NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
N. 67.
Zaterdag 22 Augustus 1885.
Veertiende Jaargang
Controle.
Maggie Wilson.
VOOR
abonnementsprijs
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentiën:
Feuilleton.
BINNENLAND.
AMEBSFOOBTSCHE COURANT.
Per 3 maanden 1.Franco per post door liet geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags.
Van 16 regels 0.40iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De beste wet faalt bij de uitvoe
ring, als deze laatste niet aan con-
tróle is onderworpen.
De menschen houden er nu een
maal niet van, dat hun vrijheid be
perkt wordt: liefst gaan zij hun eigen
gang en doen zij hun eigen zin. De
Overheid moest zich met zooveel din
gen niet bemoeien, zoo meenen
zij, en in die overtuiging doen zij
maar net of de overheid in slaap is
gevallen.
Wanneer er eens een plebisciet
gehouden kon worden over de vraag
Acht gij beperking van den leeftijd,
waarop kinderen aan den arbeid zul
len mogen deelnemen, noodig? dan
zou, gelooven we, de groote meerder
heid van ons volk, zonder onderscheid
van rang of vermogen, bevestigend
antwoorden. Alleen in de algemeene
vergadering van de Werkliedenver-
eeniging Patrimonium heeft men
eenige sprekers hooren aandringen
op afschaffing en intrekking van het
weinige, dat in Nederland op dit ge
bied is gedaan; we verwachten niet
dat die wensch door velen zal wor
den gedeeld. Lijfeigenschap en sla
vernij zijn ook maatschappelijke in
stellingen geweest, en men verwon
dert er zich thans over dat er ooit
menschen bestonden die deze enor
miteiten in bescherming durfden ne
men, nog meer dat zij zooveel eeuwen
gehandhaafd blijven. Gelijkerwijs zal
ook de tijd komen dat niemand be
grijpen kan, hoe men zich ooit heeft
kunnen verklaren vóór ongebreidelde
exploitatie van de luttele arbeids
krachten der kinderen ten behoeve
van het bedrijf. Zoo zijn we: we
verbazen ons over de onvolmaakt
heden van gisteren, en bieden tevens
den dag van morgen minstens even
ruime stof tot verwondering aan.
Maar al zegt nu de Wet: Beneden
den leeftijd van 12 jaar zult gij in
fabriek of werkplaats geen kinderen
toelaten, wat geeft dat dan nog,
als er geen macht is aangewezen om
zorg te dragen dat nu wezenlijk aan
die bepaling wordt voldaan? Ja, in
het algemeen zorgen de rechterlijke
macht en de politie voor de hand
having van wetten en verordeningen.
Maar hoe gaat dat? Een overtreding
moet óf worden aangebracht óf zóó
in het oog springen dat het niet
mogelijk is haar voorbij te zieneerst
dan zal de politie geneigd worden
bevonden zich er mede in te laten.
Vooral wanneer dit evenvoudige wets
verkrachtingen geldt, waarbij, naar
men zich verbeeldt, niemand schade
heeft: een royale diefstal, liefst met
inklimming en braak, nu ja, dat
is nogeens de moeite waard zich er
warm over te maken, en, heeft ie
mand het geluk een zaakje van dien
aard aan de handen van Justitia te
binden, dan krijgt de agent wiens
«waakzaamheid" op zoo schitterenden
uitslag mocht bogen, een pluimpje.
Doch komt diezelfde agent zijn chef
vertellen, dat hij ergens, in de werk
plaats van een schoenmaker, een
paar jongens heeft zien zitten, met
een schootsvel aan, die stellig nog
niet ouder dan tien jaar geweest kon
den zijn, och, er zijn wel com
missarissen die in dat geval kunnen
gezegd hebben: »'t Waren misschien
zoontjes van dien man: laat ons daar
maar geen drukte over maken."
Indertijd heeft de heer Kerdijk,
als secretaris van de Vereeniging
Volksonderwijs, tot de Afdeelingen
eenige vragen gericht over de wer
king van de Wet-Van Houten, onder
anderen ook over de wijze waarop
voor haar handhaving wordt gewaakt.
De heer dr. Mouton, Voorzitter der
Vereeniging ter bevordering van Fa-
brieks- en Hand werksnij verheid, deelde
in zijn redevoering bij de opening
der jongste, te Haarlem gehouden
jaarvergadering eenige der inlichtin
gen mede, door Kerdijk omtrent dat
punt verzameld. «Men kent de Wet,
maar lacht er om, wetende, datnie-
DOOR
MINORA.
24)
»Arme tante Louise 1 Hoe zeer ver
langt zij misschien naar ons!"
Een direct antwoord gewerd haar niet
op deze ontboezeming. Nochtans stond
mevrouw van Veldheim na een oogen-
blik zwijgeiis van haar zitplaats op en
nam den brief ter hand
«Het eenige punt, dat mij ongerust
maakt, is deze zin«Sedert de drie
laatste dagen ben ik niet meer op ge
weest; de gewone benauwdheden lieten
mij dit niet toe. Gisterenavond echter
had ik voor een oogenblik de hoop op
herstel opgegeven, zoo doodsbenauwd
was ik. Op het oogenblik is deze be
nauwdheid echter volkomen geweken en
gevoel ik mij veel beter, maar nog lang
niet goed. Verontrust u niet over mij,
lieve mama; spoedig hoop ik betere be
richten te kunnen zenden. Ik schrijf dit
op bed, verontschuldig daarom het on
duidelijk schrift."
«Om welke reden in 's hemelsnaam
maakt gij uw hoofdje door dit bericht
zoo warm, Maggie? Had ik kunnen voor
onderstellen, dat gij u dit zoo zoudt
aantrekken, ik had u den inhoud van
tantes brief zeker niet medegedeeld."
De laatste woorden klonken het meisje
min of meer verwijtend in 't oor.
«Weest er niet boos om, grootmama,
maar och, ik houd ook zoo dolveel
van tante Louise, dat ik reeds in doods
angst verkeer bij het denkbeeld haar
plotseling te moeten verliezen. Daarbij
is tante zoo geheel alleen zonder genoeg
zame hulp bij een ongesteldheid als deze.
Wie weet, keeren die zware benauwd-
beden niet onverwachts terug, och
lieve, lieve grootmama, laat mij toch
gaan! Gevoelt tante zich weder veel
beter, dan keer ik dadelijk naar huis
terug, en anders
«Wil ik haar oppassen," vulde mevrouw
van Veldheim min of meer spottend aan.
«Kind, hoe kunt gij er aan denken
voor ziekenverpleegster te spelen
onmogelijk, Maggie I Stel die gedachte
uit uw hoofd." Met deze woorden, op
eenigszins driftigen toon geuit, verliet zij
de kamer en liet het bedroefde en ver
baasde meisje alleen achter. Wat bewoog
grootmama zoo tegen deze handelwijze
te zijn? vroeg zij zich af, maar de eene
gissing scheen haar even onvoldoende en
mand de uitvoering controleert." «Wie
den veldwachter te vriend heeft, kan
doen wat hij wil." «De politie meent
haar plicht te doen, door nauwkeu
rig acht te geven, maar alles te la
ten, zooals het is." «Die den autori
teit aan zijn verzaakten plicht her
innert, heet een lastig mensch, wien
zijn bemoeizucht weieens zal worden
ingepeperd." «Vele autoriteiten ver
volgen een overtreding eerst, als een
ander hun met feiten aankomt." «De
burgemeesters vreezen zich gehaat te
zullen maken, en durven niet zelf
standig genoeg op te treden."
Wanneer de eerstvolgende hervor
ming in de wetgeving op den kin
derarbeid ons niets anders opleverde
dan een uitbreiding van de Wet-
Van Houten tot alle werkzaamheden
voor eenig bedrijfmet inbegrip dus
van den zoogenaamden veldarbeid, en
bovendien een wèlingericht systeem
van inspectie over de handhaving,
dan zouden we reden hebben ons te
verheugen. Het ingediende ontwerp
van den Minister van Justitie geeft
aan den eenen kant te veel, aan de
andere zijde te weinig.
We zeggen niet, dat we daarmede
het toppunt onzer wenschen bereikt
zouden hebben. Doch op het gebied
van de arbeidswetgeving in het al
gemeen werd pas de eerste, hoogst
bescheiden schrede gezet, nu zouden
we gaarne willen, dat elke volgende
stap wèl-overwogen en behoorlijk
voorbereid ware. Daartoe achtten we
in de eerste plaats een zeker aantal
beschaafde, wèl-ontwikkelde mannen
noodig, die zich geheel aan deze zaak
wijden, en door nauwgezette waar
neming van de belangen der industrie
in verband met die der werklieden,
in staat gesteld worden om advies
uit te brengen over de verdere toe
passing van het beginsel der Staats-
bescherming.
De werkgevers hebben niet in de
Rijksinspecteurs en hun adjuncten te
zien een corps dwarskijkers, bran
dende van ijver om hun «een hak te
zetten." In Duitschland, waar het
zelfde toezicht reeds tien jaren be
staat, was men in het eerst ook van
die opvatting; de ervaring heeft er
de onjuistheid van doen inzien. Wan
neer de Wet zich tot het noodige
bepaalt, mag verwacht worden dat
allen die er bij betrokken zijn haar
eerlijk en getrouw zullen toepassen
en ten uitvoer leggenen, waar mis
schien door eenig misverstand de
bedoeling des Wetgevers niet dade
lijk wordt begrepen, zal een verstan
dig ambtenaar, met het toezicht be
last, slechts een vriendschappeiijken
wenk behoeven te geven om elke
afwijking te doen verdwijnen, ook
zonder dat er terstond tot een ge
rechtelijke vervolging behoeft te wor
den overgegaan. In die richting voort
gaande, zal verdere uitbreiding van
de arbeids-wetgeving de vrucht kun
nen zijn van overleg tusschen de
vertegenwoordigers der nijverheid en
de Regeering, door bemiddeling harer
ambtenaren, en zijn we in het ver
volg gevrijwaard voor een Wetgeverij
in het wilde, waarvan onze parle
mentaire geschiedenis van de laatste
jaren zoo menig treurig voorbeeld
aanbiedt, getuigen de herhaalde her
zieningen, die elke onzer Wetten,
ondanks het langdurig en breedspra
kig «gemeen overleg" tusschen Re
geering en Kamers, heeft moeten
ondergaan.
De heer Van Kerkwijk, lid der
Tweede [Kamer vice-president van het
jongste Internationaal Spoorwegcongres
te Brussel, is benoemd tot commandeur
der Leopoldsorde.
Met zekerheid kunnen we mede-
deelen, dat de ministers van binnenland-
sche zaken en van waterstaat enz., bij
de feestelijke opening van den tramweg
naar Borkuloo tegenwoordig zullen zijn.
Woensdag om 2'/2 uur werd het
lijk van den heer 'Jongkindt Coninck te
Wageningen ter aarde besteld. De lijk
kist was bedekt met kransen.
De leeraren, vele leerlingen en oud
leerlingen, het gemeentebestuur en tal
van vrienden volgden den stoet. Aan de
geopende groeve voerden het woord de
heeren D. J. Andreae, adjunct-directeur
der Rijkslandbouwschool, H. M. Hartog,
uit Barneveld, de oud-leerling jhr. Boreel
en de burgemeester van Wageningen,
terwijl de heer J. van Emden, burge
meester van Renkum, namens de familie
bedankte voorde laatste eer aan de over
ledene bewezen.
Dr. Van Tienhoven, te 's-Graven-
hage, zal ons land vertegenwoordigen
op het geneeskundig congres te Ant
werpen.
De Internationale tentoonstelling van
decoratief aardewerk, cement en gebak
ken tegels en gebrand glas te Delft werd
van 12 tot 18 Augustus door 539 beta
lende personen bezocht.
Door den minister van waterstaat,
is bepaald, dat de winterdienst op de
spoorwegen dit jaar bij wijze van proef
op 1 October zal aanvangen.
Voor een ziekenhuis te Apeldoorn
waarvan binnenkort de aanbesteding zal
plaats hebben, heeft H. M. de Koningin
eene bijdrage van f 1000 toegezegd.
De reeds zoolang hangende quaestie
omtrent het tekort in de gemeentekas te
Putten is een schrede voorwaarts gegaan.
Door den raad is nl. besloten dit tekort,
ontstaan door het onverwachts verdwijnen
van den vorigen gemeenteontvanger, onder
de uitgaven der begrooting voor 1885 op
te nemen. Dientengevolge zal deze be
grooting wel goedgekeurd worden, wat
nog niet het geval was, zoodat na 1 Juli
geer. jaarwedden enz. meer zijn betaald,
daar maar tot de hellt der posten mocht
worden uitgegeven. Toch zal waarschijn
lijk een rechtsvordering tegen den bur
gemeester en een wethouder worden in
gesteld, ten einde zoo mogelijk hun aan
deel in het tekort van hen terug te be
komen, daar ,de meerderheid van den
Raad meent, dat hun nalatigheid het
tekort heeft veroorzaakt.
Woensdagochtend ontstond er een
begin van brand in den kelder onder het
ongerechtvaardigd als de andere.
Voor heden had zij alle hoop opgege
ven een gunstiger antwoord te bekomen,
zij kende grootma's ijzeren wil en mis-
moedigd zocht zij een wijle de eenzaam
heid en daarna haar kamer op.
Drie dagen waren na dit voorval ver-
loopen en nog was er na den bewusten
brief geen nader bericht van tante Louise
gekomen. Maggie wist niet meer, hoe
over deze stilzwijgendheid te denken,
toen een telegram een plotseling einde
maakte aan haar ongerustheid. Haar
angst om tantes leven werd er slechts
door vermeerderd.
«Wenschte gaarne Maggie zien en
spreken," luidde het bericht. Nog onze
ker over de toestemming had zij zwij
gend tegenover mevrouw van Veldheim
gezeten zonder door taal of teeken een
gunstig antwoord uit te lokken, hoewel
innerlijk vast besloten aan deze roepstem
gehoor te geven en nog heden te ver
trekken.
Het oog der oude dame bleef een
oogenblik streng op Maggie's gelaat rus
ten. Toen sprak zij met vergeefsche
moeite om een glimlach te toonen.
«Wat kan dat wel zijn, dat tante u
zoo noodwendig biechten moet, dat er
zelfs een telegram voor gebruikt wordt?"
«Grootmama, waarom wilt gij niet
inzien, dat tante stervende zijn kan...?"
«Alweer die overdreven angst! Kind!
men sterft zoo spoedig niet. Maar gij
ontwijkt mijn vraag: wat kan het zijn,
dat tante u te vertellen heeft en dat
zulk een spoed vereischt?"
«Hoe weet ik dat, grootmama?"
«Is uw onwetendheid in deze zaak
waarheid, Maggie, of is dit het eerste
antwoord, dat u invalt.".
«Och, grootmama, u pijnigt mij met
deze vraag. Sta mij toe dadelijk te
gaan.1"
Het oog stond op dit oogenblik nog
strenger dan te voren. Het oprechte
antwoord scheen haar gissing voedsel te
geven.
Zonder een enkel woord van af- of
goedkeuring wees zij met. den vinger
naar de pendule.
«Het kan u toch geen ernst zijn nog
hedenavond te gaan.... 8 uur! Onmo
gelijk, MaggieWacht liever tot morgen
ochtend, dan kunt ge met den tweeden
trein van hier gaan."
Een driftig, ongeduldig antwoord
zweefde het jonge meisje op de lippen
nochtans bedwong zij den opwellenden
toorn en zweeg. Beide vrouwen heugde
het stellig niet zulk een langen eentoni-
gen avond te hebben doorgebracht. On
verbiddelijk vervolgde het uurwerk zijn
loop, dat voor het eene hart te langzaam
en voor het andere nog te snel liep.
Welke uiteenloopende gedachten vervul
den niet haar beider ziel. Mevrouw van
Veldheim scheen met elk uur den moed
meer en meer te laten zinken om eenige
toespelingen te maken over hetgeen haar
hart zoo bozig hield. Zij vooronderstelde
toch, dat het geheim van Maggie's eer
ste jaren en den noodlottigen levensloop
der ouders haar op het punt stond be
kend te worden gemaakt, een daad, die
zij tot dusver steeds standvastig gewei
gerd had met eigen woorden voor Mag
gie op te helderen. Misschien kwelde
haar wel een innerlijke stem, die zij-
meende reeds lang door den loop der
jaren tot zwijgen te hebben gebracht,
dat het verwijt des vaders haar uit den
mond der dochter zou treffen: Was de
liefde voor uw zoon dan zoo groot, dat
zij niet eens bestand was tegen een
opoffering voor den grafelijken naam,
dien gij eens met zooveel trots en eer
zucht droegt? Voorwaar, een liefdevolle
moeder zijt gij nooit geweest! Onwille
keurig legde zij de hand op het hart,
als om die wreede, strenge stem der
gerechtigheid tot een eeuwig zwijgen te
doemen, daar die haar toch met de
laatste beschuldiging zoo miskende.
(Wordt vervolgd.