NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. N°. 53. Zaterdag 4 Juli 1885. Veertiende Jaargang Standen. Maggie Wilson. abonnementsprijs VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. advertentiên: BINNENLAND. F euilleton. AMEBSFOORTSCBE COURANT. VOOR Per 3 maanden 1.j Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. Van 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend, Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. In de dagen vóór den Amerikaan- schen vrijheidsoorlog, toen Franklin nog te Philadelphia woonde en daar, om zijn ijver voor de openbare aan gelegenheden hoog in aanzien stond, werd hem eens een inschrijvingslijst aangeboden voor een bal. Hij aar zelde een oogenblik, en, om hem nu aan te moedigen, dewijl zonder zijn medewerking zelden iets in orde te brengen was, zeide het commis sielid dat met de lijst rondging: »Er zal een uitgelezen gezelschap zijn; ge ziet, er is een bepaling ge maakt die aan werklieden den toe gang ontzegt. »'t Is heel geluk kig," zei toen droogjes de groote burger, »dat Onze Lieve Heer niet in Philadelphia woont!" »Hoe zoo?" «Wel, dan zoudt ge ook Hem uitgesloten hebben: want is Hij niet de groote werkman der schepping Dat woord hielp. De reden van uitsluiting werd ingetrokken. In Amerika denkt men over die dingen nog een weinig anders dan bij ons. Men is er meer democratisch, en hecht minder waarde aan uiter lijke beschavingsvormen. De man die daar ginds door zijn fabelachtige verteringen de aandacht trekt, liep misschien voor weinige jaren nog met een straatnegotie van weinig waarde, terwijl de schoenpoetser, die op het trottoir nederhurkt om zijn nederigen arbeid te verrichten, wellicht in de toekomst den man voor wien hij thans knielt zijn bevé len zal geven. In een land waar de fortuinen zoo wisselvallig en de be- schavingseischen zoo laag zijn, be hoort het standsverschil nog minder thuis dan ergens elders. Toch heerscht het wel degelijk, alleen, het aantal dollars waarover men beschikken kan is 't criterium. Wie in dat opzicht met de anderen kan meedoen, is hun gelijke, zooals men hem ook meedoogenloos laat schieten, zoodra fortuin hem ongunstig is geworden. Er is over dat begrip van «stan den" al veel gepraat en zelfs ge schreven, zonder dat men het eens schijnt te kunnen worden over de vraag, wat men er onder te verstaan heeft. In onze steden heeft men overal van die afgesloten clubjes, waarover degenen die er in rang boven zijn den neus optrekken, en welke hen die er beneden zijn met gelijke munt betalen. Zonder eenig voorbehoud mogen we dat dwaashe den noemen. Bezien wij ook de keerzijde. In elke maatschappij heeft men per sonen die bevelen, andere die gehoor zamen. Deze kunnen zóó met elkan der omgaan, dat de verhouding van ondergeschiktheid volstrekt niet druk kend is, voor geen van beide partijen als er slechts nauwgezet plicht gevoel en welwillendheid in 't spel zijn, dan gaat alles naar wensch. In 't gewone maatschappelijk leven, buiten de beroepsbezigheden, kunnen deze beide klassen van lieden op voet van gelijkheid naast elkander optreden, zooals in menige vereeni- ging met de daad wordt bewezen. Hoe meer opgewekt het openbaar leven is, des te minder zal men zich het hoofd breken om het antwoord te zoeken of het wel pas geeft, met menschen van lageren rang op ge- meenzamen voet te verkeerenmen heeft er geen tijd toe, en het leven is veel te ernstig om het met der gelijke beuzelarijen te vullen. Doch nu moeten ook zij, die door veelvuldige aanrakingen met hooger geplaatsten de goede vruchten mee- nen in te oogsten van het flauwer worden der stands-onderscheidin gen, zooveel mogelijk de bescheiden heid in acht nemen, en zich niet al te zeer op den voorgrond dringen. Dat is geen quaestie van beginsel, maar van kieschheid. Hoe meer ge legenheden er zijn, die personen van verschillendenmaatschappelijkenrang bijeen doen komen, hoe meer wij er op zullen aandringen, die vooral niet te verzuimen. Doch wanneer nu een wedstrijd ontstaat, om de voorheen voor de aanzienlijken gereserveerde ruimten te veroveren, en het bewijs te geven dat men over die «oude vooroordeelen" heen is, dan werkt men juist datgene weer in de hand, wat men meende dat tot de geschie denis behoort. De lieden van aanzien of van vermogen zullen zich eenvou dig terugtrekken, en aan hun mede dingers het terrein vrijlaten. Met de kleeding, door velen beschouwd als het kenmerk van «den stand," zoodat zij hun begrip pen van «standverhefling" meest tot deze beperken, is het evenzoo gelegen. Mevrouw beklaagt zich, dat haar dienstbode haar in dit opzicht zoekt na te bootsen, en het er we zenlijk al vrij ver in gebracht heeft. Hardop durft zij het niet zeggen, maar zij wenscht den tijd terug, toen de dienstmeisjes een mutsje van be paald model mitsgaders rok en jak droegen. Een andere dame, van vrij zinnige opvatting, zou zeggendat meisje heeft haar geld nu eenmaal verdiend, en zij heeft het volste recht het te besteden zooals zij verkiest, aan kleeding die haar het meest aanstaat. Er bestaat voor de meer beschaafden een voor de hand lig gend middel om te maken dat de dochters des huizes niet met de dienstboden verward zullen worden; de eersten moeten zich dan maar hoogst eenvoudig kleeden, dat zal men niet licht nabootsen. Men gevoelt evenwel, dat daarmee de zaak nog niet geheel en al in 't reine is gebracht. Die dienstmaagd, om bij ons voorbeeld te blijven, heeft ongetwijfeld het recht over haar geld te beschikkenhandelt zij echter ook wijs, door van dit recht een onbegrensd gebruik te maken? kleeft zij nooit iiooren zeggen«Mor gen komt er weer een dag?" En zou die dag geen bezwaren kunnen aanbieden, tegen welke het goed kon zijn zich vooraf een weinig te wapenen? Bovendien, het is altijd aan te bevelen, door bescheidenheid zich de welwillendheid van anderen te verzekeren: dat helpt oneindig veel meer, om de hinderlijke scheidsmu ren der standen langzamerhand te doen wegzinken in den bodem van het gezond verstand en der alge- meene menschenliefde, dan een stort vloed van bulderende redeneering, ontleend aan een onjuiste opvatting van het schoone devies«Vrijheid, gelijkheid en broederschap Woensdagavond bracht de Tweede Kamer hare werkzaamheden over het loopend dienstjaar ten einde, en scheidden onze volksvertegenwoordigers om óf aan het frische zeestrand óf op het een of ander bekoorlijk plekje ver van het ge woel der wereld, uit te rusten van de vermoeienissen. Alvorens uiteen te gaan werd nog even de veranderde gemeentewet (ofschoon de geheele verandering zich per slot van rekening bepaald heeft tot eene wijziging van art. 210) met 51 tegen 25 stemmen aangenomen. Verder werden nog de beide andere financieële wetten (de heffing van 10 buitengewone opcenten op het personeel en de uitgifte van f 11.000.000 schat kistbiljetten tot sluiting der begrooting) bijna zonder discussie aangenomen. De verder te behandelen onderwerpen waren in het oog van het meerendeel der leden van zoo weinig belang, dat zij in de avondzitting schitterden door hunne af wezigheid. Door Z. M. den Koning is als sub sidie voor den in deze maand te Hoorn te houden grooten schietwedstrijd gege ven de aanzienlijke som van f 500. Baron van Zuijlen van Nijevelt, tot dusverre Zr. Ms. buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister te Parijs, heeft eergisteren zijne brieven van terugroe ping aan den president der Fransche Republiek oveihandigd. Aan Mr. A. W. van Beeck Calkoen is op zijn verzoek eervol ontslag verleend als hoogheemraad van het hoogheemraad schap van den Lekdijk Bovendams,prov. Utrecht. Woensdag 1 Juli werd te 's Gra- venliage de eerste nieuwe haring op de gebruikelijke wijze met paard en chais, getooid met de Hollandsche vlag, uit Vlaardingen aangebracht en aan de Ko ninklijke familie, hoofden van Staats- en Provinciaalbesluur aangeboden. Vrouw Van der Linden de Leidsche giftmengster is deze week naar de ge vangenis voor vrouwen te 's Hertogen bosch overgebracht. Het hof te Arnhem heeft den moorde naar Regeling tot 30 jaar tuchthuisstraf veroordeeld. Dinsdagmiddag werd te Utrecht een bulletin verspreid (naar men zegt afkomstig van de anti-revolutionnaire drukkerij in de Jerusalemsteeg, waar het blad De Oranjevaan gedrukt wordt), van den volgenden inhoud: Hedenmiddag arriveerde hier Jlian Khan, Koning van Abbessinië, met tal rijk gevolg, waaronder men opmerkte Luluhan, opperschenker, en eenige zijner Kamerheeren. Een talrijke volksmenigte had zich ondanks den regen aan het station verzameld; de schutterij had zich verdekt opgesteld. Onder de hoogge plaatste personen merkte men aan het station op o. a. den commandeur van den Elephant Blanc van Zanzibar, den brigadier van de maréchaussee, benevens den Karger. Zijne Majesteit vertrekt he den 8.53 per Rijnspoor naar Amsterdam, teneinde zich onder behandeling te stel len van Dr. Metzger. Zooals 't altijd gaat, zelfs bij de aller onwaarschijnlijkste berichten, gelijk dit, zijn tal van menschen er mee ingeloopen. In welke mate, toont het volgend ver baal in de N. R. Ct.: «Tegen acht uur kwamen de halfover- tuigden opzetten, dra gevolgd door de massa's, die het alleen maar van hooren zeggen hadden, en zoo was het spoedig zdó vol op het plein voor het station en op het perron, dat verscheidene reizigers de hulp der politie noodig hadden, om het station te verlaten of te bereiken. Telkens klonk het: daar heb je hem! en DOOR MINORA. 13) »Ik hoop niet, dat onze laatste ver moeiende kliramerij u te veel afgemat zal hebben, Eugénie Hoe aangenaam en heerlijk die tochtjes ook zijn, mij dunkt ze kunnen voor u niet altijd even dienstig wezen sprak Maggie, toen zij opzag naar de bleeke waDgen van Eugénie. Eugénieantwoordde niet terstond op deze vriendelijke deelneming van Maggie. Het deed haar aanvankelijk onaangenaam aan in deze lieve genius een waarschuwende stem voor de minste vermoeienis aan te treilen. Waarom wilde de geheele wereid haar steeds doodziek en zwak zien? Zij gevoelde zich toch zoo sterk «Toch is dat niet zoo, lieve Maggie 1 Ik gevoel hoegenaamd geen spijt van dit plannetje te hebben gesmeed het is im mers naar ons aller tevredenheid afge- loopen! Daarbij heeft het klimmen mij niet het minste nadeel gedaan. Ik kan er zeer goed tegen; zelfs zonder behulp van mijn trouw ezeltje zoude ik er even goed gekomen zijn, de paden waren toch niet bijzonder steil." «Zoo gaarne zoude ik dagen achtereen in die bosschen toeven Wat heeft die grijze ruïne niet reeds gezien en beleefd!" hernam Maggie. „Godsdienst- er. regee- ringsvormen heeft zij zien veranderen. Zij alleen staat nog, thans wel eenzaam en grootsch, maar toch nog even schoon als in de eeuw, waarin een nu verdwe nen geslacht op haar zijn eersten blik gevestigd heeft." «Ja, Maggie, gij hebt gelijk. Deze woor den hebt gij mij uit de ziel genomen. Ik dacht evenzoo, toen ik mij voor eeni ge oogenblikken in die eenzaamheid be vond. Zoo gaarne zoude ik mij uren achtereen onder een dier rotsen kunnen nedervleien en dan met het oog in het onmetelijk verschiet, waar men in plaats van wolken bijna niets dan de toppen van het Zevengebergte ziet, kunnen mij meren, totdat men mij weer tot de orde terugriep. O zie, Maggie," vervolgde zij met drift, «ik zou daar geen uren of dagen, maar mijn leven lang willen door brengen die heerlijke frissche natuur zou mij wel niet volmaakt genezen, maar ik zou er toch gelukkig kunnen zijn «Kleine dweepster die gij zytlachte Maggie, haar een kus gevende «dat had ik niet achter je gezocht! En in den kouden, guren winter dan, wat vcor go- luk zou daar in die verlaten, eenzame dreven wel te vinden zijn? Neen, ik voor mij houd 't liever bij een tochtje op ezels en zonder ander nachtverblijf dan op een helderen avond, wanneer maan en sterren het daglicht zoo goed mogelijk weergeven ofschoon, ik durf zeggen, die ezeltjes laten niet eens altijd toe, dat hun last zich lang en ongestoord in het rijk der pliantasie ophoudt, want men wordt op de wreedste wijze door elkaar geschud." Zoo keuvelende, waren de beide meis jes een bank genaderd, die in een soort van steenen grot stond en tot rusten uitnoodigde. Eugénie en Maggie vlijden er zich neder, alsof 't zoo van zelf sprak. Nauwelijks hadden zij echter aan die uit- noodiging gehoor gegeven of stemmen van mannen, die in druk gesprek gewik keld schenen, werden op kleinen afstand van haar vernomen. «Ik geloof, dat het André is," meende Eugénie fluisterend«verraden wij ons niet, Maggie Maar reeds was het te laat; in hetzelfde oogenblik vertoonde zich het magere gelaat van André. «Had ik het niet gedachtriep hij verrasten zich ornkeerende tot Maurits die hem vergezelde, voerde hij hem met zich. «Zie eens hier, hoe romantisch In een grot, uit eeuwenoude steenen gehouwen... jammer maar, dat hier geen meer of vijver in de nabijheid te vinden is, waar lijk «Mijnheer Werner, mag ik u mejuf frouw Langenfeld voorstellen Maggie's stem klonk scherp, toen zij deze woor den sprak, die slechts moesten dienen om den gemeenzamen woordenvloed van André te stuiten. Reeds toen deze onverwachts in de grot verscheen, was Maggie zonder het te weten van haar plaats opgestaan onvei holen afkeer sprak uit haar blik, toen zij hem wederzag. Ontegenzeglijk had zij onmiddellijk na het eerste oogen blik van kennismaking met een gevoel van antipathie te kampen gehad, dat heden door de taal en houding van André weder ten sterkste werd opge wekt. Bjj het hooren noemen van Maurits' naam vergat zij echter het kwetsende zijner woordenblijdschap en verwonde ring stonden op haar gelaat te lezen, dat beurtelings bleek en rood werd. Al haar wilskracht had zij noodig om hem niet met den gelukkigsten glimlach beide han den aan te bieden. Niettemin bedwong zij zich en zeide slechts «Welk toeval voert u hierhenen, mijnheer Werner? 't Is toch niet om afscheid te nemen voor een nieuwe reis Zij verschrikte van haar eigen woor den Afscheid nemen Hoe kwam zij daaropaan de mogelijkheid hiervan had zij toch niet een enkele maal ge dacht «Noch toeval, noch wijsheid noch af scheid voert mij in deze dreven. Voor heden is 't slechts mijn gelukster, die mij hierheen geleidde. Eerst gisteren," ging hij kalm voort, «vernam ik van Langenfeld, dien ik bij toeval op een juist voorgenomen wandeling ontmoette, dat gij met uw grootmama en oom hier wijl- det. Heden was ik even bij hem om mij Daar uw adres te informeeren gaarne had ik de gelegenheid waargenomen ueen bezoek te brengen." «Toch hoop ik niet, dat onze ontmoe ting eenige wijziging in uw plan zal bren gen. Uw bezoek zal grootmama en oom Oswald zonder twijfel aangenaam zijn." Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1885 | | pagina 1