NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. N. II. Zaterdag 5 Februari 1887. Zestiende Jaarga VOOR abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Handenarbeid. BINNENLAND. F euiilet on. MANUELA. AMEBSFOOBTSC COURANT. Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door het gebeele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. i. De Duitsche bladen bevatten on langs het bericht, dat de Regent van Beieren zijn zoons alle een ambacht faat leeren. De een is bij een draaier in de leer, een ander heeft genie in 't schoenmaken, enz. Bekend is 't verhaal van een Franschen edelman onder 't ancien régime, dus in den tijd toen het besef van het diep vernederende van handenarbeid nog een hoofdpunt uitmaakte in de geloofsbelijdenis dei- aristocratie, die des gelijks deed. Later kwam het zijn beiden zoons voortreffelijk te pas, dat zij het ge reedschap hadden leeren gebruiken en een groote mate van technische kennis opdedenwant toen de revo lutie hen over 't Kanaal dreef, von den zij in Engeland een onafhankelijk en ruim bestaan, terwijl vele hunner ranggenooten, die misschien vroeger wel eens hadden gespot met hun zonderlingen smaak, een edelman onwaardig, op een armzalige manier, bijv. met het geven van slecht be taalde lessen in het Fransch, aan den kost moesten komen. Nu gelooven we niet, dat de Regent van Beieren juist de altijd mogelijke kentering van het lot, die plotseling de hoogst geplaatsten naar omlaag kan werpen, op het oog had, toen hij het opvoedings-program zijner kinderen met een extra-nummer verrijkte. Wel mag die gedachte hem een oogenblik voor den geest hebben gezweefd, en inderdaad, ieder sterveling mag aan Brêeroo's »'t kan verkeeren" wel eenige plaats geven in zijn maatregelen voor de toekomstmaar toch zal de paeda- gogische waarde van den handenarbeid wel den voorrang gehad hebben bij de overwegingen van den Vorst. Czaar Peter heeft onder anderen ook schoenmaken geleerd. De eerste maal dat een bruikbaar paar uit zijn handen kwam, ontving hij ook voor zijn arbeid het gewone loon, dat hij met ingenomenheid aanzijn vertrouw den liet zien, zeggende«Ziedaar het eerste geld dat ik eerlijk verdiend heb." Lodewijk XVI leerde in zijn jeugd slotenmaken, en bracht menig uur, dat anders door prinsen van den bloede in uitspattingen voorbijging, aan de werkbank door. Toen dan ook het oogenblik gekomen was, dat de teugels van bet bewind in zijn handen vielen, was «Louis le Désiré" een jonge man van onberispelijke zedelijkheid. Dat hij later meer sloten maker en jager dan koning was, lag niet aan zijn opleiding maar aan zijn karakter. De opvoedkundige waarde van handenarbeid wordt niet hóóg genoeg gewaardeerdvooral in die klassen onzer samenleving, waar men zich meer uitsluitend niet de studie, bezig houdt, moest aan dit middel tot vorming van den mensch meer zorg worden besteed. In de eerste plaats houdt de lichaamsbeweging, die er mee gepaard moet gaan, de krachten van lichaam en geest in evenwicht. Daar moet op gelet worden bij de keus dei- werkzaamheden. Ondersteld dat ie mand, wiens zoon als leerling eener inrichting voor Middelbaar of voor bereidend llooger onderwijs door veel te moeten zitten in eenig gevaar voor zijn gezondheid verkeert, onzen raad zou willen volgen, dan zou den wij hem zeggenLaat hem nu en dan eenige huiselijke bezigheden verrichten, liefst in den tuin, of anders op zoodanige manier als het best met uw omstandigheden over eenkomt. Vindt ge het bovendien niet ellendig, als men altijd, bij de geringste behoefte, hulp noodig heeft van anderen? Een tobber is het, die, als hij later misschien een poos alleen door de wereld moet, niet eens in staat zou zijn, als 't noodig is, zijn eigen kleeren af te horstelen, zijn schoenen te poetsen, zijn kachel aan te leggen, zijn lamp in orde te brengen. De arbeid, dien gij uw jongen wilt doen ter hand nemen, moet in elk geval nuttige arbeid zijn, anders krijgt hij er geen smaak in of verricht dien niet met den noodigen ernst. Voor hen, wien het niet in de eerste plaats om lichaamsbeweging te doen is, afgescheiden van de wenschelijkheid dat elke jongen in staat wordt gesteld zich in de wereld te helpen zonder op dienstbaren te steunen, is de beoefening van een ambacht als liefhebberijvak een voortreffelijk middel om de hand te maken tot een behoorlijk ontwikkeld orgaan, om het oog te oefenen in het juist waarnemen, om den smaak te vormen en te veredelen. Teekenen, de grondslag van alle technische vaardigheid, moet daarbij op den voorgrond staan. Het is een beden kelijke leemte in onze wet op het Iiooger Onderwijs, dat het teekenen niet voorkomt onder de verplichte gymnasiale leervakken, zelfs heeft het niet de eer kunnen behalen als facultatief vak een zeer bescheiden plaatsje op het program in te nemen. We weten dat er een aantal jongelui op de gymnasia zijn, aie dat gemis levendig gevoelen, en vrijwillig, met bepaalde toewijding, van hun niet al te ruimen voorraad vrijen tijd een gedeelte beschikbaar hebben om teekenen te leeren. Zoo moet het gaande mannen, die eerlang door hun wetenschappelijke kennis ons j volk zullen moeten voorlichten, be- hooren geen stumperds te zijn opJ het gebied van den smaaken al beweert men nu ook, misschien 1 terecht, wij kunnen dat niet beoor- deelen, dat de studie der klassie- ken het middel hij uitnemendheid I is om dat schoonheidsgevoel te vor- j men, ook dat stukje mensehheid, dat na de eeuw van Pericles geleefd en gewerkt heeft, had zijn verdienste op aesthetisch gebied, en tot de waardeering dier verdienste en het zich rekenschap geven van den indruk dien de aanschouwing der vruchten j van hun arbeid teweegbrengt, geeft de teekenschool toegang. Bovendien, als men invloed wil oefenen op den smaak, op den schoonheidszin zijner tijdgenooten, dan moet men niet willen volstaan met het leveren van theoretische betoogen, aan de boeken ontleend of anderen naverteld, neen, men moet zelf kunnen doen, zelf samenstellen, zelf scheppen. We hebben een enkel woord willen zeggen van de noodzakelijkheid, om jongelieden uit de meer bevoorrechte klassen teeltenen te doen leeren: die quaestie behoort tot ons onderwerp, waarover we evenwel nog niet uit gepraat zijn. Dus, tot aanstaande week. Aangaande de viering van het a. s. Koningsfeest te 's Hage meldt men van daar, dat blijkens het verhandelde in de jongste bijeenkomst der commissie betredende dit feest, van stadswege het Voorhout zal worden geillumineerd en aldaar rnuziek-uitvoeringen zullen plaats hebben. Het ruiterstandbeeld tegenover 't paleis des Konings in het Noordeinde krijgt eene passende versiering van bloemen. In den Zoologischen Tuin wordt eene matinée gegeven. Verder zullen volksspelen worden geor ganiseerd, terwijl het verzoek der school jeugd om den Koning eene aubade te brengen, door Z. M. met welwillendheid is aanvaard. Als eigenaardig huldeblijk bij den aanstaanden feestdag van Z. M. Willem III, beeft jhr. 11. C. van der Wijck den wensch geuit, dat bij die gelegenheid door de Staten-Generaal aan Prinses Wilhelmina den titel zal worden aange boden van Prinses van Oranje. Wij vragen is de Prinses niet reeds door recht van eerstgeboorte «Prinses van Oranje?" In art. 32 der Giondwet lezen wij t «De oudste van des Konings zonen of verdere mannelijke nakomelingen, die de vermoedelijke erfgenaam is van de kroon, is des Konings eerste onderdaan en voert den titel van Prins van Oranje." Omtrent een Prinses, die vermoedelijk erfgename van de kroon is, wordt hier omtrent niets bepaald. Toch meenen wij dat, nu het mannelijk oir ontbreekt en Prinses Wilhelmina vermoedelijke troons- opvolgster is, haar den titel Prinses van Oranje reeds van rechtswege toekomt. Amsterdamsche Ct. Men leest in het Vacl: De geruch ten, die in de laatste dagen vrij algemeen ingang hadden gevonden, als zou Z. M. de Koning zich in minder welvarenden toestand bevinden, kunnen op goeden grond worden tegengesproken. Er zijn feiten, die deze geruchten gelukkig aller minst bevestigen." Vad. De heer J. van 't Lindenhout ontving uit Noord-Amerika bericht, dat men met de eerste weesjongens, die aldaar zijn aangekomen, zeer is ingeno men, en tevens de vraag, om nog 8 weesjongens voor den landbouw aldaar. Op den 2. Paaschdag zal op de wielrijdershaan te Nijmegen een wieler wedstrijd worden gehouden. De heer J. A. W. Uijlenberg, is gisteravond te Utrecht overleden. Zijn dood is voor de oud-bisschoppelijke clerezy een groot en schier onherstelbaar verlies. Hij was o. a. regent-penning meester van het oud-roomsch katholiek weesnuis en van de daarbij behoorende school aldaar. Zijn familie, in het bijzonder zijn be jaarde vader, verliest zeer veel in hem. In de Heldring-gestichten te Zetten waren op 1 Jan. II. 298 meisjes en kin deren geplaatst, waarvan in de normaal school en opleidingshuizen 50, die voor onderwijzeres of tot andere maatschap pelijke betrekkingen worden opgeleid. Sedert de oprichting van deze gestichten lot heden zijn daarin reeds 3507 meisjes en kinderen verpleegd. Tegen den houder van een bierhuis onder Uhenen, is door de rijkspolitie EENE NOVELLE. Fry gevolgd naar het Ilaliaansch. 11) Toen had ik haar moeten laten gaan niet waar en moeten begrijpen dat zij niet wilde maar in dat oogenblik was ik tot die gedachte niet in staat. Even als iemand, die een zwaren last te tillen heeft, en met inspanning van alle krach ten werkelijk op neemtdoch op 't laatste oogenblik gevoelt dat hij door den last overweldigd wordt, en de laatste kracht verdubbeld al dreigen ook zijn spieren te breken, even zoo was het met mij. De plotselinge verandering Yan een reeds genomen besluit op de vroegere apatische berusting bracht in mij een letterlijken kramp van woede en wanhoop teweeg. Nimmer in mijn leven heb ik eene der gelijke gewaarwoiding voor de tweede maal gevoeld. Het kalme oordeel was weg, het gloeide en golfde in mijn hoofd en ik zag alleen dat eene doel, haar aan mijn wil te onderwerpen tot eiken prijs, met gebruikmaking van welk middel ook. «Manuela" riep ik, terwijl ik hare handen greep, maak mij niet razend. Gij kunt niet blijven, gij moet van Gerard scheiden. Gelooft ge dan dat hij u bij zich behouden zal als hij het hier ge beurde hoort?" «Maar hij zal het niet hooren fluister de zij met een schuwen blik. Niemand weet er iets van en ik zal het hem nim mer zeggen." «Maar ik zal het hem zeggen, als gij niet den moed hebt. Ik zalMaar verder kwam ik niet. Als eene geest verschijning, zoo bleek, met opengesperde oogen, stond zij voor mij en riep op een toon dien ik nimmer vergeten zal, een toon waarin ontzetting en afschuw tevens klonken. «O! ellendeling! verrader!" En eer ik haar tegen kon houden was zij met een sprong aan de deur, over den drempel en de trappen afgevlogen. Ik snelde haar na tevergeefsch zij was de huisdeur reeds uit. Haar naroepen ging niet. Gezien had haar ten 'minste niemand en alles in huis was doodstil. Dit stelde mij gerust en ik ging terug naar de ledige kamer, die mij na al die aandoeningen al zeer stil voor kwam. Ik had een gevoel zoo als misschien iemand heeft die in drift een moord heeft gedaan. De woorden die zij 't allerlaatst had uitgestooten, klonken mij nog in de ooren; maar ik kon niet langer boos zijn over de besluiteloosheid en lafheid, die mij vijf minuten geleden woedend hadden gemaakt. Plotseling 1 steeg er een gevoel van schuld en spijt in mij op. Arme vrouw. Achter de schrik die haar bedreigde stond nu ook de man dien zij zoo had lief gehad. Onverdrage- lijke gedachte? Neen! Neen! dat mocht zij niet te vreezen hebben; zoo iets moest zij geen oogenblik langer te geloo ven hebben. Ik wilde afreizen om haar de rust weer te geven. Het was eene blinde brutaliteit geweest om haar te willen dwingen. Hier stonden immers de natuurlijke grenzen, die ik steeds in mijn j preeken tegen de maatschappelijke orde had geloochend. Het kind was Gerard's en Manuela's kind, en geen hartstocht al ware zij nog zoo gloeiend kon iets daaraan veranderen. Zich bewust zelfbedrog heeft nimmer tot mijne gebreken behoord. De erkenning van eigen onrecht, de vurige wensch om Manuela gerust te stellen, hielpen mij om van haar aftezien, maar dreef mij tevens tot haar om haar zulks te zeggen. I Ach ik zoude immers nimmer in staat zijn geweest om tegen haar wil te doen wat ik in mijn zinloozen toorn had ge dreigd. Op 't punt van tot haar te gaan werd ik nog tegen gehouden door een briefje uit de drukkerij, dat ik eerst beantwoorden moest; eindelijk stond ik j daarover aan de deur en trok aan de schel, zoodat het geluid door het stille huis galmde. Het dienstmeisje opende. »De doktor is juist van avond thuis ge- komen en mevrouw is een oogenblik 1 gaan slapen, zij heeft weder zulk een zware hoofdpijn. Zij kan niemand ontvan gen dat moet ik ook aan mijnheer zeggen voor van avond." Die boodschap ging met zulk een loe renden blik en zulk een impertinent lachje gepaard, dat ik de meid wel den hals had kunnen omdraaien. Zulk een stoornis. Slechts twee deuren tusschen mij en Manuela, slechts een paar woor den en die ongelukkige tweedracht was tusschen ons voorbij maar sterker dan vestingmuur of toren scheidde ons de kleine luchtruimte, waardoor zij misschien den klank mijner stem hoorde. Velerlei gedachten kruisten bliksemsnel door mijn brein, er was er geen uitvoerbaar. Het meisje zag mij nog steeds nieuwsgierig aan, dus ik vermande mij, droeg haar zoo kalm mogelijk om op mijn groet over- tebrengen, en mijn spijt te betuigen en J voegde er nog bij«zeg aan mijnheer dat I 'k afscheid kwam nemen, ik moet heden nog vertrekken en zal hern dus niet meer zien Meer durfde ik niet te zeggen. Het meisje beloofde de boodschap te zullen overbrengen en ik ging heen. Ik hoorde of zag niets terwijl ik de straten doorsnelde naar het bureau der redactie. Ik deelde den chef mede, dat ik dienzelfden avond nog kon vertrekken en het om persoonlijke redenen wenschte. De rnan zag mij met een onderzoekenden blik aan en zeide«Magnus, je bent ziek! Wat zie-je er akelig uit!" Ik liet hein in die meening en zeide dat het mij daarom wenschelijk was om niet direct naar Parijs te gaanmaar eerst een paar weken in Zwitserland of het Schwarzwald door te biengen. Het allerliefste zou ik den oceaan zijn over gestoken. De chef beloofde mij een plaatsvervanger voor dien tijd te zullen vinden en ik snelde naar huis om zoo snel mogelijk mijne koffers te sluiten. Gepakt stonden zij reeds acht dagen. Het laatste kwartier dat ik op mijne karner was, schreef ik een afscheidsgroet aan Manuela, in het spaansch even als al die kleine biiefjes die ik haar had ge zonden, door middel van een vertrouw den bode. Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1887 | | pagina 1