nieuwe Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. N. 13. Zaterdag 12 Februari 1887. Zestiende Jaargang. VOOR abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Handenarbeid. BINNENLAND. Feuilleton. MANUELA. AMERSFOOBTSCIE CODBANT. Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. II (Slot.) Het opvoedingsprogram, door den Regent van Beieren voor zijn klein kinderen vastgesteld, zal misschien velen voor het eerst van hun leven op de gedachte brengen, dat handen arbeid op zichzelf den mensch niet vernedert, en dat is ten minste al iets gewonnen; maar we moeten nog veel verder. De spreuk«Arbeid adelt," vindt men reeds bijna in aller mond, ofschoon weinigen mis schien er de diepe beteekerris van doorgronden. In de burgerklasse acht men vrij algemeen de uitoefening van eenig handwerk niet de meest gewenschte weg om door de wereld te komen, en dat is een groote fout in de tegenwoordige maatschappelijke ver houdingen. De kaïigst bezoldigde ambtenaarspostjes trekken honderden liefhebbers, al zijn de vooruitzichten nog zoo weinig bemoedigendja, vele ouders, die het waarlijk niet uit weelde doen, maar zich voor de opleiding hunner kinderen vrij zware financieële offers getroosten, laten hun jongens soms jaren achtereen volontair spelen, dus arbeid verrich ten zonder bezoldiging, alleen in de hoop dat zij bij een ontstaande vaca ture voor benoeming in aanmerking zullen komen. Toen de Wet op het Lager Onderwijs een belangrijke vermeerdering van het onderwijzend personeel in uitzicht stelde, haastten een aantal ouders zich, om van de kostelooze gelegenheid tot opleiding, die de Regeering in ruime mate aan bood orn te voorzien in het verwachte tekort, gebruik te makenintusschen werden de invoeringstermijnen ver schoven, en honderden jongelieden zijn van die slechte politiek de dupes. Als een koopman een klerkje noodig In ons vorig artikel stond bij vergissing kinderen. heeft, behoeit hij er slechts een enkel woord van te reppen, en aan stonds loopen een groot aantal be hoorlijk onderwezen knapen zijn kantoordrempel plat, ofschoon zij heel goed kunnen weten, dat het vaak een zuur stukje brood is," dat aan den lessenaar wordt verdiend. En die dwaze voorkeur is vooral daarom zoo te betreuren, omdat juist van deze klasse van jongelui llinke handwerkers gemaakt konden worden. Hun ouders behooren niet tot de onvermogenden, en zijn in staat hun jongens een voldoenden leertijd te laten; zij zijn niet genoodzaakt onmiddellijk na het twaalfde jaar van hun kinderen te «trekken." Gingen die jongens niet naar het kantoor of de normaalschool, maar naar de ambachtsschool of naar een werkplaats, waar zij als leerlingen werden behandeld, waar de patroon voor hun vorming zorg wilde dragen onder zoodanige voorwaarden, als in een contract tusschen dezen en de ouders werd bepaald, er konden ambachtslieden worden gekweekt die het heel wat beter zouden krijgen dan een ondergeschikte ambtenaar of onderwijzer. Men klaagt, dat de kunstnijverheid, eenmaal een van Neerlands glories, in verval is geraakt dat, als men iets werkelijk smaakvols wil hebben, het buitenland ons te hulp moet komen. Waarom leverde ons volk in vroegere eeuwen arbeid, schrijnwerk, smidswerk, bindwerk, om van onze voortreffelijke goudsme den, graveurs, glaswerkers niet te spreken, voor welken we nog ver stomd staan van bewondering? Omdat toen het leerling wezen bij de ambach ten behoorlijk was geregeld, en daar zien we thans niets, of nagenoeg niets van. De jongens, die tegen woordig in de werkplaats worden opgenomen, moeten dadelijk wat gaan verdienen; de behoefte der ouders is zoo groot, dat elk bedrag, hoe gering ook, door de knapen thuis gebracht, meetelt. Als vergoeding daarvoor worden van hen allerlei kleine diensten gevergd, die met het aanleeren van het vak niets te maken hebben, als daar zijn boodschappen loopen, den vloer vegen, «op de bel passen," den blaasbalg trekken, den slijpsteen draaien, en wat dies meer zij. Van het handwerk leeren zij met horten en stooten, en zonder eenig vast plan, zooveel als de knechts hun laten afzien, en velen brengen het niet verder dan tot een staat van half-gebakkenheid, die hun in de toekomst slechts een sober bestaan belooit. Menig stuk werk krijgen we te zien, waarbij we het jammer vin den van de gebruikte grondstof, dat geen, bekwame hand daaraan vorm en waarde gaf. Men beweert wel, doch ten onrechte, dat er ook ambachtslieden te veel zijn, even als van alles; aan geoefende, theoretisch en practisch wél ontwik kelden is de behoefte nog lang niet vervuld. En al mocht dit het geval worden, iemand die zijn vak door en door verstaat, en zich van alles wat hij doet flink rekenschap kan gevendie niet een mannetje naar een mannetje maakt, maar zelf in staat is vormen uit te denken die het schoonheidsgevoel bevredigen zonder aan de degelijkheid te kort te doen, zoo iemand kan overal terecht. Zelfs bij de beoefenaars van een handwerk heerscht nog de noodlot tige meening, dat «lieer" te zijn het hoogste is waarnaar men moet streven. Als de jongens geregeld de ambachts school of de teekenschool bezoeken, dan is het niet met het doel, om in de hanteering van het gereedschap anderen de loef af te steken, neen, men wil «opzichter" worden, om naar het werk van anderen te kunnen kijken 1 Zouden we nu dien ouders, die uit het voorbeeld van zoo menigeen kunnen zien hoeveel teleurstelling hun wacht, die zich door een waan van «standverheffing" laten verleiden om voor hun zonen een werkkring te kiezen waarbij de kantoorkruk voor kroon en de pen voor scepter dient, niet den raad mogen geven, het besluit van den Beierschen Regent eens ernstig te overwegen? Natuurlijk, er moeten ook fabriekarbeiders zijn, mensehen die een werk verrichten dat weinig oefening eischt, en waarbij eigenlijk geen leerlingschap te pas komt; doch deswegen make men zich niet ongerust, die zullen zich aitijil wel in grooten getale aanbieden. Doch zij, wier omstandigheden het mogelijk maken, iets meer voor hun kinderen te doen dan hen tot het twaalfde jaar van kleeding en voedsel te voorzien, dat zij eens nagaan of er in hun omgeving geen gelegen heid is een van de een hooge mate van technische vaardigheid eischende ambachten zóó aan te leeren, als vroeger geleerd werd tot groot voor deel van onze handwerksnijverheid. Is die gelegenheid er niet, dan kan het een punt van onderlinge bespre king worden, die te maken. Men stelle zich daartoe in verbinding met werklieden en werkgevers: men richte bijzondere ambachtsscholen op, waar voor meestal wel subsidièering te erlangen zal zijn, of trachte bij een bekwaam werkbaas een opleidings cursus te verkrijgen. Kortom, er moet iets gedaan worden: klagen helpt niet veel, en, verhooging van het peil der ambachten zal ongetwijfeld den socialen toestand aanmerkelijk verbeteren. Op 19 Februari zal Z M. de Koning op de gewone wijze te 1 ure de leden der hofhouding ontvangen, 's Namiddags zal een gala-maaltijd ten Hove gehouden worden. Door de gemeente Alkmaar is f800 toegestaan voor de viering van den 70sten verjaardag van Z. M. den Koning. Op voorstel van B. en W. is door den Raad der gemeente Rhenen besloten op de aanvraag om concessie van Dr. Hafkenscheid, te Amersfoort, om de ge meente met gas te verlichten, afwijzend te beschikken, daar de gestelde voor waarden voor de gemeentekas te bezwa rend zijn. De policie-verordening te Zutfen, met betrekking tot het tegengaan van het schoolverzuim, gegrond op art. 82 der schoolwet, wordt zóó streng toege past en met zulk een gunstig gevolg, dat er van verzuim van kinderen beneden 12-jarigen leeftijd, om landbouw of per soonlijke diensten als het ware geen sprake meer is. Tegen den kantonrechter van Assen is proces-verbaal opgemaakt wegens het zenden van een zijner kinderen naar school, tei wijl ten zijnen huize een lijder was aan besmettelijke ziekte. Volgens de wet zal nu de Hooge Raad een naburig kantonrechter moeten aanwijzen, om in deze zaak uitspraak te doen. Sedert eenigen tijd doet in vér- schillende dag- en weekbladen een bericht de ronde, dat in de Zaanstreek zich ook de crisis doet gevoelendat de toestand van den houthandel, die vroeger den bloei dezer streek uitmaakte, bedioevend is; dat overal ongekende slapte heerscht, enz. Na nog eenige andere klaagtonen te hebben aangeheven, eindigt het bericht met de naïeve opmerking: «wanneer de zaken .blijven zooals ze zijn, zal het niet lang duren of de geheele Zaanstreek is ten gronde gericht!" Nu moge het waar zijn, dat vele koop lieden klagen, maar dat is toch niet alleen hier het geval. Alom hoort men in den handel spreken over malaise op elk gebied en niet in den houthandel alleen. Bovendien wordt er nergens dan aan de Zaan houthandel gedreven? Gelukkig dat, wie hier bekend is, de schouders ophaalt over de ongemotiveerde klacht en vooral over de medelijdende uitdrukking aan het einde, alsof de hout handel geheel ophoudt en er geen andere takken van bestaan, zoowel oudere als nieuwere, meer bloeien; alsof alle fabrie ken in de verschillende Zaanlandsche gemeenten stilstaan, en alsof de haven geen nieuwe bronnen van vertier heeft geopend. EENE NOVELLE. Vrij gevolgd, naar het Ilaliaansch. 12) Daar kwam mij het toeval te hulp. Weer stond ik voor aan het laantje toen ik het welbekende geknars van het ijzeren hek hoorde en de tante vescheen, de eenige persoon der familie, aan wie ik sedert twee maanden niet had ge dacht. Het deed mij genoegen haar te zien en staarde ik vroeger naar de zwevende gestalte van Manuela, zoo spande ik nu mijne oogen in om de hooge schouders en den hinkenden gang der kleine dame te herkennen. Ja zij was het en toen zij mij in het oog kreeg strompelde zij op mij aan. De tranen rolden haar uit de oogen, toen zij mijne hand greep en zij kon bijna niet spreken van aandoening, zoo verheugd was zij mij te zien. Zij wilde mij in het huis brengen, maar ik wendde voor nog in het andere gedeelte der stad te moeten zijn en nam dus de uitnoodiging niet aan. Toen ik haar daarentegen ver zocht haar een eindweegs te mogen ver gezellen, zeide zjj «Ja kom dan maar mee. Mijne bezig heden kunnen wel wachten. Ach, gij hebt toch ook veel van haar gehouden, en het is voor rnij een? weldaad als ik over haar praten kan Ik arm, oud schepsel dat ik zoo iets nog beleven moest Langzaam wandelden wij door het plantsoen waar nu diezelfde bladers, geel geworden, op den grond lagen, welker groen mij in den zomer zoo hoopvol had toegelachen. Wij plaatsten ons op eene bank in het zachte October-zonnetje en nu zoude ik dan eindelijk hooren ofhier een ongelukkig toeval had plaats gegre pen, of dat hel zoo ware als eejie inwendige stem, sedert ik dien brief had terug ontvangen, mij zeide. De eerste en tranenrijke inleiding van tante sneed ik af door de vraag «Zpg mij eens den juisten datum van Manuela's sterfdag." Zij noemde dien het was óf dén dag mijner afreis, óf de volgende. Ik kon mij dat niet juist heiinneren. «Was Gerard reeds terug vraagde ik angstig. «Had hij mijn afscheidsgioet ont vangen 1" Gerard kwarn op dien avond thuis." antwoordde zij. «Van u hoorden wij den volgenden moigen dat ge weg waart omdat Gerard in zijn eerste verbijstering naar u toeliep en u niet meer vond. Het dienstmeisje herinnerde zich toen dat gij den vorigen dag geweest waart om afscheid te nemen zij had dit ver geten door den schrik. Als mokerslagen troffen mij deze woorden. Ik kneep mijne handen kramp achtig ineen en de hoop, die ik nog was blijven koesteren, verdween als schuim. Toch zeide ik nög tot mij zeiven het is immers niet mogelijk. Ondertusschen ver haalde de Tante verder omtrent dien vreeselijken avondEn ziet ge ik laat 't mij niet uit 't hoofd praten hoewel Gerard mij voor eene oude zottin uit maakt, Manuela was ziek den laatsten tijd, zij was zoo veranderd, zong en lachte niet meer, maakte geen grappen zoo als vroeger, ja dikwijls leek het alsof zij eensklaps uit eeri droom wakker werd. Op dien avond dat Gerard terug werd verwacht was het al heel erg. Zij had dan ook den geheelen namiddag met hoofdpijn te bed gelegen. Tegen den avond stond zij op en kwam naar be neden maar was erg verstrooid. Ik moest wel driemaal vragen hoe ik met het avondeten moest doen, totdat zij mij eindelijk boos aankeek en zeide, «doe maar met liet souper zoo als je wilt; maar vraag mij toch om godswil niets meer. loen nam zij het kind op haar schoot, liefkoosde het innig en ik hoorde haar snikken, hoewel zij het zocht te verbergen. «Ik zou maar weer naar bed gaan Manuela," zeide ik doch zij schudde met het hoofd en zeide niets. Nu ge weet, als zij zich eenmaal iets in het hoofd had gezet, dan was zij er niet af te brengen. Ik ging dus zorgen voor het avondeten. Toen ik daarmede bezig was, hoorde ik Gerard thuis komen en bleef met opzet in de keuken, niet omdat ik vreesde ze te storen ge weet wel hij behoorde niet tot de hartstochtelijke echtgenooten maai opdat het eten spoedig klaar zou zijn. Toen ik dan ook het maal liet op dragen en zelf daarop ook binnenkwam, zagen beiden er uit als gewoon. Geiard was in een goed humeur, de kleine zat op zijn schoot en streek hem langs den rooden baard, omdat hij eene schoone pop voor haar had meegebracht. Manuela zat daarbij, doch zeide niets, zij zag zoo bleek dat ik er medelijden mee kreeg. Onder het eten verhaalde Gerard van zijn proces. Daarmee stond het goed en verder verhaalde hij ongeveer alles wat hij gehoord en gezien had. Ik had mijn aandacht maar op Manuela die hein even als een kind dat bang is. slechts gedwon- gene en vreemde aiilwooiden gal. Gestadig keek zij steelsgewijze naar de pendule. Het is bij negenen, zeide ik om haar tot kalmte te brengen. Gaat ge van avond niet naar de sociëteit Gerard Dat heeft geen haast, zeide hij, Mis schien blijf ik van avond wel eens thuis, als mijn vrouwtje eens recht lief zijn wil. Dit zeggende liefkoosde hij haar met de hand en zag haar glimlachend aan maar lieve Hemel, ik kan 't haar niet kwalijk nemen dat zij terug deinsde. Booskijken staat hem altijd beter dan aardig doen. Gij kunt begrijpen dat hij er boos om werd, en om hein te doen bedaren zeide ik, Manuela heeft erge hoofdpijn Gerard Dat zal weer komen van het lezen van die vervloekte romans, zoo voer hij uit, hoeveel heeft zij er wel uit in den tijd dat ik weg was? Hij greep naar haar werkmandje en vond daarin werkelijk zoo'n deeltje, dat hij op tafel wierp. Ik weet niet meer hoe het hee'te maar het wasFranscb. Daar heli-je 't nu, riep hij, liefdesgeschiedenissen en echtbieuken, j dat moet men de vrouwen nu oog zwart op wit geven. 7 Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1887 | | pagina 1