NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
N. 87.
Zaterdag 30 October 1886.
Vijftiende Jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG W ZATERDAG.
Redding uit de Suikeruood
Feuilleton.
THEA.
BINNENLAND.
AMERSFOORTSCRE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het gehecle Rijk.
Afzondert ij ke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten iutezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien!
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Het ontwerp, naar welks verschij
ning door velen met reikhalzend
verlangen werd uitgezien, is er dan
eindelijk.
Of het aan de verwachting voldoet?
Zeker niet, wanneer men zich
plaatst op het standpunt der onder
nemers in Indiëdezen hebben nogal
iets gevraagd, volgens den gebruike-
lijken regel, dat men ruimte moet
laten voor eventuëele pogingen om
af te dingen.
Maar ook onder hen, die meer
het oog gericht hebben op de alge-
meene belangen van moederland en
koloniën, zullen er zijn wien de
voordracht teleurstelling baart. Laat
ons zien wat zij inhoudt.
De Memorie van Toelichting plaatst
de volgende beginselen op den voor
grond
De suiker-industrie neemt, in de
économische verhoudingenen toestan
den van eenige gedeelten van Java
een hoogst belangrijke plaats in.
Verschillende omstandigheden zijn
oorzaak, dat de prijzen van het
product sterk daalden en laag zijn
gebleven, waardoor het voortbestaan
van een groot aantal ondernemingen,
zoowel in de rechtstreeks afhanke
lijke residentiën als in de Vorsten
landen, ernstig wordt bedreigd. De
ondergang, of zelfs een zeer aanzien
lijke inkrimping van dezen tak van
nijverheid, zou verderfelijke gevolgen
hebben voor de inlandsche bevolking
in de eerste, voor de schatkist in de
tweede plaats. Deze overwegingen
nopen de Regeering, tusschenbeide
te komen, ten einde het gevaar af
te wenden. Er bestaat geen aanlei
ding om te duchten, dat andere
gevallen, die met het onderwerpdijke
slechts schijnbaar overeenkomst heb
ben, daarmee gelijkgesteld zullen
wordende kennis van de staathuis
houdkundige beteekenis der suiker
cultuur is hiertegen een voldoende
waarborg.
De Regeerings-bemoeienis behoort
van geheel tijdelijken aard te zijn,
en moet zich in geen opzicht verder
uitstrekken dan vereischt wordt voor
het doelde suiker-cultuur te helpen
door een moeielijken tijd.
Er kan of mag geen sprake zijn
van eenig geschenk aan de onderne
mers, onder welken vorm ook, en
evenmin van het prijsgeven van eenig
voordeel, waarop de Staat aanspraak
heeft. Vermindering, zelfs tijdelijke,
van lasten, past naar het oordeel
der Regeering niet in het kader
harer maatregelen.
Als de Staat tusschenbeide komt,
dan doet hij dat, uit overtuiging dat
de rietsuiker-cultuur een toekomst
heeft; dat de moeielijke tijd, die
moet worden doorgeworsteld, door
een beteren tijd zal worden gevolgd.
Wat in den eerste niet kan worden
betaald of moet worden verstrekt,
is af te doen als de laatste is aan
gebroken.
Vermindering van vrachttarieven
op de staatsspoorwegen ligt evenmin
in het plan, als van lasten. Verreweg
de meeste fabrieken toch zijn öf niet
gelegen in de nabijheid van een
spoorweglijn, öf zij hebben reeds
zoodanige afvoermiddelen, dat de
wijziging van het tarief wel ten ge
volge zal hebben, dat zij meer met
den spoorweg afvoeren, maar dit hun
dan niet veel goedkooper zal uitko
men dan hun thans gevolgde verzen-
dingswijze.
Voor hulp van Staatswege komen
zoowel in aanmerking de vrije onder
nemingen, als die welke op den voet
der Wet van 1870 met de Regeering
in contract staan. Geen ondersteuning
is echter te verleenen, aan welke
onderneming ook, wanneer niet op
goede gronden kan gerekend worden,
dat zij levensvatbaarheid heeft; dat
zij staande kan blijven wanneer de
prijzen van het product opnieuw
gestegen zijn tot een cijfer dat als
het normale kan beschouwd worden.
Omtrent de op contract werkende
Roman van KARL HEIGEL.
16)
sUw vrouw gaf Thea met een bit
teren lach ten antwoord. «Om dat te
worden zou ik u moeten beminnen
zeg ik niet maar achten althansen
dat kan ik niet, want ik aanbid het
goud, ik smachtnaarrijkdom,naar weelde,
naar een grooten naam en dat zijn allen
zaken die gij mij niet kunt aanbieden.
En ik veracht u, want ge zijt geen man
en ge zult dat ook nimmer worden
«Thea 1"
sik heb uitgesproken. Voor onze
lichtzinnigheid boeten wij beiden. Vaar
wel 1"
«Wanneer ook gij mij verstoot, blijft
mij niets over dan mij voor den kop te
schieten."
«Daarmee maakt ge mij niet bang.
Ge hebt daareven zelf bekend dat ge
geen aanleg hebt voor militair."
Een tijdlang bleef hij strak voor zich
uitstaren. Juffrouw Freiberg begon hardop
te snikken. Daarop maakte Kasper voor
Thea en voor de moeder van deze een
buiging en zei«Vaarwel 1"
De achtergeblevenen hoorden hem met
vaste schreden den gang door gaan en
de voordeur achter zich in 't slot
trekken.
«Ik haat alle weekhartigen 1" zei Thea.
Maar juffrouw Freiberg jammerde «Ik
kan mij van je kalmte, van je wreed
aardigheid geen denkbeeld maken. Je
zult zien, er komt een ongeluk.
«En al gebeurde er nu eens een on
geluk, dan zou ik wel eens willen weten
wie daarvan de schuld zou zijn ik of
u
Hahnenkamm wankelde als een dron
ken man de straat door. Waar hij heen
ging of waar bij te recht kwam was
hem onverschillig. Het leven om hem
heen klonk hem in de ooren als een ge-
druisch, dat mijlen ver van hem was
verwijderd. Als schaduwen gleden de
menschen langs hem heen.
«O, die wreedaardige vrouw heeft
gelijk ik ben geen man. Honderd redenen
heb ik om haar te haten, of beter nog,
te vergeten maar dat kan ik niet. Het
is niet mogelijk, dat het tusschen ons
beiden uit, hopeloos uit volkomen uit
zou zijn 1 En dat het met dat leven vol
jool en pret eveneens zou gedaan wezen
Zoozeer was hij door het niets doen
ontzenuwd, zoozeer was hij reeds ver
ondernemingen geldt de beschouwing,
dat de eene partij, de. ondernemer,
door de tijdsomstandigheden wordt
verhinderd zijn verplichtingen geheel
na te komen; daar echter, wat nu
achterstallig moet blijven, later kan
worden aangezuiverd, schrijft de
billijkheid voor, daartoe de gelegen
heid te openen, buiten wederzijdsche
schade. Iliertoe geeft het eerste der
beide wetsvoorstellen den Gouverneur-
Generaal de bevoegdheid. Het luidt:
«Wanneer de Gouverneur-Generaal
van Nederlandsch-Indië zulks noodig
acht ter verzekering van de gere
gelde verwerking van het op hoog
gezag geteelde suikerriet, kan hij,
met inachtneming der van Onzent-
wege gegeven voorschriften, overeen
komsten sluiten krachtens welke in
1887 verschijnende betalingen, bedon
gen bij de overeenkomsten gesloten
op den voet der Wet van 21 Juli
1870 (Staatsblad No. 136), kunnen
worden uitgesteld, onder voorwaarde
dat een rente van 0 pCt. 's jaars
over het tijdvak van uitstel zal wor
den voldaan."
Het tweede ontwerp heeft betrek
king op de vrije fabrieken, en bepaalt
dat onder zekere voorwaarden eenig
kapitaal uit de schatkist geleend
zal kunnen worden. De Memorie van
Toelichting doet uitkomen, dat aan
geen dier ondernemingen geld ver
strekt zal kunnen worden, dan wan
neer ook de financiëele instelling,
die in het bedrijfskapitaal voorziet,
toont van de levensvatbaarheid over
tuigd te zijn, hetgeen blijken moet
uit de sommen die zijzelve verschaft.
Aangezien het geld wordt ter leen
verstrekt met het doel om de voort
zetting der levensvatbaar geachte
onderneming te verzekeren, zal het
ook dan alleen beschikbaar worden
gesteld als omtrent die voortzetting
voldoende zekerheid bestaat. De aan
plant voor den oogst van 1887 heeft
reeds plaats gehad, en er kan ver
trouwd worden dat dus ook in 1887
de fabrieken zullen werken. De voor
ziening moet dus strekken ten be
hoeve van den aanplant voor den
oogst van 1888, en de uitbetaling
zal in 1887 kunnen plaats hebben,
nadat voldoende gebleken zal zijn,
dat die aanplant zal zijn tot stand
gebracht.
Op deze gronden is het tweede
wets-ontwerp volgenderwijs geformu
leerd
«Wanneer de Gouverneur-Generaal
van Nederlandsch-Indië zulks noodig
acht in het belang van het voortbe
staan eener suikerfabriek op Java,
niet werkende op den voet van de
Wet van 21 Juli 1870 (Staatsblad
No. 130), kan hij, met inachtneming
der hem van Onzentwege gegeven
voorschriften, zoodra de aanplant
voor den oogst van 1888 is geschied
of voldoende voorbereid, aan den
ondernemer, onder beding van een
rente van 0 pCt. 's jaars, een bedrag
ter leen verstrekken, niet te boven
gaande f'1.50 per 100 kilogram ver
kregen suiker uit den oogst van 1886."
We hebben ons voor heden bepaald
tot een bloote vermelding der ont
werpen, en een korte uiteenzetting
van de gronden waarop zij rusten.
Een nadere bespreking behouden
we ons voor.
Door den minister van oorlog is be
paald, dat op den len November a. s.
aan alle vrijwillig dienende onderofficie
ren en minderen, het saldo-tegoed op
het kleeding- en reparatiefonds, dat zij
mochten hebben, zal worden uitbetaald.
Te Utrecht overleed op het kasteel
Beek en Donk, in den ouderdom van 80
jaren, jhr. mr. J. O. de Jong van Beek
en Donk, oud-lid der Staten-Generaal,
lid der ridderschap van Noord-Brabant.
De luit. t. z. 2 kl. G. C. D. baron
van Hardenbroek, dienende aan boord
van den gaffelschooner Argus, wordt,
onder intrekking zijner overplaatsing aan
boord van het wachtschip te Amsterdam,
met 1 Nov. a. s. op non-aciivileit gesteld.
Ter zijner vervanging wordt met dien
datum aan boord van genoemd wacht
schip geplaatst de luit. t. z. 2. kl. J. H.
Commijs. Staats.-Ct
De bank van leening te Breda,
waarover in den laatsten tijd zooveel
geschreven werd, is weder geopend tot
aflossing van panden. Er wordt een
nieuwen directeur gevraagd op duizend
gulden jaarwedde en vrije woning, met
f2000 borgstelling.
Burg. en Weth. te Wageningen
hebben aan de scherpschuttersvereeniging
Oranje Nassau aldaar, grootendeels be
staande uit leerlingen der rijkslandbouw
school, voorwaardelijk vergunning ver
leend tot oprichting var. eene schietbaan
tusschen Wageningen en Bennekom.
Sedert senigen tijd houden zich
onder Vorden herten op. Men vermoedt,
dat ze afkomstig zijn van de Veluw-
sche bosschen en den IJsel zijn overge
zwommen. De landbouwer is op zulke
ongenoode gasten volstrekt niet gesteld,
en verlangt hartelijk, dat er door jagers
jacht op gemaakt worde.
Voor zoover men kan nagaan, moet
de familie ongeveer 5 exemplaren sterk
zijn en over dag eene bepaalde ligplaats
hebben uitgezocht.
In den laatsten tijd zijn bij de
Kweekschool voor zeevaart te Leiden
buitengewoon veel jongens aangekomen,
waarvan versclieidenen, die te zwak
waren, moesten worden afgewezen. Ter
voorkoming van vergeefsche reizen kan
het nuttig zijn, te melden dat alleen
flinke en stevige knapen worden aange
nomen.
De verdediging van den heer P.
Huet uit Goes van het verschijnsel, dat
de heer Abraham Spies, ouderling te
Ladismith, hem uit de oorden der zalig
heid was jverschenen, terwijl deze nog
springlevend was, berust op de moge
lijkheid dat een levend mensch zich ook
manifesteert en de ^geest van een nog
levende het lichaam verlaat en zich naar
elders verplaatst.
Zóó zal het komen, zegt het Roti. Nbl.,
dat de geest bij zooveel menschen
absent is 1
giftigd door de zucht naar genot zonder
dat hij iets uitvoerde, dat hij de gedachte
aan eervolle ontbering, aan een harde
maar louterende toekomst, in 't geheel
niet in zich kon opnemen, maar dat hij
niets anders deed dan weeklagen om het
verloren schijngeluk.
Dewijl de moeheid hem overmande
trad hij het naastbij gelegene restaurant
binnen.
Behalve de buffetjuffrouw was er
niemand in de zaal.
«Wat is er van u believen, menheer
Hahnenkamm vroeg ze lachend, toen
de welbekende eeuwige vaandrig midden
in de zaal bleef staan en met starende
blikken om zich heen zag.
«Die heeft zeker stevig gedineerd,"
dacht het meisje.
Die vriendelijke stem bracht Kasper
tot zich zeiven. Staande sloeg hij een
glas cognac naar binnen en daarop liet
hij zich, terwijl hij zijn lange beeneu j
recht voor zich uitstak, met een courant
in de hand, op een divan nedervallen. i
Hij trachtte te lezen, doch de letters
dansten voor zijn oogen. Werktuiglijk 1
sloeg hij het blad om. Daar vlamde het
woord «Rataplan" met groote, bloedroode
letters voor zijn blikken. 't Was het
programma voor de voorstelling in het
Apollinotheater tegen den volgenden avond.
De courant viel hem uit de handen. Met
gesloten oogen ging Kasper achterover
liggen en toen zag hij Thea in kostuum
der danseres, schoon als de zonde, schooner
nog dan ze werkelijk wasen ook de
zoo lichte, zoo uitlokkende melodie van
het lied, dat zij moest zingen, schoot
hem te binnen hij zag en hoorde alles
duidelijk, en hij begon te glimlachen.
De dame achter het buffet wierp een
blik op zijn door een zonnestraal een
oogenblik verhelderd gelaat en dacht
«Hij komt toch in elk geval uit een
vroolijk gezelschap. Die gelukkige rnensch!"
Met dat beeld voor oogen sliep Kasper
in. Toen hij wakker werd was er geen
zonnestraaltje meer in de kamer te
bekennen. Zijn horloge stond op acht
uur.
«Wel gerust, menheer Hahnenkamm?"
«Heel lekker. Zoo lekker, dat 't me
spijt, dat ik wakker ben geworden.
Met den blik en met den tred van
een man, die een doel voor oogen.heeft,
ging hij nu weer naar de schouwburg
straat, doch naar een ander huis dan
dat Thea bewoonde.
«Ephraïm Redlich" stond op een met
ijzer beslagen deur op de verdieping
gelijkvloers.
Op zijn schellen kwam iemand naar
de deur sloffen en door het kijkgat loeren.
Daarop werden twee of drie sloten open
gemaakt en op den drempel verscheen
een klein mannetje met zeer grijs haar,
dat den vaandrig verzocht binnen te
treden. Het tweetal ging daarop naar
een in schemering gehulde voorkamer,
waarvan het meublement uit een ijzeren
geldkist, een met allerlei voorwerpen be
laden toonbank en twee stoelen be
stond.
De kleine man wierp een eigenaardigen
blik op het gezicht van zijn bezoeker,
maakte daarop een andere deur open en
riep «Rosalie, Jakob, komt binnen
Op die uitnoodiging traden een groote,
forsche vrouw met zwarte los in lokken
neerhangend haar, benevens een zeven
tienjarige, dikke, bleekneuzige jongen
binnen en kwamen zich als stomme ge
tuigen achter de toonbank stellen.
Eerst daarna vroeg Ephraim Redlich
wat van menheer de vaandrig zijn ver
langen was.
«Ge zijt vandaag bij papa geweest,
niet waar
«Dat ben ik en waarom zou ik niet
nadat ik al uw beloften en uitvluchten
en zelfs uw eerewoord een jaar lang
voor goede munt heb opgenomen. Wat
krijg ik nu nog tot dank De deur ge
wezen heeft me uw papa, en toen ik
heen ging heeft hij mij er uit doeu