NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
VEROORDEELD.
N. 33.
Zaterdag 24 April 1886.
Vijftiende Jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Geschiedenis in de Volksschool
en in de Volks-literatuur.
BINNENLAND.
F euilleton.
Eene AMalisisele Vtrtelliiï
AMERSFOORTSCRE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs
f'er 3 maanden 1.Franco per post door liet gehcele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdags en Vrijdags.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentiên:
Van 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De vraag is meermalen geopperd,
of het niet goed zou zijn, de kennis
van de geschiedenis des vaderlands
te verwijderen uit de lijst der leer
vakken, waarmede de gewone lagere
school zich heeft bezig te houden.
Er schuilt bij die vraag een adder
tje in het gras. Waren er geen ker
kelijke en staatkundige partijen in
ons land, men zou geen behoefte
gevoelen om historische grondslagen
te vinden voor zijn bijzondere mee
ningen, of, juister uitgedrukt,
men zou het niet noodig achten, op
die feiten, door de geschiedenis ver
meld, een zoodanig licht te doen
vallen, dat partij-opvattingen er door
bevestigd worden.
Van een volkomen objectieve me-
dedeeling van hét feit, zooals het
daar ligt, en van de gebeurtenis,
gelijk zij heeft plaats gehad, hebben
partij-mannen geen begrip. Alles
willen zij dienstbaar maken aan hun
persoonlijke inzichten en belangen,
en zij vragen dan ook, dat het ter
rein hun daartoe worde vrijgelaten.
Dat de kennis der geschiedenis,
zij moge zich tot die van Nederland
en de koloniën bepalen, of het wijde
veld der wereldhistorie omvatten,
den geest verlevendigt, het oordeel
scherpt, den tegenwoordigen toestand
beter doet begrijpen, en, wat het
geloof aan de toekomst betreft, zoo
wel eenerzijds te hooge verwachtin
gen doet vermijden als anderzijds
tegen gemis van vertrouwen waar
borgt, mag, gelooven we, wel in
aanmerking genomen worden bij
onze taxatie van de geschiedenis als
leervak.
Natuurlijk, wat de lagere school
daarvan kan geven, is zeer weinig.
Strenge historische begrippen zijn
bij kindertjes van twaalf jaar, gelijk
zij voor negen tienden van onze
bevolking de school verlaten, om
daarna in het geheel geen of weinig
onderwijs meer te ontvangen, even
min aanwezig als zuiver mathema
tische. Doch dat behoeft de school
niet te weerhouden, aan de zaak
zelve haar zorgen te wijden. Zij
maakt slechts een begin met het
verstandelijk ontwikkelingsproces, en
nu hangt het van de verdere levens
omstandigheden, en ook voor een
niet gering gedeelte van den aanleg
en de neigingen des leerlings af, in
hoeverre het uitgestrooide en reeds
ontkiemde zaad tot verderen wasdom
zal komen. Kweekt men bij het kind
lust, om bekend te worden met het
verleden, dan is reeds veel gewon
nen, en is hem een der vele poorten
ontsloten waardoor hij toegang krijgt
tot de geestelijke schatten, door den
beschavingsarbeid van opvolgende
geslachten bijeengebracht.
Zonder eenige historische kennis
is een belangrijk deel der producten
van plastische kunst en van litera
tuur waardeloos. Geef de meester
werken van Van Lennep of van
Mevrouw Bosboom-Toussaint in han
den van iemand die niets van ge
schiedenis weet, en hij zal de boeken
met verveling nederleggen. Breng
zoo iemand in het Rijks-muséum te
Amsterdam, en zijn genot zal vrij
onbeduidend zijn. Maar dan is hem
ook veel onthouden, wat van groote
waarde kon zijn voor zijn vorming.
We zouden het een belangrijken
vooruitgang noemen, indien het mocht
gelukken de historie een ruimere
plaats te doen innemen in onze volks
letterkunde.
Is misschien de stof, die zij behan
delt, niet dramatisch genoeg?
Integendeel, wat de stoutste ver
beelding van den dichter of roman
schrijver niet zou kunnen uitvinden,
wordt overtrolfen door de aangrij
pende tafereelen, die de geschiedenis
aanbiedt, en het komt slechts aan
op de wijze van voorstelling, om
met de laatste evenzeer het gemoed
te roeren, als met de fictieve lotge
vallen van de helden en heldinnen
der fantaisie. Het heeft dan ook niet
ontbroken aan min of meer gelukkig
geslaagde pogingen, om de histori
sche wetenschap als het ware te
populariseerenhaar voor te dragen
in zoodanigen vorm, dat ook bij
middelmatige letterkundige ontwik
keling de lectuur een genot bleef.
Het resultaat van dien arbeid breidt
zich evenwel meestal uit tot een boek
van verscheidene deelen, waar de
niet bepaald deskundige als een berg
tegen opziet: Van korte opstellen
over historische onderwerpen, hetzij
in afzonderlijk daarvoor ingerichte
tijdschriften, hetzij in die periodieke
geschriften die gewoonlijk in onze
vólks-leesgezelschappen rondgaan, is
tot heden toe nog geen overvloed.
Toch meenen we, dat in die rich
ting meer gedaan kan worden. Mis
schien gelukt het, langs dien weg
een tegenwicht te verkrijgen tegen
de voddige persproducten, die bij
massa's uit den vreemde in onze taal
worden overgeknoeid, en die, als
men ze gelezen heeft, wezenlijk den
tijd doen betreuren die men er mee
heeft doorgebracht.
We kunnen wel zeggen, dat de
verschijning van het eerste nummer
van het «Tijdschrift voor Geschiede
nis," door den heer Slothouwer
ondernomen, en dat onder redactie
staat van den heer A. M. Kollewijn
Nz., ons op de gedachte heeft ge
bracht dit onderwerp hier te behan
delen. Het hoofddoel van genoemden
historicus en van zijn medewerkers
is wellicht niet bepaald, de histori
sche wetenschap te populariseeren,"
hun opstellen dragen, voor zooverre
we de vier in de eerste aflevering
voorkomende als maatstaf mogen
aanmerken, een wetenschappelijk
karakter, en dat kan [niet anders
toch laten zij zich uitmuntend lezen
I ook door hen die van geschiedenis
geen hoofdstudie hebben gemaakt,
j In hoever met het program dier
schrijvers is overeen te brengen,
historica lectuur tot het gemeengoed
van velen te maken, laten wij gaarne
aan hun oordeel over. In elk geval,
we begroeten den komst van dit
werk als een welkome verschijning,
en zijn van de stellige meening, dat
het in geen enkel leesgezelschap te
vergeefs gezocht mag worden.
De koninklijke trein, waarmede
HH. MM. de Koning en de Koningin en
het pr insesje zich a. s. Dinsdag langs den
Hollandschen IJzeren spoorweg naar
Amsterdam zullen begeven, zal ten half
twee ure de residentie verlaten.
Het gevolg, dat HH. MM. naar Amster
dam zal vergezellen, zal o. a. bestaan
uit de heeren: mr. R. J. graaf Schim-
rnelpenninck van Nijenhuis, grootmeester-
en opperkamerheer; mr. F. H. R. R,
baron Fagel, opper-hofmaarsclialk, opper-
intendant der koninklijke paleizen; jhr.
J. H. van Capellen, adj.-generaal, chef
van bet militaire huis; J. M. L. van
Bionkhorst, hofmaarschalk en kamerheer
ceremoniemeester G. J. A. A. baron
van Heemstra, ordonn.-offic., tweeden
stalmeester; C. H. F. graaf Dumonceau,
adj., particulier-secretaris; G. L. M. baron
Taets van -Amtrengen, dd. kamerheer;
1 jhr. J. A. Roëll, adjudant, en R. baron
van Heeckeren van Molecaten, ordonnans-
officier van Z. M.
H. H. M. M. de Koning en de Koningin
zullen, tijdens hun bezoek aan de hoofd-
I stad, ook als gewoonlijk het gala-concert
I van Felix Meritis bijwonen, dat Vrijdag
I 30 April, 's avonds ten 8 ure, wordt
gegeven. Het concert wordt gegeven
met medewerking van mevrouw Lydia
Holm, (zang), den heer Alphonse Hassel-
mans, (harp) en den heer Anton Bouman,
(violoncel.)
Maandag 3 Mei vertrekt liet koninklijk
gezin per extra trein van de Nederland-
sche Rhijn-spoorwegrnaatschappij ten 9
u. 45 van Amsterdam naar het Loo.
Uit bijzondere berichten uit Luxem
burg verneemt het N. v. d. D., dat de
koninklijke familie in deri aanstaanden
herfst een geruirnen tijd op het kasteel
I Colmar-Berg zal komen doorbrengen.
Dat bericht heeft groote vreugde in het
groothertogdom verwekt.
Het bericht als zou de tegenwoor
dige leger-commandant van Nederlandsch-
Indië, generaal Pfeiffer, tegen Juni zijn
ontslag nemen, wordt van zeer bevoegde
zijde tegengesproken. HbL
Als candidaat-opvolger van den
heer K. de Jong, die zijn ontslag zal
nemen als lid der Tweede Kamer voor
het district Hoorn, wordt van liberale
zijde reeds genoemd de heer H. J. Cal-
koen, burgemeester van Edam, lid der
Provinciale Staten en arrondissements
schoolopziener.
De gemeenteraad van Kampen
heeft besloten, lid te worden van de
Zuiderzee-vereeniging.
Door de Wageningsche Gasver
lichting-maatschappij wordt met 1 Mei
gas aan de ingezetenen geleverd, uitslui
tend ten dienste van beweegkracht of
verwarming, tegen 6 cent per stère.
Men schrijft aan de Leidsche Ct.
Zooals het doorgaans in de lente gaat,
verschilt de temperatuur den eenen dag
bij den anderen zeer veel. Men denkt
dat het gewonnen is, maar er valt op
het weer nog geen peil te trekken, mer
ken de landlieden aan. Komt een mooie
dag met toenemende warmte, het besluit
wordt genomen, vee in het weiland te
jagen, maar de lucht is nog zoo gevoelig,
er ontstaat onweer en de wind keert
met invallende koude, die aan Maart
herinnert. Dezer dagen nog met noorden
wind is het weer verre van malsch. Dan
eet het vee het gras op, dat mooi was
aangekomen, en daarbij blijft het voor
eerst, want de groei staat stil. Ook de
warmoezier verlangt naar jonge groenten,
maar hij wordt genoopt geduld te heb
ben, totdat de lente, die het altoos met
den winter nog te kwaad heeft en zich
blijkbaar aan den invloed van dezen
niet kan ontworstelen, terugkeert, om
het ten laatste eens voor goed te mee
nen. Als langzaam zeker gaat, is de toe
komst niet zoo ontmoedigend. Bloeirnand
kan spoedig met een schat van bloesems
pronken en dus haar naam getrouw
blijven.
DOOR
stot-tai.
1)
I.
«Veroordeeld Maria, onbevlekte Maagd,
hij is onschuldiggilde Let meisje en
klampte zich met geweld aan den arm
der oude dienstbode, die haar de schrik
kelijke tijding had medegedeeld. «Bedaard,
bedaard," herhaalde deze, «er is geen
tijd te verliezen, wjj moeten aan wal,
hoort gij Mistress Arrowsmith niet, die
daar roept?" Het oogenblik was werke
lijk niet geschikt voor lange ophelderin
gen. Alles aan boord van het schip
rende in vroolijke haast en bonte men
geling door elkaar, gelijk gewoonlijk bij
het oogenblik der landing. Nauwelijks
had «de Malaga", een stoomschip van de
Londensche reederij Hall, in de haven
van Gibraltar het anker laten vallen, of
men zag uit eene met acht riemen voor
ziene roeiboot verscheidene officieren,
gevolgd door de oude, aan boord klou-
teren. Na een vroolijk en luidruchtig
heen en weder groeten van de nieuw-
aangekomenen en de passagiers, stormde
men naar de booten, terwijl bij tusschen-
poozen het doffe gebulder van het geschut
uit de stad, over het water dreunde.
«Hoort gij die kanonschoten, Miss
Arrowsmith," vroeg een knap en krach
tig artillerie officier half luid aan eene
jonge dame, die, hare ouders volgende,
de trap naderde. «Wel, waarom niet
Mister Ridgley" hernam het meisje glim
lachend, terwijl zij met een gracieuse
beweging van het hoofd, de donkere
haarlokken van heur rooskleurig gelaat
verwijderde. «Of meent gij wellicht, dat
ik door het geruisch van Londen hard-
hoorig ben geworden «Deze saluut
schoten zijn ter eere van u," betuigde
de jonge man. »U, Miss Arrowsmith, de
koningin van mijn hart, wilde ik even
als de koningin van Engeland met een
en twintig kanonschoten laten begroeten.
De kolonel wilde zulks beletten, maar de
kanonnen donderen toch." «Het ware
beter geweest, dat ik mij met meer ernst
daartegen had verzet," zei een voor hem
opwandelend bejaarde heer, aan wiens
deftige, stevige gestalte, kortgeknipte,
grijze haren en knevel, men bij den
eersten oogopslag den krijgsman her
kende, ofschoon hij burgerkleeding droeg,
«het is volstrekt niet in orde, en kan
ons beiden onaangenaamheden berokke
nen. Mijne dochter Florry is geenzins
eene prinses." «Ik vond het toch zeer
lief van Majoor Ridgley'' bemerkte de
nog jeugdige en forsche ecbtgenoote var,
den kolonel. Hare dochter zei niets, doch
een lichte druk van hare hand, die hij
in de zijne hield, om haar bij het horten
van het dobberende vaartuig het even
wicht niet te doen verliezen, gaf den
jongen man te verslaan, dat zij hem
deze attentie geenszins euvel duidde.
Welke achttienjarige schoone zoude niet
eene ijdele zelfvoldoening ondervinden,
als men haar als eene koningin ontving?
«Heb maar geen zorg, kolonel," ritp de
jonge officier vroolijk, «ik zou dengenen
wel eens willen zien, die papa Arrow
smith zou durven aanklagen, en lord
Napier van Magdala zal er ons geen
hard woord over zeggen. Wat meer is,
ik heb niet eens rechtstreeks bevel ge
geven om te vuren. Zoodra «de Malaga"
in zicht was, zei ik tot mijne blauwrolc-
ken ««Daar komt de familie van onzen
kolonel op ons aandobberen geen grooter
pret, dan wanneer onze nieuwe Armstrongs
de gemalin van papa Arrowsmith en
onze kleine Florry met een en twintig
salvo's verwelkomden, even als de vorstin
van Wales."" Mijne blauwrokken dachten
er over als ik, en nu schieten zij er
dapper op los. Mocht men hun echter
daarover ondervragen, dan zullen zij zich
wel verontschuldigen met te zeggen, dat
de kanonnen vanzelf zijn afgevuurd, uit
louter pleizier, wijl vrouw en kind van
onzen ouden kolonel weer gezond en wel
op onze oude rots zijn teruggekeerd."
Intusschen werden al de booten gevuld,
en, door de heeren geholpen, stegen de
dames in eene derzelve. Ilier juist rniste
de echtgenoote van den kolonel hare
dienstmeid, en zij riep overluid «Rosario!
Waar blijlt dan toch Rosario?" De ge
roepene, gansch bleek, haastte zich met
wankelende schreden, en daalde, na nog
eenige doozen naar beneden geworpen
te hebben, gevolgd door de oude vrouw,
in de boot, en roeide spoedig aan wal.
Vóór ben verhief zich uit de golven
der zee de machtige rots van Gibraltar.
Zij leek wel in haar grilligen vorm een
lange, uitgestrekte, liggende Sphynx te
wezen. De zon strooide haar zacht goud
over de terrasvormig opklimmende En-
gelsche huizen, met hunne gele gevels,
roode daken en donkere vensterramen,
alsmede over de daarboven zich verhef
fende groenachtige, en op sommige plaat
sen van bloeiende amandelboomen rood
schitterende rots, die ter rechter en ter
linker zijde wit, loodrecht in de golven
nederdaalt. Dat zij aan de noordzijde
met het vaste land samenhangt, kan
men van zee uit niet bespeuren. Het
gansche vertoont het beeld van een schoon
op zich zelf voltooid en afgescheiden
landschap.
Zoodra de aangekomenen het vaste
land betraden, stapten zij, na door de
wacht op militaire wijze te zijn begroet,
door de massieve witte poort, en de
kolonel met zijne familie vei liet de drukke
hoofdstraat. Hij sloeg links af, volgde
verscheidene smalle steegjes en kwam
langs eene menigte steenen trappen aan
een vriendelijk huis, van welks vensters
en groot met oleanders, platanen en
laui ierboomen versierd terras, men een
prachtig uitzicht had over de stad en de
golf van Gibraltar. Werwaarts de Engelsch-
man zich moge begeven, overal neemt
hij zijn comfort met zich. Weldra bevond
de familie zicli in de keurige theekamer,
welker vloer met een even fijn, wollen
tapijt bedekt was, en welker vensters
zoo hermetisch sloten, als hadde men
zich hier te beschutten tegen de strenge
koude van een noordschen winter.
(Wordt vervolyd).