NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Maggie Wilson.
N°. 41.
Zaterdag 23 Mei 1885.
Veertiende Jaargang
abonnementsprijs
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
advertentiën:
MAGGIE WILSON,
Een Feesttoon.
BINNENLAND.
F euilleton.
minora.
AMEBSFOORTSCKE COURANT.
VOOR
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Itijk.
Afzonder] ij ke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Yan 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Wij vestigen de aaiiilaclit
onzer lezers op het nieuwe,
hoogst boeiende Feuilleton ge
titeld
In ons blad Tan heden aange
vangen.
Pinksteren zet de kroon op onze
Christelijke feestgetijden.
De natuur heeft het begin harer
volle ontwikkeling bereikt. De be
loften, die we gretig opvingen van
de rozige lippen der lente, ze zijn
gehouden, en evenals onder den mil
deren hemel van het Oosten het volk
van Israël met een dankbaar hart de
eerstelingen van den oogst tempel-
waarts kon brengen, zien wij reeds
het begin verschijnen van de beloo
ning, die de met zorg bewerkte grond
den vlijtige niet weigert. In de gan-
sche volheid harer levenskracht open
baart de schepping ons den onuit-
puttelijken schat harer wonderwer
kenalles ademt moed en lust en
vreugde,
Van dip levenskracht op zedelijk
gebied is het Pinksterfeest de uit
drukking. Het spreekt ons van de
heilige aandrift ten goede, die den
mensch opvoert tot het hoogste dat
binnen zijn bereik ligt; het herinnert
ons aan het vuur der geestdrift voor
al wat waar is en schoon, een
vuur dat niet verteert maar loutert,
een gloed in welks stralen elk men-
schenhart zich koestert.
Het is de geest des Christendoms
die ons geslacht heeft gevoerd tot
het standpunt dat het thans inneemt,
waar het niet verwijlt maar vanwaar
het steeds voorwaarts gaat in de
richting naar boven. Laat het zoo
zijn, dat we niet gelijk denken over
de wijze, waarop die Heilige Geest
zijn gezegend werk heeft aangevan
gen en voortzet, van hoeveel gewicht
het ook wezen moge, dat we ons
daarvan rekenschap pogen te geven,
er is nog iets van meer belang: dat
we die werking gevoelen, het gemoed
er voor ontsluiten en ons bereid too-
nen dien eeuwendurenden arbeid te
ondersteunen. In dien zin kunnen
en moeten we gezamenlijk den feest
klank aanheffen, kunnen en moeten
we ons allen één gevoelen in de ge
meenschap van rlien Geest, die niet
verdeelt maar vereenigt, die de men-
schen bestemd om te arbeiden aan
aller welzijn, te zaïnen brengt onder
de banier eenec voor allen geldende
roeping.
Het feest van de eerstelingen des
oogstes in de zedelijke wereld voert
ons terug tot de dagen, toen het
heilig beginsel der algemeene men-
schenliefde zijn invloed deed gevoelen
op de handelingen der eerste belij
ders van het Christendom. De strijd
nam een aanvang, een moeitevolle
worsteling van enkelen tegen allen
en boe vaak ook een behaalde zege
praal werd gevolgd door nederlagen,
die alle vruchten van den kamp dreig
den verloren te doen gaan, hoe
menigwerf ook de banier gevaar liep,
ontrukt te worden aan de handen
harer verdedigers, hoe dikwijls
ook die verdedigers zelf het doel
hunner krachtsinspanning zagen weg
schuiven achter een wolkenlloers van
valsche opvattingen en neigingen ge
heel vreemd aan de zaak die hen
heette te bezielen, de Heilige
Geest, eenmaal over de menschheid
uitgestort, verloochende nimmer zijn
kracht, tegen welke geen andere be
stand is.
Met vallen en opstaan immer voor
waarts Dat is de leuze, die als een
zilveren draad door de geschiedenis
der Christenvolken is geweven. Het
geloof aan den Heiligen Geest heeft
bergen verzet, die als onoverkome
lijke hinderpalen den weg der be
schaving schenen af te sluiten maar
in den naam van datzelfde geloof
hebben ook menschen elkander ver
volgd met doodelijken haat. Dat
geloof spoort ons aan om met ver
eende krachten de maatschappij te
zuiveren van de gebreken welke haar
aanklevenmaar ook zien we nog
met diepe smart scheidsmuren op
trekken en kloven delven, waar de
hand der broederliefde niet overheen
schijnt te kunnen reiken. Het is de
oude geschiedenis, die zich nog in
onze dagen immer herhaalt en dit
zal blijven doen totdat de Geest
machtig genoeg gewerkt zal hebben
om wat niet bestemd is vruchten af
te werpen voor onze volmaking, naai
den achtergrond te dringen. Ook wij
struikelen nog voortdurend in liet
voortschrijden; mogen ook wij het doel
van den tocht steeds naderbij komen.
Er is ontzaglijk veel te doen. en
aan niets hebben we grooter behoefte
dan aan geestdrift voor onze taak
Indien Pinkstervuur niet brandt in
onze harten, zullen we niets kunnen
toebrengen aan den opbouw van het
Koninkrijk der Hemelen, zullen onze
wapenen niet mede klinken in den
strijd tegen alles wat de menschheid
onwaardig is. Solidair zijn we ver
antwoordelijk voor al hetgeen de
maatschappij betreurenswaardigs aan
biedt; wanneer men ons verwijt, dat
de invloed van den Christelijken geest
nog op verre na niet diep genoeg is
doorgedrongen, dat het niet alle
verhoudingen waarin menschen tot
elkander staan reinigt en heiligt, dan
hebben we ons dat elk voor zich en
persoonlijk aan te trekken. De krijgs
man die niet gelooft aan de zeker
heid der overwinning, is onwaardig
aan den strijd deel te nemenbezit
hij die overtuiging, dan zal hij ook
moedig de bres bestormen, al weet
hij niet of hijzelf wel behooren zal
onder het getal van lien, die op het
door den vijand verlaten slagveld
zullen kampeeren. Het Pinksterfeest
spreekt ons van de eerste lauweren
in dien strijd behaald, noodigt ons
uit om niette vertsagen, doch telkens
nieuwe zegeteekens te veroveren.
Die kamp, liet is een worsteling
voor vrijheid en vrede. En nu moge
men vinden, dat bijna negentien eeu
wen een onvoldoenden oogst van over
winningen opleverden, laat ons,
met erkenning van den omvang dei-
ons nog wachtende taak, niet ondank
baar zijn. Het Cristendom heeft reeds
veel gewrocht. Het vernietigde slavernij
en lijfeigenschap, het verhief de vrouw
tot de zuster des mans. het schonk
een reiner karakter aan de verhou
ding tusschen ouders en kinderen.
Heeft het den oorlog nog niet ten
onder gebraeht, het deed toch op
het slagveld het Roode Kruis der
barmhartigheid verrijzen en liet
bracht zelfs de machthebbenden tot
bezinning, waar zij op het punt ston
den aan de inblazingen der roem
zucht gehoor te geven. De oorlog is
niet ten onder gebracht, maar de
afschuw van den oorlog wint
veld.
Doch we zullen ons niet te zeer
beroemen: de menschheid is pas aan
den aanvang van haar taak. Naar
mate meer verricht is, zullen ook de
vorderingen grooter worden op bree-
deren grondslag zal men het groote
werk voortzetten. In dezelfde mate
zullen we ook minder afdwalen
voordeel trekkende uit de ervaringen
van vroegere geslachten, zullen we
meer beseffen dat we in gesloten ge
lederen moeten optrekken. Zoolang
Heilige Geest, die geloof wekt, liefde
koestert en hoop doet rijzen, ons pad
verlicht, zal elke Pinksterviering een
nieuwe bloem steken in den krans
van ons gemoedsleven niet alleen,
maar ook een nieuwen band vlech
ten voor liet gemeenschapsleven van
allen, die zich leden gevoelen van liet
menschengezin.
Zij in de harmonie der feestklok-
ken, die op den Pinkstermorgen de
lucht doet trillen en de harten ver
kwikt, deze toon de heerschende.
Aangaande het verblijf van HH. MM.
den Koning en de Koningin te Karlsbad
wordt gemeld: Z. M. is met de geregel
de kuur begonnen en doet 's morgens na
het ontbijt eene wandeling met prinses
Wilhelmina. Des namiddags doen HH.
MM., in weeiwil van het ongunstige we
der, een rijtoer in de omstreken, terwijl
prinses Wilhelmina met hare gouver
nante uitrijdt, waartoe zij bij voorkeur
gebruik maakt van eene kleine equipage
met ezels bespannen. Dr. London, onder
wiens adviezen Z. M. de Koning de kuur
houdt, is eergisteren ook door H. M. de
Koningin geconsulteerd, die insgelijks de
waterkuur gebruikt. Het is nog niet be
paald, wanneer H. M. naar Teplitz ver
trekt, maar wel dat baron Taets van
Amerongen en baron Sirtema van Gro-
vestins H. M. derwaarts zullen vergezellen.
Het Staatsblad bevat in nr. 118
een koninklijk besluit van 10 dezer, ter
bekendmaking van den tekst der wet van
28 Juni 1881 Staatsblad nr. 97), hou
dende wettelijke bepalingen tot regeling
van den kleinhandel van sterken drank
en tot beteugeling van openbare dron
kenschap, zoo als die is gewijzigd bij de
wetten van 23 April 1884 Staatsblad
nr. 54) en 16 April 1885(Staatsblad nr. 78).
De heer II. Pierson, directeur der
Heldringsgestichten te Zetten, ontving in
den laatsten tijd voor liet Magdalenen-
luiia en bet gesticht Talithu Kumi, be
halve veel kleedingstukken, weder hoogst
belangrijke giften, waaronder een legaat
voor Talitha, groot f 5000, belast met
vruchtgebruik.
Te Frederiksoord heeft Dinsdag,
onder begustiging van schoon weder en
onder toevloed van een groote volksme
nigte, het inwijdingsfeest plaats gehad
van de „Gerard Adriaan van Swieten-
Tuinbouwschool."
Des voormiddags te half twaalf verza
melden zich de 050 schoolkinderen der
Maatschappij van Weldadigheid, netjes
uitgedost en met lintjes en vlaggetjes
getooid, op het schoolplein te Frederiks
oord, om daarna in optocht, door muziek
begeleid, naar het feestterrein te trekken
en met het zingen van eeu toepasselijk
DOOR
La douleur est un fruit Dieu ne le
fait pas croitrej
Sur la branche trop faible encor pour
le porter.
i)
»Tante liefl Heeft mama u nooit eens
verteld dat ik met een helm geboren
ben 1" vroeg een welluidende meisjes
stem.
ïMet een helm Wel neen Daar heb
ik nooit iets van gehoordmaar hoe
valt u dat zoo in?" was het vriendelijk
antwoord der tante.
»Och, dat weet ik zelf nietmaar deze
gedachte heeft mij reeds zoo dikwijls be
ziggehouden, en u was nog de eenige, die
mij iets naders daaromtrent zou kunnen
verklaren. Maar nu is ook die laatste
hoop vervlogen 1"
Lachend keek de oude tante naar dat
ernstige, pruilende gezichtje, dat voor
weinige oogenblikken nog straalde van
vreugde en geluk,
ïlk geloof niet, dat ge een helder denk
beeld hebt van de beteekenis uwer vraag!"
antwoordde zij teeder.
»'t Is een zuiver bakersprookje, Maggie!
Wordt een kind namelijk met een dun
vliesje over 't gelaat geboren, dan voor
spelt de baker, dat zoo'n kind het ver
mogen zal bezitten een helderen blik in
de toekomst te slaan. Zal dit evenwel
het geval wezen, dan moet altijd vol
gens de oude bakers het vliesje in
zijn geheel en ongeschonden blijven en
als goud bewaard worden. Zoo niet, dan
vervalt 't vermogen."
ïHecht u iets aan die bakerpraatjes,
tante
»Wel neen, Maggie En gij moogt er
evenmin aan hechten zooals gezegd, 't
is een sprookje. Gij kunt evenmin weten
wat er morgen juist op dit uur gebeuren
zal, als grootmama of ik. Ik geloof, dat
de verbeelding wat vrij ruim spel bij je
heeftGij geeft u hieraan te veel over,
en rustig, kalm nadenken zal u zoodoende
nog eens moeilijk, zoo niet onmogelijk
worden."
Maggie zag wel in, dat zij haar tante
niet tot de overtuiging kon brengen, dat
het sprookje toch naar haar inzien en
ondervinding op waren grond berusten
kon, en zweeg daarom. Een oogenblik
later begon zij weer
»Maggie, Maggiehoe kom ik toch
aan een Engelschen naam, tante? Ik heb
toch nooit hooren vertellen, dat papa een
Engelschman was; Maggie Wilson Een
dóór en dóór Engelsche naam I"
Tante scheen door de plotselinge vraag
van het meisje wat uit het veld geslagen
eenigszins kortaf antwoordde zij
ïlJw vader was een Hollander, mijn
kind maar op jeugdigen leeftijd vertrok
hij naar Amerika, vanwaar hij nooit tot
ons is wedergekeerd. Aldaar nam hij
den naam van John Wilson aan en
huwde er - n.et een schoone Ameri-
kaansche dame maar komaan,
Maggie! zouden wij niet aan het pakken
beginnen Wij zijn op weg onze beste
uurtjes te verpraten ik zal je aan het
inpakken helpen, dan is dit spoedig ge
daan en wij kunnen dan nog voor 't laatst
gaan wandelen. Morgen op difuurzitje
hoog en droog bij grootmama, 't Zal een
geheel ander leventje zijn, dat gij tege
moet gaat, kind Ik zal dan wel weer
moeite hebben mijn lieveling wat bij mij
te krijgen Maar wat scheelt er aan,
Maggie? Je gaat immers met grootmama
op reis, dat is, dunkt mij, wel de rechte
wijs om tante te Amsterdam spoedig te
vergeten.... Kom, kindje! die traantjes
vind ik nu heusch wat kinderachtig voor
een meisje van 18 jaar
ïNeen, neen, tante dat zijn ze niet
U weet toch niet om welken reden ik
ween Niet om mijn vertrek alles,
wat ik ben en bezit, dank ik aan groot
mama, en dit offer, dat ik haar breng,
is dus niet te groot. Maar laten wij dat
nu rusten en veiled mij van mijn ouders!
Waarom wordt mij hun beider dierbaar
leven zoo geheim gehouden Ik weet
slechts, dat zij niet meer zijn, dat ik
wees ben en op de geheele wereld nie
mand bezit, die mij zoo liefheeft als u,
tanteWat hebben zij misdaan, dat
hun namen nooit over grootmama's of
uw lippen, komen, wat hebben zij mis
dreven, dat voor hun eigen kind ver
borgen moet blijven Tante, ik wil het
weten," vervolgde zij ongeduldiger, »ik
ben nu toch geen kleinkind meer, dat ik
dit alles niet weten mag, en wanneer u
het mij niet zeggen wilt, dan vraag ik 't
aan grootmama
»0 neen I neen kind I doe dat niet. Gij
hebt gelijk, Maggie! reeds 18 jarenoud,
en steeds heeft men u verteld, dat uw
ouders beiden kort na [uw geboorte
overleden, niet waar? Welnu dit is niet
zoo."
»0 tante I niet is dat niet zoo En
grootmama
ïHeb grootmama steeds lief, mijn kind
Uw leven dankt gij naast God slechts aan
haar't Is een treurig verhaal, dat ik
ga beginnen beloof mij, dat gij het
als heilig in uw hartje zult begraven, en
blijf voor iedereen gelijk gij tot dusver
geweest zijt: onwetend omtrent de ge
beurtenissen van het leven uwer ouders."
Met een kloppend hartje en zenuwach
tig bevend had Maggie een voetbankje
naderbij geschoven en voor haar tante
plaats genomen.
»Ik beloof u alles, wat gij van mij
verlangt, tanteZoo gij slechts alles,
alles wilt verhalen, wat eenigszins be
trekking op mijn ouders kan hebben.
Spaar mij niet, wanneer 't iets pijnlijks
of onaangenaams betreft ik ben ster
ker dan gij wel denkt." In haast, bijna
ademloos had Maggie deze wooiden ge
sproken en hief riu de gevouwen handen
srneekend tot haar op.
aWelnu dan, kind, luister I Toen uw
grootmama, gravin van Altenburg, met
mijn vader huwde, was zij weduwe met
twee zonen Berthold en Oswald.
Beiden even goed als schoon, verschil
den zij evenzeer in karakter en geest als
in jaren Berthold was ruim negen jaren
ouder dan Oswald.
Wordt vervolyd.)