NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
MANUELA.
Zaterdag 8 Januari 1887.
Zestiende Jaargang.
VOOR
Verschil van inzicht.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
BINNENLAND.
Feuilleton.
AMERSFOORTSCHE GOEBANT.
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Eijk.
Afzondert ij ke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Van 1-
advertentien:
-6 regels 0,10 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
In een der nummers van »De
Standaard" lezen we deze opmerke
lijke woorden
«Valschelijk is lange jaren op het
Kerstfeest de Engelenzang verklaard,
als beduidde het «Vrede op aarde"
in hun lied, dat het Kindeke in
Bethlehem geboren, vrede onder de
volken en vrede in den boezem der
natiën brengen kwam."
«Valschelijk."
«Want Christus zelf had verklaard,
dat het niet zoo was." «Ik ben ge
komen," dus sprak hij, »nte< om
vrede op aarde te brengen, maar
het zwaard."
«En wat toont nu de uitkomst na
achttien eeuwen?"
«Uit immers, dat de vraag: Voor
of tigen den Christus! ook nu nog
de volken onderling en de volken in
zich zeiven verdeelt."
Met «De Standaard" zullen wij
niet gaan twisten over een tekst
uitlegging. Het is een bekende zaak,
dat zij, wier streven het schijnt te
zijn alle pogingen tot toenadering
van personen die in godsdienstige
denkwijze verschillen, te verijdelen,
de aangehaalde woorden steeds bezi
gen om zich te rechtvaardigen. De
tallooze bijbelsche uitspraken, die
van vrede, van liefde, van broeder
lijke gezindheid, van zelfverloochening
en toewijding gewagen, laten zij dan
natuurlijk onaangeroerd.
Maar dat men nu zóó ver gaat,
van het lied des «vredes en welbe-
hagens," hetwelk door de eeuwen
heen, te midden van de teleurstel
lingen der werkelijkheid, door de
besten en edelsten van ons geslacht,
werd beschouwd als de uitdrukking
van het hoogste ideaal, te mis
kennen en van al zijn heiligende
kracht te berooven, wekt onze ver
bazing en verontwaardiging. Indien
het Christendom voor het eerst ware
gepredikt in een omgeving, waar de
eene mensch zich niet gekrenkt zou
geloofsmeeningen
gevoelen door de
van den andere, dan zou reeds van
den aanvang af de eeuwenlange strijd,
welks bestaan en voortduring we
met leedgevoel erkennen moeten,
achterwege zijn gebleven; en het is
waarschijnlijk het vooruitzicht, dat
het niet zoo zijn zou, waaraan we
die profetie van het zwaard te danken
hebben. Bovendien is ook de opvatting
niet uitgesloten, dat met dit woord
bedoeld werd de strijd, die in het
hart van elk individu, tot hetwelk
de roepstem des Evangelies doordringt,
gevoerd moet worden tegen zichzelf,
tegen het égoïsme, dien onverzoen-
lijken vijand van de liefdedie terecht
als de kern des Christendoms be
schouwd wordt.
Met dat al vinden we in de woorden,
die we uit het hoofdorgaan der
«gereformeerden" overschreven, een
waarschuwing, waarmede we ons
voordeel behooren te doen.
Wij, die niet met de Kuyper-partij
instemmen, wij zien in den strijd
over geloofsmeeningen een ernstig
gevaar voor het behoud van onze
nationaliteit. Wij hebben behoefte
aan vrede, aan samenwerking, aan
onderlinge waardeering: en ais wij
een landgenoot ontmoeten, rnet wien
we hand aan hand wenschen te gaan
ter bereiking van een goed doel, dan
vragen wij hem niet: «Zeg mij eerst
wat gelooft gij
Het komt er nu maar op aan, te
weten, welke opvatting van onze
roeping als mensch en als Nederlan
der het meest bevorderlijk zal zijn
aan ons maatschappelijk welzijn, aan
de verzekering van onze toekomst
als natie:
De kerkelijke revolutie, reeds lang
voorbereid, in het afgeloopen jaar
losgebarsten, achten wij een Vader-
landsche ramp. Zij, die haar aanvin
gen, beroepen er zich ten onrechte
op, dat ook onze vaderen in de
zestiende eeuw revolutie maakten,
dat zij zich verzetten tegen de ge
stelde machten. Toen was het de
overheid, die de vrije gedachte, de
vrije verkondiging van iietgeen men
als waarheid aanmerkte, aan banden
legde; tegenover deze tyrannie, deze
onderdrukking der gewetensvrijheid
was verzet niet slechts geoorloofd,
het was plicht. Het is waar, de ver
volgden van gisteren werden, toen
zij het juk hadden afgeworpen, weldra
zelf vervolgers; maar wat bewijst
dit anders, dan dat de geest des
Christendoms nog niet genoegzaam
bij .hen was doorgedrongen? Doch
nu zijn de tijden geheel gewijzigd.
In geen enkel opzicht wordt de
geloofsvrijheid beperkt; elke belijde
nis mag in het openbaar haar be
staansrecht staven, iedere godsdien
stige overtuiging heeft het recht,
zich te verbreiden, en zal daarbij
volstrekt niet worden gehinderd.
Daarmee vervalt ook de noodzakelijk
heid, aan de wettelijke overheid de
gehoorzaamheid op te zeggen. Waar
vrijheid heerscht, is het recht van
revolutie verdwenen.
Hoe voor het overige de mannen,
die thans de Hervormde Kerk in
beroering brengen, over «vrijheid"
denken, toonen zij duidelijk door de
wijze waarop zij handelen ten aanzien
dergenen, die andere meeningen
koesteren dan de hunne.
Hadden we nog een waarschuwing
noodig tegen hun streven, we zouden
die thans hebben ontvangen. Wie
het welzijn van den Nederlandschen
Staat eenige zorg waard acht, sluite
het oog niet voor het dreigend gevaar.
En waar men reeds onze kindertjes
op de bewaarschool en de inrichtin
gen van lager onderwijs wil scheiden
in groepen van «andersdenkenden",
en hen met feilen haat jegens elkan
der vervullen, roepen we met nadruk
«Zijt voorzichtig, speelt niet met
vuur, opdat niet weldra de vlammen
boven uw hoofd uitslaan."
Een talentvol journalist, de schrij
ver der «Iiaagsche brieven" in de
Zaanlandsche Courant, drukte zich
dezer dagen volgenderwijs uit:
«Ons volk wil zijn een godsdienstig,
geen dogmatisch volk. En had 't nu
rnaar kunnen ontdekken, dat dr.
Kuyper werkelijk gedreven werd door j
innige vroomheid, door reinen gods-1
dienstzin, mogelijk nog dat hij gan-
sche scharen aan zijne zijde had
gezien. Maar het vrome volk ziet in
dr. Kuyper een professor en een
staatsman, en van niets meer heeft
dat volk afkeer dan van geleerdheid
en politiek. Groen had ruimeren
veldheersblik dan Kuyper. Dat Groen
steeds zoo geëerd was bij datzelfde
volk hetwelk geen sympathie heeft j
voor dr. Kuyper en dat het in Groen
onbepaald vertrouwen stelde, is hier
aan toe te schrijven dat hij zich
vrijhield van datgeen waarin Kuyper
juist zijn grootste kracht zoekt. 1
Groen zette steeds op den voorgrond
dat hij was, niet een staatsman,
maar een Evangeliebelijder. Hij wierp
zich niet op tot professor, al kende
ieder hem daarvoor alle talenten en
kennis toe, maar Groen was een
eenvoudig Christen, die wilde leeren
wie tot hem kwamen."
De scheuring, het werk van den
man, die ten onrechte den profeten
mantel des voorgangers op zijn
schouderen meent te voelen, zou
stellig door dezen niet goedgekeurd
zijn. Daarvoor was hij te veel Neder
lander, en heeft hij te duidelijk in
zijn historische geschriften doen uit
komen, hoe diep hij de gevolgen van
binnenlandsche verdeeldheid heeft
gevoeld. Mij streed voor vrijheid, en
zelfs zijn tegenstanders hebben hem
recht doen wedervaren. De nieuwste
interpretatie van het «Vrede op
aarde" zou ook door hem
bestreden zijn geworden.
krachtig
H. K. H. prinses Maria van Wur-
temberg, eenige zuster van wijlen onze
koningin Sophia, is den 4 Januari jl. te
Stuttgart overleden
De prinses, oudste dochter van koning
Wilhelm I, was geboren 30 October
1816, en op 19 Maart 1840 gehuwd met
graaf Alfred Neipperg, die op 16 Novem
ber 1865 overleed.
In de Staats-Ct. heeft de opper-ceremo-
niemeester bekend gemaakt dat ingevolge
de bevelen des Kouings, het hof voor
den tijd van vier weken, ingaande gister,
den lichten rouw heeft aangenomen,
wegens bovengemeld overlijden.
Prinses Wilhelmina ontvangt, sedert
Maandag, dagelijks in de ochtenduren
huisonderwijs van den heer Gediking,
hoofd eener openbare gemeenteschool in
Den Haag.
Het Koningskind moet zeer vlug van
leeren zijn. Ook wordt er voor gezorgd
dat het Prinsesje een uurtje van den
dag kan spelen. Het grootste vermaak
voor het lieftallige kind is tegenwoordig
het berijden van een der paardjes, die
zij van haar vader gekregen heeft, in de
tuinen van het Paleis.
Er is nu een verklaring voor het
onjuiste bericht betrekkelijk een inter
nationale overeenkomst over de werksta
kingen. Het blijkt ril., dat de Luxemburg-
sche en Elzas-Lotharingsche autoriteiten
slechts zekere maatregelen hebben geno
men van waakzaamheid tegenover ver
dachte mijnwerkers. De gendarmes van
beide landen hebben in last, de grens
districten nauwkeurig na te gaan en
wederkeerig elkander mededeeling te
doen van verdachte verschijnselen. Een
soortgelijke overeenkomst is met de
Fransche autoriteiten gesloten en bestond
reeds in het verkeer tusschen de Luxem-
burgsche en Belgische beambten.
Door het bestuur van den Nederl.
Schaatsenrijdersbond is aan Pieter Bruins-
ma, te Sneek, geweigerd om deel te
nemen aan de internationale hardrijderij
te Slikkerveer. Het schijnt dus, dat de
bestaande quaestie nog altijd niet tot
een bevredigende opheldering is gekomen.
EENE NOVELLE.
Vrij gevolgd naar het Ilaliaansch.
3.) Ik was in «haar land" geweest en
zelfs in specieele beteekenis. Door een
zonderling toeval had ik nog geen drie
maanden geleden op de afgelegen hacienda,
op welke vroeger haar vader te vergeefsch
zijn geluk had beproefd, en waar zij
hare kinderjaren had gesleten, nacht
verblijf gezocht. Toen dit feit door
namen van plaatsen en rivieren onloochen
baar was bewezen, drukte zij met de
hand op het hart en schreide een oogen-
blik bitterlijk, Gerard gebruikte die
pauze om sommige, weinig vleiende aan
merkingen te maken over »het ras daar
ginds" en ik keek naar den grond.
Manuela wischtte haastig haar oogen
af. Toen was het als waren wij duizend
uren naderbij elkaar gekomen en de
vragen en antwoorden hielden niet op.
Zij had, behalve die hacienda en de
haven van Vera Cruz bij het aan boord
gaan, zeer weinig van haar moederland
gezien maar in haar gemoed groeiden en
bloeiden de wonderlijke bloemen, de
tropische wouden, de blanke sneeuw-
kegels en de heerlijke nachten als duizend
levende sprookjes en verscheidene malen
zeide zij met zoo veel overtuiging alsof
het eene geloofsstelling gold«zulk een
land als dat bestaat er geen tweede op
de wereld." Arme vrouw I Voor baar lag
al het onbereikbare in «haar land" was
het dus een wonder, dat het tot een
wonderland verheven werd.
Zoo liep het den eersten avond. Ik
kwam als vreemdeling en ging heen als
vriend, die door beiden dringend verzocht
werd om morgen terug te komen. Ik
liep nog een geruimen tijd, met eene
sigaar in den mond, in de stad rond
en het was mij opmerkelijk wèl te moede,
terwijl ik zoo liep te peinzen over mijne
plannen en vooruitzichten. Het gevoel
dat men tehuis is, wat ik smiddags zoo
totaal had gemist, werd bij mij levendig
en ik was dien avond werkelijk naïf ge
noeg om zulks toe te schrijven aan de
welbekende torenspitsen en gevels.
Gij zult begrijpen waarom ik den vol
genden morgen niet vertrok. De eene
stad was mij al even onverschillig als de
andere; haast had ik niet daar ik mijne
verdere bezigheden nog zoeken moest.
Misschien vond ik juist hier wel bezig
heid aan de redactie van het bevriende
dagblad in elk geval kwam mij eens
klaps het vooruitzicht om eene week in
de vaderstad te vertoeven zeer aange
naam voor. Ik besloot dus te blijven. O!
kon men maar altijd de gevolgen van
zulke schijnbaar onbeduidende besluiten
voorzien I Toen zou ik alleen maar met
een weinig spijt in de coupé zijn gestapt,
zes weken later was geen macht ter
wereld instaat mij er vandaan te halen.
Wat zal ik u er meer van vertellen?
Ik kwam eiken middag weer terug, even
nadat de klok vier uur had geslagen
immers een jonggezel schikt zich zoo ge
makkelijk als overtollig familielid en
Gerard had mij eiken dag op nieuw
noodig. Het was niet moeielijk om op te
merken, dat mijne tegenwoordigheid eene
zekere eentonigheid verdreef, in welke
die twee, die elkaar niet veel te zeggen
hadden, verkeerden.
Gerard sprak dit bij zekere gelegen
heid duidelijk uit en Manuela bleef niet
achterwege met schetsen van de ver
veling die men te M. gewoonlijk uitstond,
van de kofïievisite bij de vrouw van den
burgemeester, het eerste en eenige be
zoek 't welk zij had medegemaakt waar
zulke stijve dames waren, die alle zaten
te breien en er veel koekjes aten, van
de hoop die zij koesterde er nog eens
uit te komen. Haar echtgenoot die zulke
verhalen voor zeer natuuihjke teekenen
van leven scheen aan te zien, greep dan
op onverschillige wijze naar hoed en stok.
Zijn beroep en menig uurtje in het kof
fiehuis, hielden hem buitendien het
grootste gedeelte van den dag uit het
huis en zoo kwam ik er zeer geleidelijk
toe, dagelijksch uren lang met het schoone
jonge vrouwtje alleen te zijn, of ten
minste zoo goed als alleen, want het
bijzijn dei' kleine Isabel die bij ons speelde
en nu en dan kwam aanspringen, of dat
eener oude breiende tante, die mij spoe
dig hare bijzondere protectie schonk,
stoorde ons niet in onze gesprekken,
die eigenlijk ook voor een iegelijk hoor
baar en oorbaar waren. Het gebeurde
wel dat ik te vergeefsch aanklopte, als
Manuela, die soms aan zenuwhoofdpijn
leed, in de donkere kamer leggen moest.
Dan fluisterde de tante mij toe «als gij
ze nu eens zaagt, precies een heilige
dat bleeke gezichtje met dat zwarte haar
er rond." Zulke aanvallen gingen steeds
snel voorbij en den volgenden dag zaten
wij weer bijeen.
Gij denkt wellicht dat mijn eerste
werk was dit natuurschepseltje, dat tot
dusverre geheel aan zich zelve was over
gelaten, eenigsins te beschaven. Daarin
zoudt ge u echter bedriegen. Daargelaten
nog dat ik nimmer tot de beschavings-
dweepers behoorde, ware zoo iets bij
Manuela slecht toe te passen geweest.
De wetenschappelijke grondstellingen
van ons bestaan waren haar gelukkig
totaal vreemd, haar zuidelijk katholicisme
rustte op de vaste steunsels van wonder
en spookgeschiedenissen het eene was
haar even min uit het hoofd te praten
als het andere en ik gevoelde daartoe
ook geen lust; doch werd steeds opnieuw
geboeid door de duizenderlei afwisselende
voorstellingen, vragen en vermoedens
die zij in haar lieven, steeds nog ietwat
gebroken tongval, te voorschijn bracht,
nadat de eerste schuwheid overwonnen
en ik tot eene uitzondering op de
onaangename monsters was verklaard,
die tot nu toe haar levenspad hadden ge
kruist.
Reeds bij ons eerste gesprek had ik
eene vingerwijzing gekregen. Ik beschreef
haar het uitzicht dat men heeft van een
der vulkanen van haar moederland, de
machtige gebergten, het tropische woud,
dat zich tot aan den oceaan uitstrekt
en zij hoorde mij in verrukking met
stralende oogen aan.
Toen ik niet nalaten kon haar ook
iets van de geologische en botanische
oorzaken mede te deelen, die mij daar
heen hadden gebracht, zag zij mij aan
rnet een blik ,iu 't diepste mod tijden
en zeide: «Maar heef> u dat niet schrik-
I