NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. Maggie Wilson. N. 71. Zaterdag 5 September 1885. Veertiende Jaargang VOOR abonnementsprijs VMilIJ.Vr WOENSDAG EY ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentiên: Posterij-zaken. BINNENLAND. Feuilleton. AMEBSFOOBTSCHE COURANT. Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags. Van i6 regels 0.40iedere regel meer 5 Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Artikel 1 van de Postwet, (Wet van 12 April 1850, gewijzigd bij de wetten van 5 Juli 1855 en 22 Juli 1870) zegt «Aan den Staat wordt voorbehou den de uitsluitende bevoegdheid, om geslotene of ongeslotene brieven of pakketten, papieren bevattende, van de eene plaats naar de andere, tegen het genot van vracht, te doen over brengen, op den voet en behoudens de uitzonderingen hierna vermeld." De regeling van het postverkeer schijnt ons, die aan zijn werking gewoon zijn, iets zoo natuurlijks toe, dat we ons ter nauweruood een tijd kunnen voorstellen waarin het anders was; en dat er nog geen honderd jaar verloopen zijn sedert men het net van postwegen in de Europeesche Staten als voltooid kan beschouwen, behoort tot die feiten die men moet weten om ze te kun nen gelooven. De instelling der pos terijen mag dan ook worden aange merkt als een der voortreffelijkste vruchten van de nieuwere beschaving. De vraag wordt niet eens opge worpen, of de Staat wél het recht heeft, zich het brievenvervoer als een monopolie toe te eigenenover het algemeen bevinden we er ons zóó goed bij, dat elke overweging van dien aard door de quaestie der doelmatigheid wordt beheerscht en verdrongen. Zeker zou het voor par ticulieren, die de briefwisseling tus- schen de groote steden van ons werelddeel ter bezorging kregen, een aardige bron van inkomsten zijn, en in Duitschland heeft nog tot op de helft der negentiende eeuw een geprivilegieerde familie, het huis Janis, daaraan schatten verdiend maar voor de kleinere gemeenten zou deze diensttak een schadelijke rekening geven. Tot een richtige uitvoering is de strenge handhaving van de boven aangehaalde verbods bepaling noodzakelijkzonder haar zouden de winstgevende kantoren in handen van bijzondere personen ko men, terwijl de kleine plaatsen, die een nadeelig saldo opleveren, van de goede zorg der Overheid afhankelijk zouden blijven. Gelijke bepalingen bestonden ook in vioegere eeuwen, toen de Vorsten belangrijke winsten trokken uit de wisseling der brieven tusschen de groote plaatsen, terwijl de ingezetenen van minder gelukkig gelegen localiteiten maar zorgen moesten hun epistel te brengen daar heen waar een kantoor van den koninklijken of keizerlijken postdienst werd aangetroffen. In ons land waren het de stedelijke regenten, die voor het brievenvervoer zorg droegen: gemeenlijk werden de posterijen ver pacht, ten bate der gemeentelijke kas. In Engeland, dat steeds vooraan heeft gestaan in de zorg voor -een goed postverkeer, de statistiek wijst aan dat er thans nog per inwo ner ruim tweemaal zooveel brieven en briefkaarten worden bezorgd als in Nederland, werd pas in 'lö35 de bodenloop der particulieren opge heven en de posterij verklaard tot een recht des konings voor de eerste maal verpachtte Karei I dat recht voor 7000 pond sterling. Iets derge lijks had vijf-en-twintig jaar later in Frankrijk plaats, toen de Minister Louvois chef der posterijen wasde postdienst werd toen voor den tijd van elf jaar verpacht tegen een bedrag van 1.200.000 francs. In 1791 was de pachtsom bijna vertienvou digd. Het duurde tot 1815, na den terugkeer van Lodewijk XVIII, eer de posterij daar te lande een staats- aangelegenheid werd. Een monopolie, door het openbaar gezag in handen genomen, is naar de tegenwoordige begrippen, die zich alleen richten naar het algemeen belang en met «heerlijke rechten" weinig rekening houden, eerst dan gewettigd, wanneer dat belang mins tens zoo goed wordt behartigd als het door particuliere mededinging zou geschieden. En niet slechts voor een deel der ingezetenen, die in daartoe gunstige omstandigheden verkeeren, maar voor allen zon der onderscheid. Een welgeorgani- seerd postverkeer moet ook letten op de behoeften van het platteland, zonder dat angstvallig wordt uitge cijferd of de opbrengst daar ter plaatse wel gelijken tred houdt met de kosten, die de uitbreiding van de postinrichting tot dat gedeelte des lands vereiseht. Zelfs zouden we, in aanmerking nemende welk een ge wichtige factor in de beschaving een geregeld postverkeer uitmaakt, de stelling durven verdedigen dat in de behoeften van het platteland het allereerst moet worden voorzien. Ofschoon we nu niet bepaald als klagers willen optraden, gelooven we toch dat van hoogerhand niet altijd aan de kleine gemeenten gegeven wordt datgene waarop zij recht heb ben. Zelfs is het weieens gebeurd, dat bij de opening van nieuwe spoor- of tramlijnen, die verandering brach ten in de wijze waarop de brieven pakketten werden vervoerd, bij die gelegenheid ingetrokken bodenloopen, tot dusver tamelijk wel in de behoefte voorziende, werden vervangen door een regeling waarbij het niet ontbrak aan redenen tot ontevredenheid. Wij meenen, dat hierbij niet gedacht moet worden aan een opzet, orn de ingezetenen dier streken in een slechtere conditie te brengen, en evenmin aan een onbepaald streven naar bezuiniging: de inkomsten, die de Staat ontleent aan de posterijen, zijn alleen dan gerechtvaardigd, als aan billijke wenschen voldoening is gegeven. Het beste dus, wat in zoo danige gevallen kan gedaan worden is, dat de belanghebbenden zich wenden, liefst met bepaalde voorstel len of verzoeken, tot de hoofdadmi nistratie der posterijen, en, zoo dit onverhoopt niet tot het verlangde resultaat mocht leiden, tot het Mini sterie van Waterstaat. Doch elke stap van dien aard zij gemeenschappelijk: de ervaring heeft ons geleerd dat men in dat geval op een welwillende ontvangst kan rekenen. In sommige deelen des lands blijft er wezenlijk nog wel wat te verbe teren. Een matige eisch is, dunkt ons, dat men ten plattenlande des voormiddags een brief ontvangende, nog dienzelfden dag gelegenheid heeft een antwoord af te zenden minder, meenen we, kan het al niet. Ook zal het, binnen de grenzen van ons kleine land, wel een zeldzaam heid moeten zijn als een brief of courant langer dan een half etmaal onderweg behoeft te blijven. In de Schoonhovensche Courant van j.l. Zaterdag vinden wij vermeld, dat een brief, des morgens vroeg uit Noordeloos naar Goudriaan gericht, een afstand van een groot uur misschien, eerst den volgenden dag ten 10 uur de plaats zijner bestemming bereikt; en dat een courant, des Vrijdagsavonds uit de stad der goudsmeden verzonden, haar geabonneerden in eerstgenoemd dorp eerst des Zondags het hart komt verheugen. Zulke toestanden zijn toch waarlijk niet verdedigbaar. We hebben nog een kleine opmer king. Aan het Ministerie van Water staat wordt een lofwaardig streven waargenomen om meer dan tot dus ver geschiedde, de postbeambten in de gelegenheid te stellen eenige Zondagsrust te genieten. Onze inge nomenheid met de wijze, waarop die ijverige medeburgers allen bijna zon der onderscheid hun taak verrichten, noopt, ons dien maatregel toe te juichen. Maar toch de toepassing is wel wat eenzijdig: geheel ten nadeele van het publiek, en alweer meest van de plattelandsbevolking. Het Ministerie moest van zijn kant ook eenig offer brengen, door aan- j stelling van een zeker aantal hulp boden en bestellers, die konden inspringen om hun vasten collega's een vrijen dag te bezorgen. En kan deze dag niet steeds, uit den aard der zaak, een geheele Zondag wezen, welnu, met een anderen dag van rust is ook de man gebaat, die ge woon is steeds door zijn beroeps plichten te worden gedreven. Het is, in 't algemeen, een lastige quaestie, wel ker oplossing veel overleg zal kosten maar met de behoeften van 't pu bliek moet, naar het ons voorkomt, evenzeer rekening svorden gehouden als met die van het beambten-per soneel. Eenvoudige opheffing van een zeker aantal bodendiensten en bestel lingen brengt de zaak niet in orde op een wijze die allen kan bevredi gen. Men wil gaarne iets opofferen, mits het niet van één kant wordt gevorderd. Posterij-zaken kunnen tot de meest algemeene aangelegenheden gerekend worden. Bespreking in het openbaar is daarom hoogst nuttig. De Staatscourant van 4 Sept. be vat een koninklijk besluit van 2 dezer, waarbij op de voordracht van den Raad van Ministers van 31 Augustus 1885, n°. 134, Kabinet, en gelet op art. 98 der Grondwet, het volgende wordt be paald Art. 1. De tegenwoordige Vergadering van de Staten-Generaa! zal worden ge sloten Zaterdag 19 September 1885, des namiddags te 3 uren. Art. 2. Onze minister van staat, minis ter van binnenlandsche zaken wordt ge machtigd zich op het in art. 1 vermelde tijdstip te begeven naar de Vergadering der Staten-Generaal, ten einde in veree- nigde zitting der beide Kamers de Ver gadering in Onzen naam te sluiten. De Transvaalsche gezant bij de Euro peesche hoven, jhr. mr. G. J. Th. Bee- laerts van Blokland, overhandigde eergis- tertai zijn geloofsbrieven aan den keizer van Duitschland. Na de audiëntie werd de heer Beelaerts ook door de Keizerin ontvangen. DOOR MINORA. 28) Maar toen een vol jaar was verloopen, toen taal noch teeken van hem werd ver nomen toen overviel Maggie een on beschrijfelijk gevoel van verlatenheid en eenzaamheid. Daar kwamen uren van een hopeloos verlangen naar een trouw moederhart, aan wier borst zij al haar smart zou willen uitweenen. Daar kwamen uren, waarin bange twijfel zich in haar ziel nestelde, uren van pijnlijken strijd bij de gedachte, dat hij wellicht ziek moest zijn jof dood of dood Wij zouden haar karakter geen recht laten wedervaren, verzwegen wij deze dagen van vertwijfeling en wanhoop, waarin hart en verstand den ongelijken strijd steeds opnieuw weder aanvingen, zonder dat éen van beiden de overwin ning behaalde. Hoe menigmaal kwamen er moeilijke oogenblikken, waarin het hart de flauwe hoop, waaraan het zich nog kort te voren met duizend onzichtbare banden had gehecht, vol ongeloof en wanhoop van zich stiet, om er zich het volgend oogenblik weer met de grootste zelfmis leiding aan vast te klemmen, daar het geen afstand wilde en kon doen van het geluk, al hing de geheele redding schijn baar aan een stroobalm Helaas, voor Maggie bloeiden op dien weg van angst en twijfel geen rozen. Duizendvoudig waren de twijfelingen, die haar bestormden, en de arme Maggie bemerkte den afgrond niet, die zich lang zamerhand voor haar opende. Zij bemerkte de vreemde, in het oog vallende bezorgd heid niet, waarmede mevrouw van Veld- heim haar in den laatsten tijd gadesloeg. Zonder het zelve te vermoeden en er zich rekenschap van te vragen, langza merhand, zonder eenigen plotselingen in vloed, was Maggie stiller en afgetrokke- ner geworden. Slechts herleefdezij wanneer een pakket brieven met de mail ontvan gen werd, steeds in de hoop een bekend en geliefd bandschrift te mogen herken nen, maar ook deze hoop werd hoe langer hoe flauwer. Allengs had Maggie het zoover weten te brengen, dat aan de menigvuldige uitnoodigingen zeldzamer gehoor werd gegeven. Mevrouw van Veldheim beschouwde deze zeldzame afgetrokkenheid van het vroeger zoo levenslustige meisje uit een geheel ander oogpunt. Het vertrek, en de lange afwezigheid vooral, van den gelief den Oswald stond bij haar steeds op den voorgrond. Zij heeft hem lief, mijn Oswald! fluisterde dan menigmaal de alles beheer- schende stem in haar binnenste. Alleen kon zij de gedachte niet ver drijven, die haar nog bezighield en on aangenaam stemde, namelijk, waarom Maggie er voor haar, zijn moeder, zulk een met zorg verborgen geheim van maakte. Om welke reden veinsde zij uiterlijk geluk en tevredenheid, terwijl haar innerlijk leven slechts den afwezige betreurde Dikwijls eindigde hiermede de loop harer gedachten, en met verwijtenden blik zag zij dan tot Maggie op als om in haar oog het antwoord der menigvuldige gissingen te vernemen. Maar te vergeefs hoopte zij op een innigere vertrouwelijkheid van de zijde harer kleindochter een geheime gelofte snoerde Maggie's lippen vast, een gelotte, die zij gezworen had nimmer te zullen schenden. En de familie van Langenveld? Wij willen hopen, dat er nog een weinigje belangstelling bij den lezer be staan zal voor de vriendin onzer heldin, Eugénie van Langenveld. Daarom ver zoek ik u vriendelijk, trots de scherpe zonnestralen van het middaguur, ons naar haar woning te willen vergezellen. Merkbare verandering heeft het woon vertrek niet ondergaan. In denzelfden hoek waar de gemakkelijke causeuse van Eugénie stond, toen ik er u voor het eerst binnen leidde, staat ook thans nog de aangenaamste zit- en rustplaats van het jonge meisje Dat bezoek, waarde lezer, zal u leed doen, evenals 't mij pijnlijk is om den toestand van Eugénie nader te beschrijven. Vol medelijden richt zich uw blik op de jeugdige, ten gere gestalte, die schijnbaar in een slui mering verzonken is en achterover in de kussens het moede hoofdje begraaft. Die sluimerende gestalte is Eugénie van Langenfeld. Doch vergis ik mij niet, dan zweeft in uw oog tevens een ver wijtende blik, alsof gij wilder zeggen Dat was wel te voorzien geweestWelke verstandige moeder laat in 's hemels naam haar teringachtige dochter op een bal gaan, terwijl de dokter haar de minste vermoeienis ten strengste verbiedt! Uw opmerking is volkomen gegrond, waarde lezerHelaas, mevrouw de dou- arière van Langenfeld is een alles be halve verstandige moeder, die, al heeft ze haar kind lief als haar oogappel, al bevredigt ze haar minste wenschen, tot de onmogelijkste toe, haar eer ten vloek dan ten zegen is. Haar zwakke toegevend heid is ten laatste de grootste oorzaak van den treurigen toestand van Eu génie. De koortsachtige opgawondenheid be merkende, waarmede Eugénie haar de toestemming voor het aannemen der balinvitatie vroeg, werd het der moeder een prikkel te meer om het meisje dat lang gedroomd genot niet te wei geren. Daarbij zou 't haar eerste bal zijn...! En Eugénie gevoelde zich immers zoo vol komen wél De langgewenschte avond brak aan, en Eugénie reed met haar mama naar het bal, de oogen glinsterden van dat helder onuitdoofbaar licht der jeugd Helaas, die glans van jeugd en frisch- heid, hij was weer verdwenen, toen eenige dagen daarna de drooge kuch weer aan klopte Sinds dien avond heeft die verraderlijke hoest geen afscheid meer genomen. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1885 | | pagina 1