrijksbeschrijving en grondige bekend
heid met de staatkundige aardrijkskunde
der verschillende wcrelddeelen. Het moet
blijken, dat de aspiranten die kennis
ook door het gebruik der aardglobe en
van kaarten hebben verkregen, zoo dat
het beeld van de oppervlakte der aaide
en de betrekkelijke ligging van landen,
zeeën enz. hun klaar en levendig voor
oogen staan. In het schetsen van kaar
ten uit de vrije hand mogen zij ook niet
onbedreven zijn.
g. De geschiedenis. Bekendheid met
de voornaamste gebeurtenissen in do
wereldgeschiedenis; eenige bekendheid
met de hoofdtrekken van de inrichting
van het Staatsbestuur in ons vaderland
sedert de tweede hellt der 16de eeuw;
meer nauwkeurige bekendheid in hoofd
trekken rnet de gebeurtenissen der ge
schiedenis van het vaderland in de 19de
eeuw.
h. De kennis der natuur, a. Bekend-
door C. H. P. VAJST OOSTERZEE.
2.) Mijn blik zwierf lusteloos en matin
't rond en ik zag dan hier dan daar
heen, tot ik eindelijk in de verte
mijne moeder meende te herkennen, die
in gezelschap van eenige dames en heeren
naderde. Op te springen en haar met
open armen te gemoet te ijlen was net
werk van een oogenblik, 't gebeurde
zelfs zóó plotseling, dat Martha geen tijd
had mij terug te houden, toen ik het ge
zelschap onmiddelijk een zijweg zag in
slaan. Haar zilveren lach drong tot mij
door en deed mij plotseling verschrikt
stil staandie lach had iets snijdends,
iets scherps, 't was als verbood die mij
haar te naderen, te volgen Was zij
't, of was zij 't niet?... Met ongeduld
zette ik mijn tocht weêr voort en baande
mij een weg door het kreupelhout heen,
't kon toch nog zijn dat zij mij niet her
kend had, want zij moest 't zijn I
Weer vernam ik dienzelfden schaterlach,
ik liep al vlugger en vlugger, tot ein
delijk het geritsel mijner voetstappen een
der dames deed omzien, die staande bleef
en mij spottend aanstaarde. »Kom eens
hier, boschduiveltje!" riep zij luid, mijn
verwilderd haar glad strijkende en op
een gescheurde mouw wijzende. «Kom
eens hiero, wat een grappig ge
zichtje, nu ventje, heeft mijn stem je
het bloed in de aderen doen stollen?...
Gustaaf, Gustaaf I Hier!"
Onmiddelijk verscheen de geroepene,
een schoon jonkman, en een oogenblik
later zag ik mij omringd door onbekende,
vreemde gezichten. Angstig smeekend
zag ik rond, zocht naar mijne moe
der maar zij was niet meer bij het
vroolijk schertsende troepje, dat zich
uitmuntend en uitsluitend met mijn be
deesdheid en misdeeld uiterlijk scheen
te vermaken. Reeds schoten er tranen
in mijne oogen, toen ik haar op eens
gewaar werd en met vluggen tred zag
naderen... «Wat voert ge daar toch
weer uit, Albertineklonk het toornig
van hare lippen. «Heeft dat kind je
soms kwaad gedaan, of staat het je in
den weg zoo niet, laat het dan met
rust, geef 't des noods een paai centjes
en gaan wij dan verder. De anderen zijn
reeds ver vooruit 1"
Ik kan mij niet goed meer bezinnen,
of aan dit verlangen wel dadelijk gevolg
werd gegeven't werd alles duister om
mij heen,... vreeselijk duister;... een
kusje van Martha wekte mij eenige uren
later uit dien bewusteloozen toestand.
Eerst meende ik dat 't een droom was
geweest, maar Martha zeide van neen,
want dat zij door mijne onvoorzichtig
heid, om van haar weg te ijlen, bijna
hare betrekking verbeurd had, en zij had
een man met zes kindertjes te verzor
gen
«Ik zal 't nooit weêr doen, Martha!"
beloofde ik, zielsbedroefd, «nóóit weei!
Maar ik was jarig en
Martha moest mij toert dikwijls van
haar «schatjes" zooals zij ze noemde,
verhalen, en alleen 't denkbeeld, dat die
arme stumpers zulk een liefhebbende
moeder rijk waren, deed mij hunne ar
moede benijden, want te dien tijde
maakte niets op mij den indruk, dat wij
evenmin rijk waren, ja, ik twijfelde er
zelfs niet aan, of wij waren de rijksten,
aanzienlijksten van het geheele plaatsje
en eigentlijk waren wij nog
armer dan Martha, die ten minste op
eerlijke wijze haar dagelijksch brood ver
diende en die wist, dat verloren achting
en eigenwaarde door geen rijkdommen
of schatten kon herwonnen worden
Mijne moeder heeft mij nooit verklaard,
om welke reden zij mij voor die vreemde
menschen, niet als haar kind wilde laten
doorgaan, en nimmer heb ik naar de
oorzaak gevorscht. Ik vreesde elke toe
speling op het voorgevallene, en ik be
sefte van toen af levendiger dan ooit,
dat er iets bestond,'t welk ons scheidde en
ons steeds meer van elkander zou ver
vreemden.
Dit vooral is mij eene onuitwischbare,
onvergetelijke herinnering geworden. Mar
tha, bij wie ik dikwijls mijn hart uit
stortte, raadde aan er liever niet meer
aan te denken, maar dat ging al heel
moeielijk. Telkens hooide ik weer dien
helderen, zilveren lach, en telkens ver
nam ik die afschuwelijke woorden: Laat
dat kind met rust en geef 'l des noods
een paar centjes Een paar centjes!
O, die woorden hebben in mijn hart
diepe, diepe wonden geslagen en eeuwig
hunne lidteekenen achtergelatenDie
moeder schaamde zich dus mijner toen
ik bij haar troost en hulp zocht voor
spot en hoon
Maar gelukkig voor rnij, dat er toch
iets op de wereld bestond dat zich mij
ner wilde aantrekken, en dat de groote
leegte in mijn gemoed bijna geheel in
nam: de vriendschap, of beter nog, de
vaderlijke genegenheid van Maurits Haze,
schilder van beroep, dien ik op mijne een
zame zwerftochten in het bosch, waar ik
van de natuur de eerste teekenlessen
ontving, ontmoette en leerde kennen.
Wanneer ik aan al de goedheid en
vriendelijkheid denk, waarmede die edele
vriend mij gezegend heeft o, dan
wordt mijn hart weer jong endankbaai,
en menig sombere herinnering, menig
treurig verwijt verliest iets van zijn bit
terheid. Kan 't ook anders? Thuis ver
waarloosd, haast verstooten, en hier op
genomen, veizorgd! Die nooit te verge
ten dagen en oogenblikken aan zijne zijde
doorgebracht! De onuitsprekelijke bereid
vaardigheid, die liefderijke vaderzorgen,
die onophoudelijke aanmoedigingen
och, wat klaag ik toch dat mijne jeugd
ongelukkig was! In elk voorjaar zijn stor
men, maar elk voorjaar telt immers oók
enkele, sotns korte, zomerdagen. Zonne
stralen doen alle leed vergeten en
toch! Op mijn kronkelend levenspad zijn
ook enkele zonnestraaltjes doorgedrongen,
maar helaas, zij vermochten toch niet de
nevelen van mijn heinel te doen verdwij
nen. Wat beloofde zij mij eerst veel, die
onvergetelijke zonnestalen! Hoe helder
meende ik mijn toekomst reeds te on
derscheiden, die toekomst, die mij rnijn
smartelijk verleden zou ontnemen, die
mij beloofde te geven, wat aan mij ont
houden was geworden Maar alles is
bedriegelijk.
Zoowel wat boven, als op deze aarde
heerscht, mist den stempel der Eeuwige