SIEUVE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. N. 75. Zaterdag 18 September 1886. Vijftiende Jaargang. abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. advertentien: Wie zich van nu aan abonneert op de Nieuwe Amersfoort- sche Courant, ontvangt de nog verschijnende nom- mers tot 1 October gratis. Overproductie. BINNENLAND. F euillet on. THEA. 1MERSF00RTSCHE COÜBANT. VOOR Eer 3 mannden ƒ1.Franco per post door het gebecle Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. Van 16 regels 0,40 iedere regel meer B Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. In zeker land was te veel voedsel, zoodat een aantal menschen er van gebrek omkwamen. Als we dat ergens lazen, zouden we natuurlijk denken aan een ver gissing van den schrijver, gewoonlijk «drukfout" geheeten. En toch krijgen we dat praatje bijna dagelijks onder de oogen; alleen heeft men de woorden niet zoo eenvoudig gekozen als wij deden, maar aan de uitdruk king een min of meer wetenschap- pelijken vorm gegeven, uiterst geschikt om onnadenkenden er mede beet te hebben. Op die manier is de fabel van de «overproductie" in de wereld gekomen. Nu ja, het kan wel zijn dat de menschen, in hun kortzichtigheid, van een of ander artikel meer laten maken of zelf vervaardigen, dan bepaald noodig is, of de aankweeking bevorderen van eenig gewas, boven de behoefte. Doch zoolang er nog onbevredigde begeerte is, zal men dat niet kunnen zeggen. De veelsoor tige producten, ons door de natuur en de werkzaamheid der menschen aangeboden, zou men kunnen ver- deelen in drie groepen, naar gelang hun bezit al of niet een noodzake lijkheid is. Daar zijn er vooreerst van stellige, onafwijsbare nooddruft; vervolgens van betrekkelijke behoefte, zoodat het gemis het leven niet onmogelijk maakt; eindelijk van louter weelde. Van de eerste en tweede groep kan er niet licht te veel zijnis zulks met de derde het geval, dan daalt het product spoedig tot den rang, door de tweede ingenomen, of wel, het geraakt geheel buiten gebruik. Niet gemakkelijk is het, aan te geven waar de grenslijnen getrokken moeten worden, omdat de opvattingen aangaande het begrip «noodzakelijkheid," zeer verschillen. De arbeid der beschaving bestaat voor een groot deel daarin, dat we de behoeften vermeerderen. In dezelfde mate behooren ook de middelen menigvuldiger te worden, door welke men er in voorziet. Het zou niet onbelangrijk zijn eens na te gaan, in hoeverre de baatzucht aandeel heeft in de uitvinding van de «overproductie." Onze vaderen in de Oost waren er reeds mede bekend. Toen er vrees ontstond, dat de teelt der muskaatnoten in de Molukken te groote uitbreiding zou krijgen, waardoor de bevolking des te eer geneigd zou zijn inbreuk te maken op het gesloten accoord van uitslui tende leveringen, werden gewapende tochten ondernomen om de als over tollig beschouwde hoornen |omver te hakken. Desgelijks kennen wij menschen die, als het in hun macht stond, wel een expeditie naar Amerika zouden verlangen, zelf meegaan is mis schien wat gevaarlijk, om daar al de graanvelden af te branden, waarvan de oogst op zoo duchtige wijze een streep haalt door de reke ning onzer landbouwers, die liefst hooge prijzen zouden bedingen. Dat zij klagen over de marktwaarde van hun gewas, is te begrijpen, en is niet zonder grond. Doch wanneer men de schuld nu gaat schuiven op naam van de «overproductie," dan is men het spoor bijster. Er wordt eer te weinig dan te veel graan geteelder zijn nog altijd een zeker aantal menschen, die onvoldoende gevoed worden. Alleen, de inlandsche landbouwer moet van de opbrengst van zijn product te veel missen; hij heeft zware pachten en drukkende belastingen te betalen. Bovendien is voor een aantal artikelen, misschien ook wel voor de granen, die we slechts genoemd hebben om een voorbeeld aan te geven, het marktgebied te eng; er zijn te veel regeeringen die, ten einde het volk in den waan te brengen dat het bescherming geniet, de voedingsmid delen kunstmatig duur maken door vreemde concurrentie te weren. Werden dergelijke middelen niet aangewend om de ineenzakkende financiën te stijven op een manier die de schapen het villen doet ondergaan zonder dat zij schreeuwen, de productie zou meer gelijkmatig over de geheele beschaafde wereld zijn verspreid, en ieder kreeg dan voor de vruchten van zijn arbeid een betamelijk loon. Wat men malaise noemt, is niets anders dan een, door verkeerde maatregelen verbroken maatschappe lijk evenwicht. Kon men de menschen ongehinderd laten voortbrengen, en hun producten verkoopen aan wie ze vraagt, er zou, naarmate de pro ductie toeneemt, een meer gelijkma tige prijsvermindering plaats grijpen, waarvan niemand veel hinder had, omdat in de verhouding van de waarde der benoodigdheden de ver anderingen niet zoo groot zouden zijn. De Regeeringen hebben veel geld noodig voor doeleinden zonder eenig practisch nut, oorlogsuitgaven in de eerste plaats. Om dat te bekomen belasten zij den invoer van produc ten en leggen er accijns op. Door beide middelen beperkt men het verbruik, omdat de kostende, de bezwaarde prijs te hoog is. Gaat niettemin de productie haren gang, dan veroorzaakt dit eenopeenhooping, een verstopping, die voor de betrok ken takken van nijverheid noodlottig is. Iets van dien aard, want we kunnen niet in te veel bijzonderhe den treden, hoezeer het onderwerp er zich ook toe leenen moge, ondervinden we met de suiker. Wordt er inderdaad te veel suiker voortgebracht? Wel neen, eer te weinig. Want moge men haar voor heen beschouwd hebben als een artikel van weelde, en dus, volgens verouderde doch nog vrij algemeen gehuldigde financiëele begrippen, als bij uitstek geschikt om belast te worden, ieder weet dat een alge- rneener gebruik van suiker, onder normale gezondheidsomstandigheden en bij inachtneming van de overal noodzakelijke voorwaarden van matig heid, de volksvoeding zeer ten goede zou komen. Maar juist die accijns- heffing maakt de suiker duur, en ontneemt das den voortbrengers een gedeelte van hun débouché. Indien men dat betoogt, geven de mannen die ons regeeren het in beginsel dadelijk toe, maar, voegen zij er in één adem bij, de kan de opbrengst van den accijns niet missen. Het is dus alweer niet de over productie, die de schuld draagt. Hetzelfde geldt ten opzichte de fabrieksnijverheid, enkele arti kelen van beperkt gebruik, zooals locomotieven, spoorwegrails, papier, uitgezonderd. Maar, neem de kleeding- stoffen is liet niet hoogst wensche- lijk, dat deze goedkoop zijn, zoodat een groot getal menschen zich er van kannen voorzien? Als er mis schien te veel wordt gemaakt, daar zijn landen waar de menschen voor een deel ongccostumeerd rond wandelen, voor een ander deel zich behelpen met kleedingstukken waar toe de naastbijzij nae boom het materieel leverde. Gaat dien lieden bekend maken met de producten uwer nijverheid, en ge hebt een nieuw afvoerkanaal. Bovendien zijn van er in het eigen land nog menschen genoeg, wien een kleedje meer geen nadeel zou doen. Eer in aller be hoefte is voorzien, heeft het woord «overproductie" geen zin. De Nederlandsche Zondagsschool- vereeuiging, in 1866 opgericht «tot ver breiding van evangelische bijbelkennis en liefde voor geloofswaarheid onder de jeugd," hield te Rotterdam hare 20ste algemeene vergaderingongeveer een 400tal dames en heeren kwam met dit doel bijeen. De voorzitter van het bestuur, ds. J. Moulijn, uit Nijmegen, opende de verga dering met een woord van dank aan het bestuur der afdeeling Rotterdam, met ge bed en met een toespraak naar 1 Thess. 5, en herinnerde o. a., terwijl voor 50 jaren dr. Capadose de eerste Zondags school in ons land stichtte, er thans on geveer 1000 scholen met 3500 onder wijzers en 125,000 leerlingen in ons land worden gevonden. Aan het door den binnenlandschen secretaris, den heer T. M. Looman, uit- v... —j v. gebracht verslag over den toestand der schatkist vereeniging en van hare afdeeling ont- leenen wij, dat de Vereeniging in betrek king staat tot 931 scholen met 105,900 kinderen, onderwezen door 3840 onder wijzers, welke cijfers aanwijzen eene vermeerdering van 138 onderwijzers en 760 kinderen. Daar evenwel vele scholen niet in betrekking staan tot de vereeni ging, mag men het totale cijfer van de scholen in ons land op 1350, dat van de leerlingen op 130,000 stellen. De vereeniging telt 41 afdeelingen met 2586 leden, van welke 2387 werken de. Zij heeft in het afgeloopen jaar 62,400 exemplaren boekwerken en tractaatjes verspreid, op welke onderneming nog altijd een tekort van f7354 bestaat. In de 20 jaren van haar bestaan verspreid de de Vereeniging ongeveer 2 millioen exemplaren. De heer J. M. Aeybroek, buitenlandsch secretaris, gaf een overzicht van den stand der Zondagsscholen in verschillende staten, waaruit blijkt, dat thans ook te Batavia een Zondagsschool bestaat en dat de Nederlandsche Zondagsschoolver- eeniging door hare Engelsche zuster wordt gesteund met eene jaarlijksche bijdrage van 80 pond sterling. Uit het verslag van den penningmees ter vermelden wij, dat de rekening der vereeniging zou sluiten meteen nadeelig Roman van KARL HEIGEL. «Mogelijk komt Waldemar nog." «O, die zal wel komen als het te laat is en dan waarschijnlijk eveneens zonder geld. Maar 't kan me ook niet schelen riep ze grimmig uit. «We betalen voor uit, dbs kunnen ze ons alleen op straat zetten en meer niet. Ik verzet geen voet om een nieuwe woning te krijgen. In storm en regen blijf ik met pak en zak op straat zitten. Dan zal de wereld eens zien hoe die Hahnenkamm zich tegenover een actrice gedraagt 1" «Dat zal wel een mooie groep zijn," zei Thea in een vlaag van humor. «Wij met ons beiden op de puinhoopen van Karthago. Uit haar pathos ging de andere in een klaaglied over. «Waarmee heb ik dit lot verdiend. Weduwe met twee onverzorgde weezen en twaalfhonderd mark pensioen, en sinds we dat nieuwe soort van geld hebben gekregen is alles zoo schreeu wend duur geworden en dat nog wel voor een vrouw, die een tweede Sonntag, later gravin Rossi had kunnen zijn Snikkend verborg zij haar hoofd in haar handen. Doch toen stond ze weer eensklaps op en zei plotseling op den droogsten toon, die iemand, die over zaken spreekt, kan aannemen. «We zullen het geld van Stivelli leenen. «Gelooft u, dat ze het zal geven, moeder «Wel waarom niet? Het geld, dat wij den laatsten keer hebben-geleend, heb ben wij tot den laatsten penning terug gegeven." «Ja, dat is te zeggen, met het geld, dat aan Waldemar door den heer Wohlgemut was voorgeschoten," «Dat herinner ik me niet meer zoo juist. Maar al was dat zoo, dan heeft Waldemar mij nog niet het duizendste deel vergoed van 't geen ik voor hem heb opgeofferd. Die jongen kost me een fortuin." «Wat u onze opvoeding heeft gekost, weet ik beter," zei Thea bits «maar veel was het niet." «Wie spreekt er van jou Voor jou heb ik het laatste, dat ik had, uitgegeven. Je bent het eenige kind, waarvan ik nog iets verwacht. Van Waldemar komt nim mer iets. Die is zoo onpraktisch als een mormeldier. De jongen leeft in een goud groeve bij die Wohlgemuth en hij is geen penning rijk." «Ja, bij die rijke lui moet men maar komen. Die houden de hand op den zak." «O, 't is maar de kwestie hoe men ze aanpakt. Let eens op hoe ik die Stivelli met mijn praatjes zal inpakken. Maar we moeten slechte kleeren aantrekken dat vleit haar trotsch." «Nu, zoo moeilijk is die keuze van de kleêren nietik zal mijn geheele Garde robe weldra in haar geheel aan 't lijf kunnen dragen." «Nu, troost je maar kindlief. Gisteren voorspelden de kaarten weer veel geld en een voornamen vrijer." «Och ja, dat liegen ze alle dagen." «Maar eindelijk komt het een en ander toch." Thea drukte den wensch naar dat alles te gelijk met haar twijfel door één enke len zucht uit. «Maar zou 't niet goed zijn als we eens bij Feretti aanklopten 1 Die woont in de buurt," zei het meisje een oogen- blik later, terwijl zij vadsig opstond. «Bij die Die heeft zelve niets riep hare moeder verachtelijk uit. Terwijl de dames er op uitgingen om geld te krijgen, ging het spooksel, dat haar nachtrust bedreigde, in eigen persoon in het door haar bewoonde huis rond. Juffrouw Feretti had dringend verzocht, dat hij eens bij haar zou komen. Deze dame was een kunstenares van den zesden doch een schoonheid van den eersten rang. Met een zeker somber voorgevoel ging hij naar boven naar de dame toe en woedend kwam hij weer de trap af, want zijn voorgevoelens hadden hem niet bedrogen. Opnieuw had ze hem om voorschot gevraagd. En nu stond hij be neden in het portaal te wachten, want zijn koetsier, een heerschap, die geen greintje eerbied voor hem had, was hier of daar met zijn rijtuig voor een kroeg gaan staan. Met strakken blik tuurde de heer Hahnenkamm over zijn beslagen brilleglazeu in de verte en beet daarbij, zooals hij in oogenblikken, waarin hij diepzinnig dacht, gewoon was, op zijn nagels. Al kwamen de kleeien van menheer uit Parijs en zijn laarzen uit Londen, hij zag er toch niet als een gentleman uit. Hij had een leelijk lomp figuur, een dik, baaideloos gelaat, kleine grijsgroene oogen met den blik van een lafaard, een neus als een bulhond en lippen als een neger. Toch waren er heel wat menschen, die hem een mooi man noemden maar een fortuin, dat men bij honderdduizen den telt is het beste middel om iemand mooi te maken. Aan dien rijkdom had hij de kunst te danken dat hij een ge heim, zijn onbeduidendheid namelijk, kon verbergen. In het oog van de wereld was hij een buitengewoon man, in waar heid echter was hij een zoo allerordinairst menschenkind als men met mogelijkheid kan aantreffen een man zonder geest ot hart, met een bekrompen verstand, met weinig ontwikkeling en kleingeestige begrippen. Hij was een nul en hij ging door voor een grootheid. Hij had niets dan het omhulsel van een Socrates, en toch leidde hij zijn chef, die hem tot compagnon en tot schoonzoon had ge maakt, den bescheiden doch handigen kleinen man, dien hij voor zich liet arbeiden en ook de groote man, die speculeeren wilde en die zijn naam graag op hun prospectussen had staan, om den tuin. Als van iemands geluk kon gezegd worden, dat het slechts als een paddestoel opschoot, dan was dat gezegde op het fortuin van Hahnenkamm toepasselijk. Hij was de moderne Midas onder wiens handen alles in goud ver keerde. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1886 | | pagina 1