nieuwe
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
N. 31.
Zaterdag 17 April 1886.
Vijftiende Jaargang.
VOOR
abonnementsprijs
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentiên:
Bondsplannen.
BINNENLAND.
Feuilleton.
Een Misstap Uitgewischt.
AIHEBSFOORTSCIE CODBANT.
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
lugezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags.
Van 16 regels 0.40iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Er is gesproken, naar wij mee-
nen is het Dagblad van Zuid-Holland
en 's-Gravenhage het eerst met het
denkbeeld aan komen dragen,
van de oprichting van een anli-
sociaal-democratischen bond. Zelfs
werd er bijgevoegd, dat het zou
zijn een Christelijke bond.
Al aanstonds verklaren we, dat
de bijvoeging van dat woord «Chris
telijk" voor ons geen reden zou zijn,
om het plan af te keuren, al
zouden we ook meenen dat het beter
ware, het weg te laten. Onze geheele
Nederlandsche maatschappij is, wat
de edelste uitingen harer werkzaam
heid en de regeling harer onderlinge
verhoudingen betreft, van een Chris-
telijken geest doortrokkenvoor
zooverre die geest zich slechts op
een onvolmaakte wijze openbaart,
is toch het streven daarheen gericht
om zijn invloed te versterken en uit
te breiden. Het is iets dat vanzelf
spreekt, dat al wat we met eenige
kans van slagen wenschen te onder
nemen in het belang van den zede
lijken vooruitgang van ons volk, een
Christelijk karakter draagt. Maar
we moeten ook rekening houden met
zekere bekrompen opvattingen, die
in ons land door vele duizenden
worden gehuldigd, en waardoor aan
datzelfde woord een zóó beperkte,
eenzijdige beteekenis wordt gegeven,
dat het begrip zelf begrensd wordt
door het kringetje, binnen hetwelk
een stelsel van geloofsleer zijn aan
hangers dwingt te blijven. En uit
dat oogpunt beschouwd, ligt er toch
ook in de vermelding van dat woord
een gevaar, hetwelk eerlijke samen
werking bedreigt.
Een andere, naar onze meening
gewichtiger vraag, is deze: Acht
men de vorming van zoodanigen
bond noodzakelijk of zelfs wel ge-
wenscht?
Het bewijs, dat het zoo is, moet
bepaald geleverd worden, anders is
het niet mogelijk voor het plan
eenige sympathie te koesteren.
Want aan bonden is in onze dagen
wezenlijk geen gebrek. Hield de
beschavingsarbeid gelijken tred met
de toeneming van dergelijke vereeni-
gingen, we (zouden inderdaad met
reuzenschreden vooruitgaan, en
ieder weet hoe betrekkelijk gering
onze vorderingen zijn. Over het alge
meen zou gezegd kunnen worden,
dat we de kunst van organiseeren
beter verstaan, dan dat we het ge
heim bezitten, aan de bestaande
organisaties vruchten te ontlokken.
Trouwens, het maken van een bond
is niet zoo heel moeielijk bij den
overvloed van modellen voor statuten
enz. die we reeds hebben. Maar
welke kracht gaat van dien arbeid
uit, wat wordt er door tot stand
gebracht? Vergaderingen tot benoe
ming van bestuurders en hoofdbe
stuurders, tot vaststelling of tot her
haalde wijziging van reglementen,
nu en dan ook voordrachten, mits
gaders het in de wereld zenden van
massa's drukwerk waarvan geen
tiende gedeelte wordt gelezen en,
wat meer?
Niet ten onrechte, 't is waar,
wijst men op de nadeelen, die uit
het veldwinneu der Socialistische
propaganda kunnen voortvloeien,
en die het allereerst neerkomen op
het hoofd der geringere lieden, die
de onvoorzichtigheid hebben zich
door de taal van opruiers tot onge
oorloofde handelingen te laten ver
leiden. Doch gelooft men werkelijk,
door middel van een bond, dat is
een toevallige vereeniging van een
betrekkelijk jklein getal menschen,
een voldoend tegenwicht in de schaal
te kunnen leggen?
De indruk van buitenlandsche
gebeurtenissen, die ook in ons land
een gelukkig tot dusver slechts flau-
wen terugslag hebben gevonden,
heeft sommigen misschien beangs
tigd, en naar een middel doen om
zien om het kwaad te keer te gaan.
We gelooven echter, dat er geen
nieuwe middelen gezocht behoeven
te worden: die welke men behoort
aan te wenden zijn bekend genoeg
en zullen, bij ernstige toepassing,
hun doel niet missen.
Meer dan ooit is het gebleken,
dat de Socialistische leer een bedrei
ging uitspreekt tegen de maatschap
pij. Welnu, is deze dan geen bond,
zonder statuten en hoofdbestuur wel
is waar, doch op historische grond
slagen stevig gevestigd, en is
deze niet in staat zich te verdedigen,
door preventieve maatregelen zoo
lang het kan, door repressieve
zoodra het moet?
Het Nederlandsche volk is niet
revolutionair-gezindhet is verstan
dig genoeg om te weten dat langs
den weg van geweld niets duurzaams
te verkrijgen is. Zijn geschiedenis
vertoont niet die haastige sprongen,
beurtelings voor- en achterwaarts,
die wel beweging en spanning ver
oorzaken, doch ten slutte niemand
veel vooruit brengen.
Is het een zoo bedenkelijk ver
schijnsel, dat wanneer een zooge
naamd redenaar van de sociaal-demo
cratie ergens optreedt, eenige hon
derden zich verzamelen? Och, wan
neer we letten op de beweegredenen
die er hen heen voeren, dan zal
men ^ich kalmer gestemd gevoelen.
Nevens een zeker getal personen,
die er prijs op stellen eens anders
te doen dan anderen, en door hun
toetreding tot de socialistische partij
den schijn aannemen dat zij hebben
nagedacht over maatschappelijke
verbeteringen, vindt men een veel
grooter aantal, die het weieens aar
dig vinden met groote woorden te
hooren schermen en in ruwe termen
de instellingen te hooren veroordee-
len onder welke zij leven of de per
sonen wien de leiding der openbare
aangelegenheden is toevertrouwd.
Preventief moet men het kwaad,
dat er uit geboren kan worden
bestrijden door alle beschikbare
krachten aan te wenden tot wegne
ming van hetgeen de maatschappij
belet te beantwoorden aan haar
bestemming: het zedelijk en stoffelijk
geluk van al haar leden te bevorde
ren. Preventief ook, door de aan
dacht der wetgevens te vestigen op
de leemten in onze instellingen, die
maken dat de minder door het lot
begunstigden niet tot welvaart kun
nen geraken.
Zeker geen gemakkelijke taak.
Maar ook geen taak,| die tot een
tijdperk van enkele jaren is te be
grenzen. Eigenlijk is het een pro
gramma voor een onafzienbare toe
komst, aan welks uitvoering eiken
dag en door ieder die zich zijn
waarde als mensch bewust is, behoort
gewerkt te worden. Het groote be
ginsel der maatschappelijke solidari
teit moet het krachtigst wapen zijn
tegen de roekeloozen, tegen de
heersch- en baatzuchtigen die den
geregelden vooruitgang willen ver
storen, om uit de te verwachten
verwarring voordeel te trekken. Oin
dat beginsel in toepassing te bren
gen, is het gansch onnoodig een
bond te stichtendie bond is er,
leden zijn alle mannen en vrouwen
van goeden wil, die door woord en
daad willen toonen, dat zij het
kwaad hetwelk in de maatschappij
heersclit, zich aantrekken als iets
dat hun aangaat, dat _zij het
onder de oogen willen treden als
een vijand, tegen wien zij persoon
lijk te strijden hebben. De overwin
ning kan dan niet uitblijven.
Het bezoek van het koninklijk ge
zin aan Amsterdam zal door een verblijf
op het koninklijk lustslot het Loo gevolgd
worden, alwaar het hof op Maandag 3
Mei a. s. verwacht wordt.
Het vertrek naar het buitenland, ver
moedelijk nrf&r Wildungen, moet bepaald
zijn op den '15 Mei a. s.
Door 17 onderteekenaars, allen erf-
gooiers en dus belanghebbenden bij de
gemeenschappelijk gebruikte gronden in
Gooiland, is aan de Tweede Kamer een
adres gericht, waarin zij een beroep op
de Kamer doen, ten einde te voorkomen,
dat het voorgestelde ontwerp van wet
tot bevordering van verdeeling der mar-
kegronden, dat in strijd zou zijn met de
beginselen en de rechten van zedelijke
lichamen en tot onbillijkheden zou leiden,
tot wet zal worden verheven.
Volgens de Amsterdamsche bladen
is de hoofdredacteur van de Standaard
voor een korte poos naar Engeland, om
zich te ontspannen.
In de vergadering van de Alge-
meene Antirevolutionnaire Kiesvereeni-
ging in het hoofdkiesdistrict Tiel, 7 April
j.l. gehouden, is F. W. J. van Ayla ba
ron van Pallandt met algemeene stem
men als candiduat voor de Tweede Ka
mer herkozen.
Naar wij vernemen worden de
eerstvolgende wedstrijden van het Alge
meen Nederl. Wielrijdersbond te Nijme
gen gehouden in Juli a. s. De wedstrijd
op den tweeden Paaschdag is uitgeschre
ven door een 4-tal Geldersche Wielrij
derskringen. In Augustus verwacht men
een wedstrijd te Utrecht.
De politie te Harderwijk heeft Za
terdag j.l. de hand gelegd op den persoon
J. N., die zich, door middel van inklim
ming, meester had gemaakt van een zil
veren horloge, ten nadeele van den land
bouwer A. Daalwijk, wonende nabij het
kasteel Essenburg onder Hierden. Ge
noemde persoon is thans ter beschikking
der justitie gesteld.
Men verneemt, dat de leden der
rechterzijde in de Tweede Kamer niet
tot een besluit zijn kunnen komen op
de partijvergadering, die Dinsdagavond
te 's-Hage gehouden is.
De socialisten in deri Haag, die
zich tengevolge van de standjes tusschen
Nieuwenhuis en Van Raay van den Bond
hebben afgescheiden, hebben zich veree-
nigd onder den naarn van Sociaal-demo
cratische Arbeiders-vereeniging, waar
schijnlijk om aan te duiden, dat »heeren"
zooals de leiders Croll, Otten en derge-
DOOR
D H ENGELBERTS
21
Het ligt geheel aan u zeiven, om eene
gelukkige toekomst te bekomen, betracht
de deugd, bewandelt het pad van eer,
ik wil u bijstaan en die taak gemakke
lijk maken. Volgt mijn raad op, hij is
goed, beloof het mij en geef mij daarop
uwe hand. Het was aandoenlijk om te
zien, hoe aangedaan die meisjes waren,
tranen meer dan parelen waard, biggel
den langs hare wangen; ook Mathilde
was innig getroffen. Wat had zij op
dien dag een schoon werk verricht!
Gedurende een jaar besteedde zij elk
meisje bij eene vrouw van eer. werkman
der fabriek, die zij als braaf en zacht
zinnig had leeren kennen, wanneer zij
gedurende dien tijd goed oppasten, nam
zij er zelve een bij haar aan huis en
voor de andere twee zou zij bij hare
kennissen betrekkingen zoeken te vinden
of zien in een winkel te krijgen, en ge
lukte haar dat niet, dan zou zij toch voor
haar zorgen. Zij moesten haar trouw op
zoeken en haar altijd alles, wat haar op
het hart lag, rondborstig mededeelen,
maar bleek het, dat hare liefde en zorg
te vergeefs waren geweest, dan zou zij,
hoe hard het haar ook mocht vallen,
hare hand weder van haar moeten af
trekken.
Mathilde oogste goede vruchten met
hare beschermelingen, en geen wonder,
want haar zachte en liefderijke invloed
werkte gunstig. Niet de geringste klacht
van een der meisjes deed haar bedroeven.
Zij had het geluk twee meisjes bij hare
kennissen te plaatsen en een, Jeanne ge
naamd, eene lieve en zachtzinnige blondine,
kwam bij haar als kindermeisje in dienst.
De dames, waar de andere twee dien
den, betuigden steeds, dat zij over
haar tevreden waren en ook Jeanne vol
deed haar uitmuntend. Wat had dat
jeugdige meisje Mathilde afgodisch lief
en hoe gehecht was zij niet aan de lieve
drie kinderen.
X.
Wil gij, lezer, ook eens een blik in
hun huiselijk leven slaan Zeker wel
Het zal u daar wel bevallen. Het is
Zondag middag en dan kan Richard zich
geheel aan zijne betrekkingen wijden.
Hij zit in een gemakkelijken stoel' Henri
Richard, zijn oudste lieveling, is al zes
jaren geworden en speelt met een paardje
op den grond. De kleine Louise, zijn
dochtertje, zit bij hem op schoot en
speelt met zijn horlogeketting zij is vier
jaren geweest en gelijkt als twee drup
pels water op Mathilde, zij heeft dezelfde
lieve, zacht blauwe oogen. Jeanne heeft
het jongste kind, Herman genaamd, een
lief en vroolijk ventje van twee jaren,
op den arm. Mathilde zit voor het kof
fieblad, zij is nog dezelfde lieve, mooie
vrouw van voor tien jaren. Men zou het
niet zeggen, dat zij al vier en dertig
jaren telde en nog minder, dat zij de
moeder dezer drie kinderen was.
Ziet eens hoe aai dig de kleine Louise
papa een stukje van zijn broodje in den
mond steekt, en het dan uitgiert van
pret. Jeanne heeft zulk een slag om met
den lieven Herman te spelen, zij kan
hem kussen, dat het door de kamer klinkt,
en bewijst daardoor zoo duidelijk, dat zij
veel van hem houdt? Het is immers
een kind van haar goeden mijnheer en
van die engel van eene mevrouw, die ook
zoo goed voor haar is geweest en nog is.
«Henri, Richard,» zegt papa, «breng
nu uw paardje eens op stal en kom ook
eens op mijn schoot?» Hij plaatst nu
Louise op zijn linkeibeen en in een oogen-
blik zit Henri, Richard, als een ruiter
op zijn rechterbeen en nu laat papa hen
beiden rijden, dat hij eene kleur van in
spanning krijgt. Jeanne is een weinig
jaloersch, dat de lieve Herman vergeten
wordt en toch weet zij, dat mijnheer
dol veel van hem houdt. Zij gaat nu
met hem naar Richard toe en zegt
»Kom, Herman, pak nu pa eens lekker
in de boutjes." Het kind slaat onmidde-
lijk de mollige armpjes om papa's hals,
die hem hartelijk kust. Nu is Jeanne
weder te vreden en vooral toen mijnheer
zeide sgeef dien jongen ook maar Uier!"
En nu begint de rijtoer opnieuw, dat zij
het uitschateren van pret,
»Richard," zegt nu Mathilde »pas toch
op, laat ze niet vallen."
Ziet eens, hoe hare oogen schitteren,
nu zij die op dat dierbare viertal slaat
dat zoo opgeruimd en vroolijk te zamen
speelt. Jeanne aanschouwt ook met innig
genoegen, dat haar heer, zoo lief met de
kinderen omgaat. Dat had zij voor ruim
een jaar niet gedacht, toen zij het ver
beteringsgesticht verliet en nog niet
wist, dat mevrouw Böhmer zich harer
zou aantrekken. Wat zag zij er toen
tegen op, om weder onder de menschen
te komen, zij was zoo bang, dat men
haar hard behandelen en overal den rug
toedraaien zou. Ja! zij had gestolen, toen
zij twaalf jaren oud was, en wel een
klein doekje uit een winkel. Zij dacht
dat het niemand had opgemerkt, maar
een agent van politie had het gezien en
toen werd zij opgebracht Zij had gedacht,
«zulk een klein doekje zal wel niets uit
maken en het zou haar zoo gped
staan." Neen I kind I zulk een klein doekje
maakt veel uit, het bracht u gedurende
drie jaien in een verbeteringsgesticht.
Maar God had het wijselijk zoo bestuurd,
anders zou zij nooit bij Mathilde ge
komen zijn. En nu I wat ziet dat meisje
er lief uit, dat nu bijna zeventien jaren
wordt. Zij is waarlijk zeer schoon, hoe
blozend is haar gelaat, hoe lief hare
blauwe, sprekende oogen, hoe prachtig
het zacht blonde haar, hoe ovaal haar
gezicht en welk een lieve trek speelt er
niet om haar mond. Menige rijke jonge
juffrouw zou haar om hare schoonheid
benijden.
In dt eerste dagen, dat zij bij Mathilde
was, waren menigmaal die schoone oogen
met tranen gevuld, maar dan bemoedigde
Mathilde haar altijd en zeide: sJeanne,
gij moogt zoo treurig niet zijn, denk
hoe goed God is.
(Slot volgd).