NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. Maggie Wilson. N. 73. Zaterdag 12 September 1885. Veertiende Jaargang VOOR abonnementsprijs i VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A.M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentiên: JMieuwe Aboniié's ontvangen deze courant tot 1 October gratis. Politie en Publiek. BINNENLAND. Feuilleton. AMERSFOORTSCRE COURANT. I'cr 3 maanden 1.Franco per post door liet gehcole Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags. Van 16 regels 0.40; iedere regel meer B Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De omstandigheid, dat in den laatsten tijd in sommige steden van ons land rustverstoringen hebben plaats gehad van tamelijk ernstigen aard, als ware er in de harten der bedaarde Nederlanders plotseling een aandrang tot daden van moedwil gerezen, brengt ons vanzelf tot de vraag, of de verhouding die er be staat tusschen de burgerij en de handhavers der openbare veiligheid, wel is zooals die behoort te zijn, en zoo niet, of er dan ook iets kan gedaan worden om baar te verbete ren. In Amsterdam begon men een standje om niemendal: een kibbel partij tusschen rond venters van het blad «Recht voor allen" en eenige straatjongens breidde zich uit tot een tooneel van ruwheid, dat ver scheiden avonden werd herhaald, en een bijzondere aantrekkelijkheid scheen uit te oefenen op een wande lend publiek van «nieuwsgierigen." Deze laatste soort vati lieden is nog gevaarlijker dan de aanieggers zelf: zij belet de politie te doen wat haar anders gemakkelijk zou vallen, namelijk door de arrestatie van een paar belhamers aan het schandaal een einde te maken. Te Haarlem gaven een paar muilperen, die een jonge tuindief had ontvan gen ter aanvulling van een collectie andere, gestolen peren, te Zwolle gaf eenvoudig de uitgelaten stem- ming bij een volksfeest aanleiding tot dezelfde wanbedrijven. Een straatjongen die een steen opgrijpt, en daarmede een spiegel ruit stuk gooit van honderd en meer gulden waarde, begrijpt misschien niet welke schade bij in één seconde teweegbrengt: en de havelooze scha re die zijn {heldenfeit toejuicht en straks navolgt, beseft evenmin, dat zij daardoor ook zichzelve niet wei nig benadeelt. Het is immers van het uiterste belang, dat tusschen de verschillende standen, en vooral in dezelfde stad, gevoelens van welwil lendheid en toegenegenheid heerschen; zij hebben te veel elkander noodig. In zonderheid wanneer de tijdsomstandig heden zoo ongunstig zijn als nu, en het te verwachten is dat een beroep op de offervaardigheid van de meergegoe- den niet kan uitblijven, moeten zij die van de zorgen der medeburgers de vruchten zullen inoogsten, geen handelingen plegen die hun de sym pathie doen verliezen en de kansen op tegemoetkoming in de bezwaren waarmede zij te worstelen hebben, zeer zouden verminderen. Als de mannen en vrouwen uit de arbei dende klasse zich niet ontzien, ge- meene zaak te maken met liet schuim der bevolking, dan lokken zij een gevoel van wrevel, dat nog lang kan nawerken. Sterker afkeuring nog verdient bij zulke gelegenheden de houding van het zoogenaamd «fatsoenlijk" publiek. Menschen die door hun kleeding en manieren toonen dat zij er aanspraak op maken als «heeren en dames" te worden aangemerkt, mengen zich onder den ruwen hoop, slaan met dezen op de vlucht als de mannen van de politie een uitval doen, en komen weer terug als het gevaar om klappen op te loopen voor een oogenblik is geweken. Aan een som matie om uit een te gaan geven zij evenmin gehoor als het janhagelja, niet zelden lokken zij nieuwe stand jes uit door ergens halsstarrig op een kluitje te gaan staan, in afwach ting van de dingen die komen zul len, en die zonder hun aanwezigheid waarschijnlijk uitgebleven waren. Niet nadrukkelijk genoeg kan liet gezegd worden dat handhaving van de openbare circle een zaak is, waar hij we niet slechts alleen belang hebben, -immers, dezelfde hand die op dit oogenblik een steen werpt in do ruiten waarnaar ge staatte kij ken, kan liet aanstonds ook aan uw woning doen, maar bovendien een, waartoe we allen zijn verplicht, omdat we burgers, ingezetenen der gemeente zijn. Dat we die taak aan bepaalde personen hebben overge dragen, ontheft ons niet van de noodzakelijkheid om, waar dezer krachten te kort schieten, zelfs des noods een hand uit te steken, en in elk geval niets na te laten dat strek ken kan om rust en veiligheid te herstellen en te verzekeren. Eigenlijk gezegd moesten we, in een vrijen staat, ons allen min of meer geroe pen gevoelen om pnlitie-agenten te zijn. Deze opvatting zal misschien te genspraak vinden. Dat komt, omdat er een vooroordeel bestaat tegen liet ambt. Maar bij ons is geen enkele reden aanwezig om de mannen der politie te beschouwen als dienaren en werktuigen van eenig despotiek gezag: welke voorstelling men daar omtrent moge hebben in landen als Rusland en Spanje, of gehad hebben in Frankrijk, hier mist zij allen grond. Een enkele maal gebeurt het, dat een burger of militair zich verdien stelijk maakt, door de politie bij te springen in het arresteeren van een beschonken woesteling, en dat feit wordt dan, als zeer opmerkenswaar dig, door de couranten vermeld, met een woord van lof aan hem wien de mededeeling geldt. Dat moest zoo niet zijn; wat hier een zeldzaamheid is, moest regel worden. Zij wien liet lust, op welke wijze dan ook, de orde te verstoren, moesten steeds de ervaring opdoen, dat zij onmid dellijk allen tegen zich hebben, hun geestverwanten alleen uitgezonderd en dat de macht der fatsoenlijke lieden, dit woord hier opgevat in zijn juiste beteekenis, zonder dat daarbij quaestie is van kleed of stand, oneindig veel grooter is dan die der rustverstooi ders. Als de ijverige man der politie ziet, dat hij alleen tegen zich heeft, schavuiten zoowelals eerlijke lieden, en dat het beste wat hij van de laatsten te wachten heeft, een hoog hartige onverschilligheid is, dan mag zijn taak wel in de hoogste mate ondankbaar heeten. Dat een guit van een jongen, die liet een of an der stukje uitvoert, den hem waar schuwenden politieman als zijn na tuurlijken vijand beschouwt, kan er mee door, zijn leeftijd in aanmerking genomenmaar volwassenen, die bij hun volle verstand zijn, hebben een anderen maatstaf aan te leggen. Het gevolg van meerdere waar deering zal onvermijdelijk zijn, dat de politiedienaar met meer opge wektheid zijn taak vervult, en dat zijn aanrakingen met het publiek, van welks welwillendheid hij in do meeste gevallen vooraf zeker kan zijn, zich onderscheiden door beza digdheid en vriendelijkheid in den toon. Blijft samenwerking uitgeslo ten, laat dan gerust ln elke gemeente het politiecorps van jaar tot jaar var sterkt worden, tot groot nadeel van de beurs der belastingschuldi gen de toestand zal er niet beter door worden. Daarentegen, als de handhaving der orde wordt een zaak van publieke zorg, dan kan men met een klein personeel yolstaan, dat dan, in een behoorlijke bezoldiging, de belooning van zijn arbeid kan vinden. In Amsterdam kan geen agent een straatjongen beletten nadeel toe te brengen aan de particuliere eigen dommen, of hij krijgt het met de bevolking denachterbuurten te kwaad. Heeft hij een rustverstoorder gearres teerd, aanstonds zijn er handen ge reed om de politie haar «prooi," zooals men dat gelieft te noemen, te ontrukken. Zulke dingen zijn de hoofdstad des lands onwaardig, en het wordt tijrl dat men eens ernstig gaat nadenken over het groote be lang, dat de geregelde maatschappij heeft hij het ongeschonden houden van hetprestige der mannen, wien de taakis opgelegd, overtreding van wet ten en verordeningen tegen te gaan. Tot deze overweging hebben wij thans een kleine bijdrage willen le veren. Naar men van goederliand verneemt, bestaat er tot dusver geen enkele aan leiding om te veronderstellen, dat het tijdstip der terugkomst van den Koning in de residentie, op 19 dezer bepaald, verandering zou hebben ondergaan; zoo dat ook de opening der Kamers door Z. M. in eigen persoon verwacht mag wor den. Uit Utrecht wordt over 't verdwij nen van Notaris Borret aan de N. R. Ct. 't volgende gemeld »'t Is een feit! Notaris Borret, de algemeen geachte man, aan wien velen hun laatsten cent zouden hebben toever trouwd en aan wien niet weinigen dit ook deden, is gevlucht, zonder orde op zijn zaken te stellen. Het vind haast geen geloof, zoo was ieder van de eer lijkheid en rijkdom van dezen eenvoudig levenden man overtuigd. En toch is het zoo. «Alles in zijn huis is Dinsdag door den officier van Justitie verzegeld. Vele roomsch katholieke kerkelijke en liefda dige instellingen en niet minder particu lieren hadden hunne fondsen aan hem toevertrouwd, en die allen vleien zich met de flauwe hoop, dat de zaken wel ontzettend in de war zullen zijn, doch dat de notaris zich niet aan verduiste ring zal hebben schuldig gemaakt en zijn vertrek enkel aan een zielsziekte te wij ten zal zijn. Van de Veluwe meldt men De jagers zijn zeer tevreden over het jacht veld. Vooral hazen en patrijzen zijn er veel. Men besteedt voor hazen fi.25 a 1.60, patrijzen f 0.60 a 1, konijnen f 0.40 a 0.00, watersnippen f0.50 a 0.60. Kor- i hoenders ziet men ook dit jaar weinig. DOOR MINORA. 30) «O kind, kind hij komt. Hij komt! Daar, lees zelf maar eens God! ik dank u voor zulk een geluk En met het hoofd achterover in den leunstoel begraven, vloeiden groote, hel dere tranen van haar wangen. En inderdaad las Maggie het bericht der aankomst met een van vreugde klop pend hart«Bij ontvangst dezes ben ik reeds op weg tot u, lieve mama, en hoop u dus spoedig aan mijn hart te drukken. Voor dien tijd hoort gij niets naders meer van mij." Ja het hart klopte Maggie van vreugde hij het denkbeeld dat Oswalds terug komst eenige verandering in haar beider eentonig leven zou brengen. 't Was een heerlijke Julimorgen, eeni ge dagen na de gelukkige tijding van Oswalds terugkeer. De zon had zich voor een oogenblik achter lichte wolkjes verscholen, en de morgenkoelte speelde vroolijk en schalks met het schoon gebladerte van hoorn en plant. De blijde verkondigers van den dage raad hadden niet ie vergeefs voor monig venster hun allerliefst morgenlied aan geheven. Twee slaperige kijkers hadden zij, zonder het te weten, uit een zoete sluimering geroepen. Maggie is 't, die de kleine zangers in dit vroege morgenuur door hun harmo nisch getjilp hebben wakkergezongen. Een blijde glimlach, waarmede het oog volkomen instemt, zetelt om den kleinen mond. Op het geheele gelaat slaat duidelijk te lozen, dat zij uit een gelukkigen droom is ontwaakt. Maurits heeft zij weder ge zien Wedergezien Ja, droom en werke lijkheid hoe eindeloos ver en toch hoe nauw zijt gij soms aan elkander verbon den Maggie droomde van Maurits' te rugkomst, hoe gelukkig zij waren, hoe zij elkander nog liefhebben toen be merkte zij plotseling dat gehate oog van André Langenfeld, dat haar strak aanzag en met den vinger op den mond een sis send, gebiedend «misschien" fluisterde... toen tante Louise, [die haar vriendelijk tot zich riep en met ernst de woorden herhaalde wees goedsmoeds, mijn lieve ling en vergeet nooit hetgeen gij mij beloofd hebtToen hadden de vogeltjes haar gewekt en de laatste woorden van tante I.ouise hadden Andrés profetische toespeling verduisterd. Bas kleedde Maggie zich aan en ont sloot het venster om de heerlijke mor genlucht met volle teugen in te ademen, liet moest nog zeer vroeg zijn, daar er nog geen leven of beweging in huis of tuin te bespeuren was. Zacht zonder gedruis te maken, begaf zij zich naar den tuin met den stillen wensch om daar den gestoorden droom wakend voort te droomen. Ten volle slaagde zij hierin alles droeg er het zijne toe bij om den loop harer gedachten en [droomen niet te storen, maar op te wekken. Het was alsof er levende geesten in haar omgeving zweef den, die haar gewillig den sleutel tot het hemelsei) Rijk der Droomen overhandi gen Jiet was alsof zij duidelijk het gewemel en leven van een onbekende en ongekende wereld tusschen de massa grashalmpjes vernam, waartusschen de ontelbare menigte der natuurbewoners, kevers, muggen en kapellen dwarrelde. Het was alsof aarde en hemel zich tot één paradijs in haar ziel hadden samen gesmolten «Maggie 't Was een uitroep vol blijdschap en geluk, die liet droomende meisje in haar mijmeringen stoorde. Dien kreet te be antwoorden was het werk van een oogenblik. «Oswald gij hier, op dit vroege mor genuur Metzachten dwang trok zij haar hand uit de zijne en herhaalde deelnemend en vriendelijk Hoe, Oswald zoo vroeg hebt ge ons willen verrassen Hebt ge grootmama reeds gezien «Ik heb u zeker gestoord en verschrikt tevens," antwoordde Oswald lachend, haar arm door den zijnen halende. Kom, laat ons dan eerst wat wandelen, dat zal u goed doen, en dan vertel ik u alles Maar zeg mij eerstjzijt gij al dien tijd gelukkig geweest?" «Niets dan alleen uw bijzijn heeft aan ons geluk ontbroken. O, Oswald, hoe gelukkig zal grootmama zijn Gij zijt veranderd, Maggie!" viel hij haar verstrooid in de rede, terwijl de laatste uitroep schijnbaar niet vernomen werd. Een blosje [kleurde haar wangen en glimlachend bedeesd sloeg zij de oogen neder. «Veranderd herhaalde zij achteloos, «gij zijt het ook, Oswald Hij glimlachte even, maar do gulle lach van daareven was verdwenen en eenigszins gedwongen klonk zijn ant woord. «Bij mij is dat een minder vreemd verschijnsel dan bij u, mijn kind Mijn loopbaan brengt veel denken en peinzen met zich mede. Dat drukke arbeiden is dikwijls een lafenis voor de ziel, wanneer er duistere dagen komen. Arbeid, veel arbeid schrijft de smait... .probeer 't ook maar eens, Maggie, als ge ooit zulke dagen mocht beleven." Maggie's donker oog, waarin thans een onbeschrijfelijk droefgeestige uit drukking lag, staarde als in gepeins ver zonken op de schoone, krachtige ge stalte van Oswald. Maggie had onmid- delijk een vreemden trek om den mond bespeurd, dien, gelijk een vrijmetselaars- teeken, slechts zij herkennen, die ook geleden hebben. Zij had geleden zij kende dien smartelijke trek maar al te wel, die van een innerlijk zielelijden getuigde. Niets kon anders aan de forsche, edele gestalte toonen, dat hij zoo zwaar ge leden had. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1885 | | pagina 1