NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
N. 57.
Zaterdag 18 Juli 1885.
Veertiende Jaargang
Over kunst.
Maggie Wilson.
VOOR
abonnementsprijs
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentiEn:
BINNENLAND.
Feuilleton.
1MERSF00RTSCIE COURANT.
Per 3 maanden 1.Franco por post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags.
Van 16 regels 0.40iedere regel meer 5 Cent.
Advcrtentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De week die achter ons ligt neemt
in de geschiedenis van ons Vaderland
een belangrijke plaats inen wij
verbeelden ons dat in de toekomst
zelfs het meest beknopte «Chronolo
gisch Overzicht" den datum van 13
Juli 1885, opening van het Rijksmu
seum te Amsterdam, niet onvermeld
zal laten.
Die verwachting is niet overdre
ven. De stichting van het grootsche
paleis, aan de Nederlandsche kunst
en haar ontwikkelingsgeschiedenis
gewijd, is ontegenzeggelijk een daad
die voor zichzelf spreekt. Zij toont,
dat er kracht huist in onze natie,
dat zij het bewustzijn heeft van haar
roeping, de vaan van het ideaal hoog
te houden te midden van het onver
kwikkelijk tafereel, dat de strijd dei-
partijen op politiek en sociaal gebied
vaak te aanschouwen geeft.
In menig opzicht teren wij op den
roem van het voorgeslacht. Wij zijn
niet meer de kooplieden, wier han
delsvloten de Oceanen bedekten. Wij
vertoonen niet meer aan Europa's
blikken een oorlogsvloot, die op
verwijderde zeeën den vijand opzocht
en hem slag leverde. De stem onzer
staatslieden wordt niet meer gehoord
in de vergaderingen, die over het
lot der volken een beslissing uitspra
ken. Maar in eerbied voor de weten
schap en in liefde voor de kunst
staan wij voor niemand achter. De
lauweren, door onze voorgangers
behaald, dompelden ons niet in de
sluimering der werkeloosheid.
Dit te weten, geeft een frissche
kleur aan onze vereering van de
kunstwerken der oude meesters. Het
is ons een behoefte, die werken,
waarvan vele tot in de uiterste uit
hoeken der wereld bekend zijn ge
worden, ongehinderd te kunnen na
deren; en het geslacht der heden-
daagsche beoefenaars der kunst vindt
er een voortdurende aansporing in,
om te streven naar die hoogte, waarop
de meesters uit vroeger eeuwen
stonden.
Bovenal is de begeerte steeds
levendiger geworden, die beroemde
werken te plaatsen in een passende
omgeving, in het volle licht, zoodat
geen enkele der vele schoonheden
voor het oog verborgen blijft. Tot
dusver liet dat weieens te wenschen
over, zooals ieder zich herinneren
kan die eens of meermalen het Trip
penhuis te Amsterdam, om van
de kamers op het Stadhuis niet te
spreken, bezocht heeft. De kunst
heeft aanspraak op huisvesting in
een monumentaal gebouw, volkomen
voor dat doel geschikt; en welke
aanmerkingen de critiek ook gemaakt
moge hebben op den arbeid van de
ontwerpers en de uitvoerders van het
Rijksmuseum, en hoezeer ook
cijfermeesters bedenkelijk het hoofd
hebben geschud toen zij de raming
der kosten vergeleken met de wer
kelijke uitgaven, over dat alles
willen we geen enkel woord meer
spreken, nu de grootsche onderne
ming, aan welker totstandkoming
velen wanhoopten, een voldongen
feit is geworden.
Doch we willen thans niet enkel
een toost uitbrengen op de voltooiing
van het werk. Er ligt ons een wensch
op het hart, dien we nooit meer
van pas konden uitdrukken dan op
dit oogenblik.
Wij willen aannemen, dat het
bestuur van het Rijksmuseum alles
in het werk zal stellen, om den toe
gang tot een der schoonste verzame
lingen die ergens op de wereld te
vinden zijn, zoo gemakkelijk mogelijk
te maken. Reeds is aangekondigd,
meenen we, dat het museum alle
dagen behalve des Maandags, een
zeer verstandige beperking als men
in aanmerking neemt welk soort van
publiek dien dag vrijaf neemt,
kosteloos zal openstaan tot aan het
vallen van den avond, des Zon
dags na halfeen. Van dien kant dus
geen bezwaar. We hopen dat daarbij
voor goed gebroken zal worden met
het fooienstelsel, onder welken vorm
ook. Zooals men het op de onbe-
schaamtste wijze in werking kan zien
brengen wanneer men het Koninklijk
Paleis op den Dam bezoekt: niet
slechts moet men de aanbieding van
«drinkgeld" niet verplicht stellen,
maar zelfs den bewakers de aanne
ming nadrukkelijk verbieden, op straffe
van ontslag.
Slechts onder die voorwaarde kun
nen we de vervulling van onzen
wensch hopen, dat namelijk het
Rijksmuseum niet uitsluitend door
vreemdelingen zal worden bezocht.
Alsdan immers zou men zijn bestaan
eenigermate kunnen beschouwen als
ben openbaring van nationale ijdel-
heid. Mannen en vrouwen van alle
rangen en standen, zoowel uit de
hoofdstad als van elders, wenschen
we hun schreden te zien richten naai
de Stadhouderskade, in grooten ge
tale en zoo vaak zij daarvoor eenige
oogenblilcken kunnen afzonderen
niet, om met den slapenden tred
van vermoeide kermisgangers de eene
zaal na de andere door te slenteren
en in het eind heen te gaan met
een verwarden indruk van het ge
heel, die weldra verflauwt en niets
achterlaat, maar niet het bepaalde
doel om zich geheel onder den in
vloed te plaatsen van een nauwkeu
rige beschouwing, zij het ook van
één enkel kunststuk of van een klein
getal meesterwerken. Men dringt
niet door in den gedachtenkring
eens schrijvers, wanneer men in een
«verloren uurtje" zijn boek slechts
doorbladert; men moet hem lezen
en herlezen, en daarbij ernstig na
denken. In nog meerdere mate is
dit het geval met de werken dei-
helden van het penseel. Wat hun in
de oogenblik ken van inspiratie voor
den geest zweefde, en waaraan zij
vorm poogden te geven door hun
vaardig penseel, moet de toeschouwer
in zich trachten op te nemen, opdat
het bijdrage tot de veredeling van
zijn eigen schoonheidsgevoel, en hem
alzoo in hoogere mate mensch doe
worden.
Bij dien wensch, die den bezoe
kers van het Rijksmuseum geldt,
sluit zich een ander aan. Wij hebben
in de couranten gelezen, dat bij de
overbrenging der meest beroemde
schilderijen naar haar nieuwe woning
photographische reproducties zijn
gemaakt. Afdrukken daarvan zouden
we gaarne in den handel zien ge
bracht tegen een prijs die ze binnen
het bereik van velen zou doen ko
men. Op die wijze zouden ze inder
daad populair worden. Misschien zou
in volksvoordrachten hier of daar
een deskundige, terwijl zijn toehoor
ders het product der phototypie in
de handen hadden, er een onderwerp
van bespreking van willen maken,
om het licht van zijn meerdere ken
nis te doen vallen op de bijzonder
heden, en alzoo een persoonlijke
kennismaking met het kunstwerk
zelf op de meest geschikte wijze
voorbereiden. Want de kunst komt
eerst dan volledig tot haar recht,
als zij begrepen wordt, en daartoe
is ongetwijfeld eenige voorlichting
noodig.
Met al de waardeering van de
kunst, die bij onze meer beschaafde
landgenooten wordt gevonden, kan
toch niet gezegd worden dat bij de
minder ontwikkelde standen de kunst
zin niet aan verlevendiging en lou
tering behoefte heeft, dat de
wansmaak geheel is uitgebannen.
Het is niet van belang ontbloot, zich
daartoe eenige moeite te geven.
Moge
van de
de
zijn
ook in
opening
dageraad van
dit opzicht de wil
des Rijksmuseums
een nieuw leven
Gisteren Vrijdag vertrokken HH.
MM. van Köningswart en gingen dien
dag tot Frankfort, waar zij tot Maandag
ochtend zullen blijven, om dan de reis
in eens door af te leggen naar het Loo,
alwaar de Koning en de Koningin den
zelfden avond, dus den 20sten dezer,
aankomen.
Prins Albert van Pruisen wordt
Vrijdag te 's Gravenhage verwacht om
zich naar Scheveningen te begeven.
De nieuwbenoemde buitengewoon
gezant en gevolmachtigd minister van
Z. M. den koning van Rumenië bij de
Belgische en Nederlandsche Hoven, de
heer M. Mitilineo, is in de residentie
aangekomen en aan het Hotel Den Ouden
Doelen afgestapt.
Het was eergisteren een gewichtige
dag voor de Koninklijke Nederlandsche
Fabriek van Gouden- en Zilveren Wer
ken der heeren J. M. Van Kempen Zoon
te Voorschoten. Reeds vroeg in den
ochtend was de vlag op de fabriek ge-
heschen, ter herinnering aan het 50-jarig
bestaan barer zoo bloeiende en op het
gebied der kunst-industrie in ons vader
land zoo belangrijke établissementen.
Opgericht door wijlen den heer J. M.
Van Kempen in 1835 te Utrecht, breidde
zij zich regelmatig en krachtig uit, dank
zij ook vooral de krachtige protectie van
Z. M. den Koning en van het Vorstelijk
Huis, die haar in staat stelde om in
massief zilver vele schitterende proeven
te leveren van vooruitgang op aeslhetisch
en technisch gebied.
De fabriek mag zich dan ook verheu
gen in een ongekend succes. Tal van
bekroningen en verschillende decoratiën
vielen haar van binnen- en buitenland
ten deel, terwijl ook nu op de tentoon
stelling te Antwerpen de fabriek luister
rijk is vertegenwoordigd, en de verstand
houding tusschen patroons en personeel
er uitnemend is.
De dag van gisteren leverde opnieuw
daarvan het bewijs. Door geheel het
personeel werden de patroons bij hun
komst in de met vlaggen versierde fa
briek opgewacht. In hartelijke en gepaste
bewoordingen wenschte de oudste der
aanwezige Chefs van het personeel hun
DOOR
MINORA.
!5)
Hebt gij mij dan waarlijk lief," ging
zij voort, zich tot hem buigende, «kan't
waar zijn, Maurits
«Ik heb u lief, zoo innig lief als ooit
een man op aarde kan liefhebben, mijn
schatEn toch Maggie zal ik het mij
nimmer kunnen vergeven, dat ik u deze
onvergankelijke liefde heb geopenbaard
dit zie ik thans eerst in, nu ik mij uw
liefde zoo onwaardig keur. Mijn lieve
ling, wij moeten scheiden, voor lang
voor zéér lang wellicht. Zult gij mij in
al die jaren getrouw herdenken en nim
mer vergeten
Bij de laatste woorden schrikte het
meisje hevig en was van de zodenbank
langzaam op den grond gegleden zoodat
zij thans voor hem op de knieën lag.
«Scheiden, Maurits reeds scheiden
Waar moet ge dan heen Neen i ik
laat u niet meer gaangij hebt u aan
mjj vastgeketend en zonder mij kunt,
noch zult gij vertrekken.
«Toch is dat onmogelijk, liefste Mag
gie Gij gelooft mij nog steeds in den
zeedienst, niet waarMaar deze loopbaan
heb ik sinds mijn laatste reis naar de
West verlaten onlangs gewerd mij mijn
eervol ontslag. Ik begreep, dat, wilde ik
u voor mij winnen, er allereerst een ver
betering in mijn positie moest komen
mijn jarenlang rondzwalken op zee zou
de u wellicht, of liever zéér waarschijn
lijk, niet kunnen bekoren. Gijzoudtdan
toch den meesten tijd alleen zijn. Mijn
eenige bloedverwant en oom, de heer
Aimers, is in Oost-Indië eigenaar van
een zeer bloeiende suikerfabriek. Reeds
verscheiden malen had hij mij tiachten
over te halen met hem naar Java terug
te keeren om aldaar op zijn fabriek werk
zaam te zijn, te meer daar hij zich nooit
uitermate over mijn keuze van beroep
verheugd had. Maar steeds sloeg ik zijn
vriendelijk aanbod van de hand, het zee
mansleven had toen nog alle bekoorlijk
heid voor mij en niets verkoos ik boven
het gezonde, frissche leven aan boord
met al zijn voor en tegen, totdat ik op
zeker bal in twee groote, donkere oogen
mijn levensgeluk had gelezen. Mijn reis,
die ik toen na uw kennismaking onder
nam, scheen mij eindeloos lang toe, of
schoon zij slechts één jaar geduurd heeft.
Toen ik eindelijk voet aan vasten wal
zette en u wederzag, toen was het met
mij voorgoed gedaan 1 Intusschen heeft
oom Aimers mij zeker nooit zoo ver
baasd aangezien als toen ik hem plotse
ling voor mij zag staan met dezelfde
oude vraag van vroeger op de lippen. Ik
heb hem omhelsd en gekust, alsof hij
mijn moeder was, die goede oom, en
daarbij moest ik mij toch zooveel moge
lijk kalm houden om hem niet te laten
raden, om welke reden ik zijn aanbod
nu zoo dankbaar aannam. Na eenige dagen
pro forma bedenktijd beloofde ik hem
over een jaar te vergezellen, daar ik
dien tijd volstrekt noodig heb om de
taal machtig te worden. Langs dezen
weg liefste, Maggie, hoop ik u eens dat
te kunnen aanbieden, wat ik nu buiten
staat ben te doen. Scheiden doet pijn,
niet waar? Maar des te zoeter zal dan
ons wederzien zijn 1"
Met ingespannen adem had het jonge
meisje naar zijn lange rede geluisterd, en
de stilte, die op zijn woorden volgde,
werd niet verbroken. Eindelijk richtte
Maggie zich uit haar knielende hou
ding op.
«Laten wij met onbeneveld oog de
toekomst tegemoet zien, Maurits," sprak
zij vast. «Een heldere blik zal dan het
afscheid minder smartelijk maken, en de
toekomst des te schooner en duidelijker
afteekenen. Tijd en afstand vermogen
niets op een hart, dat waarlijk liefheeft.
God heeft ons de liefde als een hemel-
sche bloem in het hart geplanthet ligt
geheel alleen aan ons om deze plant tot
Gods eere te doen groeien en bloeien,
want bovenaardsch is toch haar oor
sprong, onver gankelijk haar duur en onbe
grensd het geluk, dat zij aanbrengt."
«Heb dank, beste Maggie, voor dit
woord De hemel zegene u daarvoor, dit
zal steeds mijn bede zijn, wanneer ik ver
van u verwijderd ben," sprak hij vurig;
haar tot zich trekkende, drukte hij in
vervojring den eersten kus op Maggie's van
aandoening trillende lippen.
Een heldere traan glinsterde in beider
oog, toen zij elkander aanzagen vol ver
trouwen rustte Maggie's hoofdje aan de
breede borst van den beminden man, en
de stilte, die toen volgde, was voor beide
zielen een heilig oogenblik.
Naderende voetstappen stoorden de ge
lukkigen en deed hen Oswalds terugkeer
vermoeden.
«Geen woord hierover, Maggie fluis
terde Maurits haar zacht in 't oor«ik heb
u nog niet alles gezegd."
Tijd tot antwoorden was er r.iet meer,
daar Oswald reeds voor hen stond, 't
"Was langzamerhand bijna volkomen duis
ter geworden, zoodat Oswald slechts de
omtrekken bespeurde der beide gelieven,
die op het gehoor zijner voetstappen hem
een eindweegs waren tegemoet gewan
deld.
«Zullen wij maar niet naar binnen
gaan, Maggie? Grootmama zit zoo alleen,
en daarbij is 't niet vroeg meer," sprak
hij op eenigzins verwijtende toon.
Maggie begreep volkomen waarop hij
doelde grootmama had hem waarschijn
lijk haar bevreemding te kennen ge
geven, dat Maggie heden avond zoo
weinig bij haar zat en reeds een vol
uur alleen met den gast in den tuin
vertoefde. Haar vast besluit om nog
lang bij grootmama te toeven kwam
haar weder voor den geest en een
schalksche glimlach speelde om haar
mond, toen zij in gedachten haar besluit
met den meesten spoed en vastheid te
rugriep.
Met vlugge schreden waren zij den
tuin doorgewandeld en bevonden zich
weldra in tegenwoordigheid van mevrouw
van Velheim, die hen met ongeduld ver
beidde.
(Wordt vervolgd.)