NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Jakok ra der Beulen.
Een wereldhistorische strijd.
N. 49.
Zaterdag 19 Juni 1886.
Vijftiende Jaargang.
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
advertentien:
F euillet on.
FRANZ EUGEN.
BINNENLAND.
AMERSFOORTSCHE CODBANT.
VOOR
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsniimte.
De Engelsche natie zal eerlang
geroepen worden, om uitspraak te
doen over een der belangrijkste
vraagstukken, die de staatkundige
geschiedenis van de tweede helft der
negentiende eeuw aanbiedt. Het geldt
hier niet uitsluitend een politieke
quaestie, van beteekenis voor het
Britsche Rijk en zijn eenheid, maar
die de overige volken van Europa
koel laat; er is meer, er is een zede
lijk beginsel dat den grondslag van
de Iersche quaestie uitmaakt, de
vraag namelijk, ot het thans levend
geslacht zich geroepen gevoelt, een
onrecht te herstellen, gedurende
zeven eeuwen gepleegd, op geweld
dadige wijze gehandhaafd, door tel
kens vernieuwde onbillijkheden steeds
verzwaard, en dat een donkere scha
duw werpt op de historische ontwik
keling van een zoo hoog begaafd ras
als het Angelsaksische.
In de laatste redevoering, door
Gladstone uitgesproken vóór de ver
werping van zijn voorstel dat aan
Ierland in beginsel zekere mate van
zelfbestuur zou teruggeven, vinden
we aan het slot deze woorden, die
het krachtigst bewijs zijn dat de
Britsche premier een eereplaats onder
de groote mannen van onzen tijd
ten volle waardig is:
«Gaat over de geheele wereld,
doorleest de letterkunde van alle
landen, en tracht één enkele stem te
vinden, één enkel boek, ja ik zou
willen zeggen één enkel courantarti
kel, waarin het gedrag van Engeland
tegenover Ierland niet met diepe
minachting en verontwaardiging wordt
veroordeeld. Het is een zwarte vlek
in onze geschiedenis die moet wor
den uitgewischt, een schande voor
onze natie die moet worden opgehe
ven. Ik vraag voor Ierland wat ik
noem: een gezegende vergetelheid
van het verledene, een weldaad voor
de toekomst.
Maar die weldaad zal voor ons
niet minder zijn een daad van eer,
als voor de andere partij een waar
borg van geluk, van voorspoed, van
vrede. Dat, Mijneheeren, is Ierlands
bede. Denkt, ik bid u, denkt wel en
denkt wijsdenkt niet aan het oogen-
blik, maar aan de jaren die volgen
moeten, voor ge ons plan verwerpt."
Daar zijn er, die voor dergelijke
welsprekendheid ontoegankelijk zijn,
en er niets meer in vinden dan een
gemoedelijk praatje. Voor niets ter
wereld zouden we wenschen, dat hun
maatstaf van beoordeeling de onze
warezij pleit niet voor den zedelij
ken ernst van hem die zich er op
die wijze afmaakt.
De onderdrukking van Ierland,
begonnen onder Koning Hendrik II,
voortgezet en verscherpt onder Elisa
beth, onder Cromwell, onder Willem
III, en nog in het begin dezer eeuw
bekroond met de opheffing van den
laatsten schijn eener politieke zelf
standigheid, namelijk de zoogenaamde,
door allerlei hoogst onzedelijke mid
delen bewerkte vereeniging van het
Iersche met het Britsche parlement,
is inderdaad een aaneengeschakelde
reeks van onrechtvaardigheden, die
elk op zichzelve reeds voldoende zijn
zou om de pogingen tot verzet,
waarin het Iersche volk zijn beste
krachten verspilde, zoo niet te wet
tigen, dan toch te billijken. De ge
schiedenis wijst geen tweede voor
beeld aan van zooveel geweldenarij
alleen de vernietiging van Polens
onafhankelijkheid kan er eenigermate
mede vergeleken worden.
Is het nu de taak van het thans
levend geslacht, de vergrijpen der
voorvaderen, zooveel mogelijk onge
daan te maken, zelfs al worden daar
toe belangrijke offers geeischt?
Het zou een zegepraal van het
beginsel der menschelijkheid, alzoo
een triomf van het Christendom
genoemd mogen worden, als op die
vraag een stellig bevestigend antwoord
werd gegeven. Wat er goeds en
Geschiedkundig verhaal dour
«Is het niet zoo, als ik zeg?" ging
Jacoba streng en bestraffend voort, «heeft
de hartstocht voor mijns broeders kind
u niet doen vergeten, wat plicht en eer
van u, den zoon van Adriaan Barneveldt,
in zulke dagen als de onze, vorderen?"
«Ja," riep Cornelis buiten zich zeiven,
«gij hebt de waarheid gesprokenIk
bemin Isabella en om harentwil bleef ik
hier, doof voor de stem van mijn eigen
geweten, dat mij eenen afvallige en ver
rader van de heilige zaak des vaderlands
noemde en
«En doof ook voor de beden en ver
wijten van uwen vader," viel Jacoba in,
«die in eiken 'brief u aanspoorde om
Leiden te verlaten en onder Oranje's
vanen te gaan."
«Ook dat weet gij I" zeide Cornelis
met verbazing.
Zij knikte.
«Mij wordt menige zaak bekend, welke
degenen, die zij betreft, een diep geheim
wanen. En zoo weet ik ook dat uw
vader voor weinige dagen door de hand
langers van Alva is gegrepen en in den
kerker is gebracht en dat hij zich heden
voor den Bloedraad te Brussel moet
verantwoorden wegens de aanklacht van
hoogverraad, die een heimelijke vijand
tegen hem heeft ingebracht."
Verbleekend en waggelend deed de
jonge man een stap terug. «Heer des
hemels, erbarm u over hem riep hij
met stuiptrekkende lippen «mijn vader
in den kerker, in het verhoor voor den
Bloedraad
«Zoo is het," zeide Jacoba met eene
hardheid die niet verschoonde, «de vader
ontving misschien het doodvonnis juist op
het uur, waarop de zoon zich bij 't ge-
klank van cymbalen en trompetten lustig
bewoog onder de vroolijke dansers."
«Houd op," viel Cornelis haar bevend
in de rede. «Gij martelt mij Ik kan
niet gelooven, dat deze ontzettende tijding
waar is. Een valsch gerucht zal u misleid
hebben, hoe zoudt gij, de vreemde, ver
nomen hebben, wat mij, den zoon, onbe
kend is gebleven
«Twijfel niet aan de waarheid mijner
woorden," zeide Jacoba, „het is alles
zooals ik u zeide. En aarzel en talm nu
niet langer, maar neem het besluit dat
groots is tot stand gebracht door
de geslachten welke vóór ons het
wereldtooneel betraden, aanvaarden
we met dankbaarheidmaar evenals
een rechtgeaard erfgenaam zich be
ijveren moet om, bij het in ontvangst
nemen van het actief, ook het passief
aan te zuiveren, mag het ook voor
de volken als een eereschuld gelden,
vroeger begaan onrecht uit te wis-
schen.
De staatkunde heeft maar al te
vaak op de lotgevallen der volken
een verderfelijker! invloed geoefend.
Niet het nieuwere beginsel, dat het
welzijn der natiën op den voorgrond
stelt, gaf bij de beslissingen van
slagveld en politiek den doorslag,
maar uitsluitend werd rekening ge
houden met wat de eerzucht der
vorsten en de baatzucht der grooten,
steunpilaren van den troon en van
het absoluut gezag, wenschelijk
voorkwam. Het Engelsche volk heeft
er weinig voordeel van gehad, dat
den Ieren hun land werd ontnomen
om het te verdeelen onder Britsche
edellieden, die het op de schandelijk
ste wijze exploiteerden en de mild
vloeiende welvaartsbronnen van het
Groene Eiland, een smaragd in de
zilveren omlijsting des Atlantischen
Oceaans, met onvruchtbaarheid sloe
gen die een levendige, met vele
voortreffelijke eigenschappen bedeelde
bevolking demoraliseerden en tot
wanhoop brachten, alleen om hun
buitensporig hooge inkomsten tot
een hooger cijfer te brengenen op
wier rekening al die gruwelen komen,
door de Ieren bij hun verzet tegen
immer knellender druk gepleegd.
Ieder Engelschman is er van over
tuigd dat een toestand zooals de
laatste jaren te aanschouwen gaven,
en die slechts daarom door een
periode van rust werd afgewisseld
omdat de Ieren den dageraad van
een betere toekomst aan den politie-
ken hemel zagen rijzen, niet kan
voortduren. Slechts twee middelen
staan de Regeering ten dienste om
daarin blijvend te voorzien, of
een uitgebreid stelsel van dwang,
waarbij gansch Ierland met een ont
zaggelijke legermacht zou moeten
worden bedekt, of tegemoetko
ming aan rechtmatige eischen op
zoodanige wijze, dat mot de belan
gen van alle in den strijd betrokken
partijen te rade wordt gegaan.
In zijn manifest aan de kiezers
heeft de «groote oude man" onzes
inziens de quaestie zuiver gesteld.
Dwang of zelfbestuur; een derde is
niet mogelijk; en al wat de zich
afscheidende liberalen en radicalen
met een rijken woordenvloed er nog
bijvoegen, is slechts een onhandige
poging, om de kracht van dit
dilemma te bemantelen.
liet is een geestverheffend schouw
spel, dien bejaarden staatsman daar
moedig op de bres te zien staan,
met de vraag op de lippenEr is
een eeuwenoud onrecht; zullen wij
het bestendigen?.
Een schouwspel, wel waard om
ook de aandacht te trekken van
hen, die buiten den strijd staan,
maar voor wie de zegepraal der
groote beginselen van menschelijk
heid, onder welke vorm ook behaald,
niet onverschillig is.
Uit Wildungen meldt men aan
het D. v. Z.-H., dat HH. MM. de Koning
en de Koningin jl. Zaterdag een bezoek
hebben ontvangen van HH. DD. HH. den
Vorst en den Erfprins van Waldeck-Pyr-
mont, vader en broeder van H. M. de
Koningin.
Te 12 uur 's namiddags kwamen HH.
DD. HH. te Wildungen aan, waar zij
door HH. MM. van het station werden
afgehaald. Te half een was er familie
dejeuner, waarbij in den voortuin der
villa een muziekuitvoering plaats had
door het Kurorchest. Te half acht was
er weder diner ter eere van de hooge
bezoekers.
Na het diner is de vorst van Waldeck-
Pyrmont naar Arolsen teruggekeerd,
terwijl de erfprins tot Dinsdag als gast
van HH. MM. te Wildungen in de villa
«COcke" bleef logeeren.
HH. MM. zijn voornemens den 25.
dezer naar Arolsen te vertrekken, om
een tegenbezoek bij de vorstelijke familie
aldaar af te leggen. Tot 1 Juli zullen zij
aldaar vertoeven, om dan het buitenpa
leis te Soestdijk te betrekken, waar zij
zullen blijven totdat Z. M. in de residen
tie komt om de nieuwe Kamers der
Staten Generaal te openen.
De rechtbank te 's Ilage ver
klaarde Domela Nieuwenhuis en Crol
schuldig aan hoon van Z. M. den koning
en beleediging van openbare ambtenaren
en veroordeelde Domela Nieuwenhuis tot
1 jaar eenzame gevangenisstraf en f50
boete; Crol tot f50 boete. Beide beschul
digden waren afwezig.
Men verhaalt nog vele staaltjes
van belangstelling in de plaats gehad
hebbende verkiezingen. Een kiezer uit
Middelburg, die tot herstel van gezond
heid te Schlangenbad verblijf hield, heeft
om te stemmen de reis naar Middelburg
gemaakt. Verscheidene andere kiezers,
die elders vertoefden, zijn even overge
komen, om met een volgenden trein
weder te vertrekken.
In de Nieuwe Kerk te Amsterdam
is men weder eens aan 't inbreken ge
weest. Men heeft daar een brandkast-
deur opengebroken, waarachter zich een
restant van de kerkelijke kas, ten be
drage van ruim drie gulden aan contan
ten en zes-en-twintig duizend gulden aan
effecten, bevond. Het gekke van het
geval was, dat van de zijde der geschors
ten beweerd werd, nadat deze braak
was geschied, dat zich slechts het eerste
sommetje in die kast bevond.
Later toen een van de kerkelijke
boekhouders in 't openbaar verklaarde,
dat die f26000 effecten er óók in geweest
waren, moesten de heeren op de prop
pen komen en erkennen, dat dit waar
was. In zake dit geval is door het clas-
sikaal bestuur de tusschenkomst van den
officier van justitie ingeroepen, maar
deze heeft zich onbevoegd verklaard in
deze zaak handelend op te treden. Ter-
wille van de kerkelijke goederen schijnt
eene spoedige beslissing in het kerkelijk
geschil zéér gewenscht. VI. BI.
alleen u past."
Cornelis vermande zich. «Nog heden,
nog in dit uur ga ik naar Brussel, om
mij zeiven te overtuigen hoe het met
mijnen vader staat, hopende dat
„Hoop niets meer," viel zij hem in de
rede. „Het lot uws vaders is beslist!
Om hem te redden komt gij te laat,
maar hem te wreken zij voor u de
heiligste kinderplicht. Vindt gij hem nog
onder de levenden, groet hem dan van
Jacoba van der Meulen en zeg hem, dat
zij het als de taak haars levens beschouwd,
aan den zoon de schuld te verzoenen,
die een ander om harentwil eens jegens
den vader heeft bedreven En nu
vaarwel, Cornelis Barneveldt, ik denk nu,
daar gij het bloed van eenen vader hebt
te wreken, dat gij geen oogenblik langer
zult dralen, om uw zwaard en uwen
arm aan de zaak van de vrijheid en het
vaderland te wijden."
Hoe ruw en hard de woorden der
oude vrouw ook klonken, toch rustten
hare oogen, terwijl zij sprak, met de
uitdrukking van zulk eene diepe moeder
lijke teederheid op den jongeling, dat
zijne lippen onwillekeurig den naam uit
spraken, waarin zich voor hem alle geluk
en alle hoop in 't leven vastknoopte. „En
Isabella," fluisterde hij half klagend, half
vragend.
„Zij was nooit zoo onbereikbaar ver
van u, als toen gij eer en plicht vergat,
om in hare nabijheid te vertoeven," zeide
Jacoba.
„Hoe zal ik uwe raadselachtige woor
den verklarenriep Cornelis haastig.
„Voor den geus is de dochter van Jan
van der Meulen toch voor altoos verlo
ren
„En al ware dat zoo," hernam de oude
vrouw, dan moest gij toch doen, wat
den zoon van uwen vader betaamt.
Geloof mij, Isabella's hand is niet onbe
reikbaarder voor den man, die hoon en
spot van de Spaansche gasten van Jan
van der Meulen zwijgend verdroeg en
met de vijanden van zijn vaderland op
den ondergang zijner landgenooten zijn
glas ledigde, alleen om in de nabijheid
zijner geliefde te kunnen toeven."
Een donkere blos vloog over het voor
hoofd van den jongen man. „Waart gij
niet eene vrouw," sprak hij knarsetan
dend, „zoo mocht gij mij zulke beleedi-
gingen niet ongestraft in het aangezicht
slingeren."
„Ik wilde u niet krenken," hernam zij
gelaten, terwijl zij eenen sleutel uit den
zak haalde en daarmede het slot van
eene kleine deur in den tuinmuur opende,
«maar gelijk gij aan de zieken bittere
artsenijen toedient, om hen van de koorts
te genezen, die in hunne aderen woelt,
zoo zeg ik u ook bittere waarheden,
opdat uwe ziel gezond worde en niet
naar de stem van den hartstocht, maar
naar die van plicht en eer luisteren
moge. God zij met u, Cornelis Barneveldt,
en leide en bescherme u 1"
In het volgende oogenblik had zij Cor
nelis reeds naar buiten gedrongen en de
poort weer achter hem gesloten. Hij
stond alleen buiten op de donkere straat
en de wind, die frisch en vochtig van den
zeekant woei, verkoelde zijn gloeiend
voorhoofd.
II.
Het was een koele Octobermorgen
van het jaar 1575, de straten van
Leiden waren eenzaam en verlaten, de
enkele gestalten, die zich daarin her
en derwaarts bewogen sloopen als scha
duwen de huizen voorbij, en op de bleeke,
hol-oogige gezichten stond duidelijk hon
ger en ziekte te lezen.
Wordt vervolgd