IEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. Ridderschap en Dorperheid. Zaterdag 23 Januari 1886. Vijftiende Jaargang. VOOR VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. Het heiriR „Inkomen" BINNENLAND. Feuilleton. AMEBSFOORTSCHE COURANT. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden 1.Franco per post door het gebeele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags cn Vrijdags. advertentiên: Van 16 regels 0.40iedere regel meer 5 Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Een belasting naar het inkomen, of, zooals zij met minder juistheid, en ook eenigszins met miskenning van haar karakter genoemd wordt, een inkomsten-belasting, schijnt aller- wege in de lucht te hangen. De overtuiging wint veld, althans bij hen die een vrijzinnige regeling van het financiëel vraagstuk wenschen, dat alleen een directe hefling naar dezen maatstaf beantwoordt aan den eisch, door eiken staathuishoudkun dige van eenige beteekenis aan een billijk belasting-systeem gehecht »Ieder drage bij tot de kosten der staatsgemeenschap in evenredigheid van zijn draagvermogen." Het is niet waarschijnlijk, dat dit vraagstuk met betrekking tot den Nederlandschen Staat reeds binnen één of twee jaren opnieuw aan de orde zal komen. Eigenlijk kunnen wij van geen enkel ding zeggen, dat het ten onzent wel waarschijnlijk is: de onzekere politieke verhoudingen maken alle berekeningen en profe- tiëen te schande. Reeds voor vijf-en- twintig jaar werd in théorie de recht vaardigheid van den income-tax er kend zou men toen hebben kunnen droomen dat thans nog slechts een zeker aantal gemeenteraden tot de invoering zouden zijn overgegaan? Maar aan den anderen kant is het geen al te gewaagde onderstelling, dat zoodra door een krachtig bewind hier te lande de financiëele hervor ming zal worden ter hand genomen, met eenigen ernst, en zonder langer heil te zoeken bij de peuterachtige middeltjes met welke men thans de leemten in de schatkist aanvullen en de scheuren in het belastingstelsel herstellen wil, de hefling naar het inkomen een belangrijke plaats in de regeling der toekomst zal verkrij gen. Misschien is de tijd nog niet daar, noch zal hij spoedig gekomen zijn, om haar als impót unique aan te beveleneen plotselinge en totale omkeering op belastinggebied zou, ook met het oog op de financiëele toestanden en regelingen in het bui tenland, gevaren opleveren voor het nationaal crediet en voor de alge- meene welvaart. Mochten we onze wenschen in dit opzicht uitspreken, we zouden voor de gemeenten willen een personeele belasting, met eenigs zins andere dan de tegenwoordige grondslagen, ongeveer zooals de Mi nister voornemens is een nieuwe wet op het personeel ten behoeve van het Rijk aan te bieden. Voor de bestrijding van de uitgaven der pro vinciale huishoudingen, maar ook daarvoor alleen, zouden we opcenten op het personeel geheven willen zien. De thans gefixeerde uitkeering van het Rijk aan de gemeenten zou natuurlijk ophouden te bestaan elke gemeente zou voortaan in haar eigen behoeften voorzien, behoudens de Rijksbijdragen, volgens de bestaande wetten verschuldigd ten behoeve van gemeentelijke instellingen waarmede algemeene belangen wordt bevorderd, en bij de wet te bepalen tegemoet komingen aan onvermogende gemeen ten. Rijk de per zoo uitermate ge schikt voor een gemeentelijke heffing, tot zich trekt, zijn de gemeenten wel verplicht naar andere middelen om te zien, en is het alleszins begrijpe lijk, dat de inkomstenbelasting wordt te baat genomen als sluitpost voor het plaatselijk budget. In het stelsel dat ons voor den geest zweeft zou zij voor het Rijk aanvankelijk dezelfde functiën te verrichten hebben. Geen tekorten meer op de begrootingen, waardoor allerlei bedenkelijke kunsten te baat genomen moeten worden om op het papier een soort van financiëel even wicht te scheppenmaar waar de gewone middelen onvoldoende zijn om in de gewone uitgaven te voor zien, en als buitengewone zouden Zoolang evenwel het soneele belasting, die gedeelte we alleen die willen erkennen in werkelijkheid voor een op de schouders van het nageslacht mogen drukken, is een jaarlijksche algemeene heffing naar het inkomen de aangewezen weg. De Wetgevende macht bepale dan ieder jaar het percent, evenals zulks geschiedt in de gemeenten waar deze belasting is ingevoerd. Bovendien is het mis schien wenschelijk daarbij zekere progressie in acht te nemen, omdat van ruime inkomsten een hooger procent mag geëischt worden dan van dezulke die ter nauwernood voldoende zijn om in bescheiden be hoeften te voorzien. In dat geval behoort de schaal van vermenigvul diging in de Wet te zijn opgenomen. Met dit stelsel is het mogelijk, de belastinghervorming trapsgewijze en zonder schokken te doen plaats heb ben. Schadelijke belastingen, die de welvaart drukken, onbillijke, die van de minvermogenden zware offers vergen, konden worden afgeschaft zonder dat men behoefde te vragen naar een équivalent, dewijl dit dan vanzelf is aangewezen. De vrees, het procent der inkomstenbelasting te hoog te moeten opvoeren, zou voor Regeering en Volksvertegenwoordi ging eerr spoorslag zijn jtot zuinig- beheer en nauwgezette controle. gulden huurwaarde, doch die bezwaard is met een hypothecaire schuld van drieduizend gulden. Hij is in een levensverzekering waaraan hij jaar lijks honderdvijftig gulden premie betaalt. De brandassurantie voor huis en mobilair kost hem jaarlijks vijf tien gulden, rijks- en gemeentelijke belastingen vijf-en-tachtig. Hoe groot is zijn inkomen? De formuleering dezer vraag drukt reeds uit, welke gegevens wij meenen dat bij het bepalen der inkomsten in aanmerking komen. Ze voor het gestelde geval nader uitwerkende, met vaststelling van den rentevoet op 5 procent, komen we tot een belastbaar inkomen van f1900. Nu doet het er voor den fiscus niets toe, welk gebruik van die in komsten wordt gemaakt. Houdt A. er een gedeelte van over, dat hij rentegevend uitzet, dan is voor een volgend jaar de intrest van dat ge deelte vermeerdering van inkomen. Wie doorloopende kortingen voor pensioen betaalt, heeft o. i. het recht, dat bedrag af te trekken. Later, als het pensioen werkelijk wordt geno ten, wordt dat ook inkomen, waar van de belastinghelfer zijn aandeel ontvangt. Aftrek van belastingen komt ons ook zeer gewettigd voor, omdat de inkomsten met dat bedrag De definitie, die het opschrift van i werkelijk worden verminderd, dit opstel aankondigt, wordt niet j altijd en overal in dezelfde woorden gegeven, en daardoor ontstaat weieens begripsverwarring. Door «inkomen" hebben we te verstaan de winsten, van welken aard ook, voortvloeiende uit bedrijf of bezit, de opbrengst zoowel van kapitaal als van arbeid, na aftrek van hetgeen wordt gevorderd om de voortduring dier winsten te verzeke ren. Laat ons dat met een enkel voor beeld trachten toe te lichten. A. heeft een hem tweeduizend vaste betrekking die Ten einde den belastingdruk in overeenstemming te brengen met de draagkracht, achten wij het noodig, van het inkomen zeker vast bedrag als noodzakelijk levensonderhoud af te trekken. Dit bedrag houde dan rekening met de talrijkheid van het gezin, voor zooverre de leden door het hoofd moeten worden onderhou den. gulden en een eigon woning van driehonderd Door den Minister van binnenl. zaken is de volgende circulaire gezonden oplevert, I aan de commissarissen des Konings in de provinciën: «Meermalen is het voor gekomen, dat de namen en voornamen der lotelingen, die aanvraag deden ter bekoming van dienstontheffing op grond van deze zinsnede van art. 127 der militiewet, zooals die opgegeven werden in de overgelegde bewijsstukken, talrijke min of meer belangrijke verschillen op leverden met die, vermeld in de staten, model no. 24 en 25. Soms was het verschil van dien aard, dat persoonsverwisseling niet onmogelijk zou zijn geweest. Ik heb daarom de eer UIlEd. te ver zoeken, zorg te dragen, dat voortaan door den burgemeester het bepaalde in de le zinsnede van art. 72 van het Kon. besluit van 8 Mei 1862 (Staatsblad No. 46) ten opzichte van het vermelden op de bewijsstukken van den naam van den loteling en het door of voor hem ge trokken No., worden nagekomen." De minister van financiën heeft bekend gemaakt, dat de belastbare op brengst der ongebouwde eigendommen in de verschillende provinciën op 20 October 1885 bedroeg f 46.405,415,29, tegen f46,313,926,10 op 20 October'84, en dat het bedrag der te heffen belas ting in 1886 is f5,532,794,60. De minister van waterstaat, de heer Van den Bergh, moet naar men verneemt, sedert eenige dagen wegens ongesteld heid zijn kamer houden. Het is onzeker, of hij zelf zijn begrooting in de Eerste Kamer zal komen verdedigen. Zijn on gesteldheid is evenwel niet van ernstigen aard en verhindert hem niet de loopende zaken van zijn departement persoonlijk af te doen. De bekende wonderdokter Sirie, te Wageningen, die onlangs wegens het onbevoegd uitoefenen der geneeskunst veroordeeld werd toteene maand celstraf, heeft op zijn gedaan verzoek van Z. M. den Koning eene vermindering van straf gekregen tot acht dagen celstraf. Het regeeringsantwoord omtrent het ontwerp tot wijziging van art. 194 der grondwet wordt tegen het einde dezer maand verwacht. Gedurende de afwezigheid van den heer V. cn zijne huisgenooten, wonende in de Gierstraat te Haarlem, is Dinsdag avond tusschen vijf uur en halfacht uit DOOR T. PLUIM. 7) Uit het wapen bleek, dat hij door Bisschop Rudolf afgezonden was. Natuur lijk werden er allerlei gissingen gewaagd en de marskramer, «de ervaringrijke man", deed dapper mede. Na een tijd van gissen en beiden, trad Nicht Marga- retha het vertrek binnen met een gelaat, dat maar al te zeer eene droeve tijding teekende, «Ridder Cuno," zoo luidde het kort bescheid is in den strijd gebleven en tot aller bevreemding, ook van onzen Eerw. Bisschop, is zijn lijk niet gevonden." Het snikken der toehoorders bewees, welk hart zij Cuno hadden toegedragen. Slechts de marskramer scheen koud te blijven. «Verzoek uw genadigen Heer, zeide hij tot Nicht Margaretha, verzoek uw genadigen Heer mij tot hem toe te laten. Ik heb hem iets mee te deelen, dat zeer gewichtig voor hem kan worden. Misschien leidt het tot Cuno's opspo ring." «De Heiligen zijn ons genadig!" riep de Nicht verheugd uit, terwijl zij zich haastte het verzoek van den marskramer te voldoen. Deze werd door allerlei vragen bestormd, maar voor ieder bewaarde hij het stilzwijgen. Heer Arnoud kwam hem zelf uitnoo- digen. Hij zag er bleek en terneergesla gen uitals hij echter den marskramer zag, scheen er iets in zijne oogen te tin telen, dat naar hoop geleek. Nauwelijks waren de beide mannen gezeten, of de marskramer begon «Het was eergisteren des avonds, dat ik bijna tusschen de strijdende legers was geraakt, gelukkig ontkwam ik als door een wonder aan het gevaar. Ik verschool mij in het bosch, dat het slag veld begrensde. Ver durfde ik er mij niet in wagen, daarom verborg ik mij aan den zoom. Zoodra de legers vergenoeg verwijderd waren, zette ik mijnen weg voort. Een smal voetpad was mij tegen wil en dank een wegwijzer. Na een half uur loopens ging eensklaps in mijne nabijheid de deur van een hutje open dat ik anders niet gezien zou hebben. De flauwe maneschijn belette mij de vrouwengestalte en den manspersoon, die voor de hut stonden, duidelijk te onder scheiden en op te nemen. Uit hun (luis terend onderhoud, kon ik zooveel ver staan, dat de vrouw een zieke verpleegde en daarmee den dank van diens vader wilde verwerven. De man verliet spoedig de hut en daar ik den weg niet kende, ben ik hem maar op eenigen afstand gevolgd. Op den weg naar Utrecht gekomen, zag ik hem weldra in de kleine herberg: nlxet llert" ver dwijnen. De inlichtingen, die ik omtrent het hutje heb ingewonnen, bevestigen alle, dat daarin de zuster van den waard woont. Straks bij de treurige tijding van den kourier sprak eene inwendige stem tot mij, dat Ridder Cuno in het hutje zou kunnen liggen. «Duizendmaal dank," stamelde Arnoud en een paar tranen blonken in zijne oogen. «Zoo ik mij niet bedrieg, heeft juist die vrouwe mijne vergiffenis noodig. De Hemel geve, dat wij niet dwalen." «Amen 1" zei Margaretha, die het gesprek ook belangstellend had aan- gehoorJ. Aanstonds werden er paarden gezadeld en eene draagkoets in gereedheid ge bracht. om zoo noodig, nog denzelfden dag Ridder Cuno herwaarts te voeren. Na een half uur was de stoet vertrokken. De slotheer zelf was alleen achtergebleven en wel op herhaald en dringend verzoek van zijne nicht. Nu eens streelde hem de hoop zijnen zoon terug te zien, dan weer verontrustte hem de angst zijnen Cuno, zijn alles, verloren te hebben. Het scheen of' de zon stil stond, want de schaduw op den zonnewijzer vorderde niets. Neen, het wachten viel hem te langzonder zich aan Margaretha te storen, zadelde hij zijnen klepper en reed, neen, vloog den stoet achterna. Een paar uur later had hij dien voor in 't bosch ingehaald. Op hetzelfde oogeriblik werd het volgen de gesprek in de hut gevoerd. «Bij St. Maarten, wijf, houd op. Hebt ge rnij daarvoor verpleegd om mij duizend dooden te doen sterven Bind mij los, en ik zal toonen, wie ik ben. «Zoo mag ik het hooren, brave Ridder, nog is mijne wraak niet gekoeld. Geerte weet zich te wrekenWacht slechts een oogenblik en ge zult Ada voor u zien, niet orn u te troosten. ha, ha, neen, maar om u aan Kareis zijde te bespotten. Wat geeft zij langer om een dooden Ridder, bah niets 1 Neen mijn Karei is voor haar den braafsten dorper, die er leeft. Cuno, stiet een akeligen gil uit, en als bezwijmd viel hij achterover. «Kont, word wakker, Heer Ridder, aanstonds komt uwe liefste, ontwaak 1 eeh kus van hare lippen zal u goed doen, ha, hal Ada en Karei, waar blijft ge? Maar Cuno zweeg. Een bleekheid als die des doods lag over zijn welbesneden gelaatslechts op het voorhoofd was eene bloedige wonde zichtbaar. «Hoort gij mij niet? riep het wijf na eenigen tijd weder, hoort gij mij niet Heer Ridder?, kom ontwaak, trek ter bruiloft met uwe liefste, Ada wacht u." «Cuno opende zijne oogen, zij fonkel den als twee kolen vuur. Hebt gij dorst Heer Ridder," zie, hier is de drank, dien ik voor u bereid heb het zal de laatste zijn, dien gij zult drinken, het is vergif. Als gij door dorst gekweld, mij Geerte, om water zult bidden en op dat bidden legde zij een sarkastischen nadruk zal ik u den gifdrank toereiken. Ha, ha, Ridder Cuno Geerte bidden om den dood dat is de schoonste wraak, die ik ken, oude Heer van Leeuwenburcht! Een herige gil ontsnapte Geerte bleek en stom stond hij voor haar. Heer Arnoud; zachtkens had hij de deur geopend en het grootste gedeelte van Geerte's ge sprek als versteend van schrik en toorn aangehoord. (Wordt vervolgdJ.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1886 | | pagina 1