nieuwe Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. N. 27. Zaterdag 2 April 1887. Zestiende Jaargang. EENE ÏIEKSENFAMILIE. VOOR abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentie ni LEERLINGSCHAP. 2. BINNENLAND. F euilleton. RSF001TSCIE COUliNT. Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken cn berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advortentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. (Slot). Er is nog één zijde van dit vraag stuk, die we niet buiten beschouwing mogen laten. De belangrijke wijzigingen, die het wetenschappelijk onderzoek vooral in de tweede helit dezer eeuw ge bracht heeft in de nijverheid, hadden onder anderen dit gevolg, dat de verdeeling van den arbeid tot aan de uiterste grens werd toegepast. Ontegenzeggelijk is dat een vooruit gang geweest, daar de productie tot steeds lager prijzen kon geschieden, waardoor aan het loon, dat den werkman wordt uitgekeerd, een ver meerderde koopkracht ten deel viel. Inderdaad kan ook hij zich thans een aantal voorwerpen aanschaffen, die voorheen slechts in het bezit der meergegoeden werden aangetroffen. Toch vertoont dit stelsel een scha duwzijde van niet geiinge beteekenis. Menig werkman, aan groote inrich tingen geplaatst, blijft levenslang slechts aan één onderdeel van den gemeenschappelijken arbeid bezig; hij leert dit spoedig, verkrijgt daarin een groote mate van vaardigheid, maar verlaat ook nooit dat enge kringetje. Niet slechts verkrijgt zijn arbeid daardoor iets machinaals, maar bovendien dreigt hem steeds het gevaar dat, bij veranderingen in de wijze van pioduceeren, zijn bijzondere taak door iets anders, wellicht door mechanischen arbeid vervangen wordt, en hij, niets dan dat geleerd hebbende, overbodig wordt. Men zou aan dit bezwaar kunnen te gemoet komen, door den leerling, den eerstbeginnende, achter eenvolgens de verschillende deelen der bewerking te laten doorloopen, wat zeer zeker ook aan zijn verstan delijke ontwikkeling ten goede zou komen, en hem in staat zou stellen, in geval van noodzakelijkheid, om zoo te spreken zijn geweer op den anderen schouder te nemen. Te weinig, meenen we, wordt daaraan gedacht. Het zijn deze en meer andere overwegingen, die geleid hebben tot de oprichting van ambachtsscholen. In deze inrichtingen alleen zien velen heil; al het andere, dat men zou willen beproeven, leidt, zegt men, tot teleurstelling. Men voegt er, tot haar aanbeveling, nog dit bij, dat bij den patroon de leerling bij het oefenen in de practijk, geen grond- stot mag verknoeien of waardeloos maken; in een school mag dat wel, evenals een jongen die schrijven leert papier verbruikt, geen docu menten vervaardigt bestemd om door de pers verveelvoudigd of in liet archief voor de nakomelingschap bewaard te worden. Dan zijn er ook, die, het nut van de ambachtsschool niet willende ont kennen, maar toch ook rekening houden met de behoefte, die eens deels de knaap heeft aan opleiding in de werkplaats, anderdeels de volwassen werkman aan den jongen die hem ter zijde staat en op wien hij nu een deel van den arbeid moet laten aankomen, een ge mengd stelsel aanbevelen, volgens hetwelk de leerling de eene helft van zijn arbeidstijd in de school, het andere deel in de werkplaats doorbrengt. Wij moeten volmondig erkennen, dat dit stelsel zekere voordeelen aanbiedt, doch dan is ook de ver vulling van twee voorwaarden nood zakelijk. In de eerste plaats zou men dan aan de werkplaats een dubbel stel leerlingen moeten hebben, zoodat de eene knaap practisch werkzaam is terwijl de andere onder wijs ontvangt, en omgekeerd. Want men vergete niet, leeren werken en doen, zijn, vooral wanneer zekere graad van bekwaamheid verkregen is, éénen als nu een leerling in het personeel eener inrichting een plaats inneemt, dan kan hij die niet willekeurig verlaten om naar de school te gaan, tenzij die plaats worde ingenomen door iemand van gelijke geoefendheid. In de tweede plaats moet men aan de school geen te hooge eischen stellen; men moet niet van haar verlangen dat zij de jongelui tot werklieden vormt. Wat in het algemeen waar is, geldt ook in het bijzonder van de ambachts school dq school vorrnt geen men- schen, toegerust met elke soort van bekwaamheid en vaardigheid die men in de maatschappij slechts kan verlangen; zij ontwikkelt slechts hun vermogen om door eigen werkzaam heid van alle omstandigheden waarin zij geplaatst zullen worden partij te trekken, ten einde bekwaamheid en bedrevenheid te verkrijgen. Doch we zouden ons bestek over schrijden, indien wé over dit laatste punt, een afzonderlijke behandeling overwaard, in het breede uit weidden. Alleen dit moeten we doen uitko men Bij de bespreking van het belangrijk vraagstuk van de opleiding in ambachten, moeten we onderscheid maken tusschen knapen, wier ouders onmiddellijk behoefte hebben aan geldelijkebijdragen van hun kinderen, en dezulken, bij wie dat niet noodig is, ja, voor wier vorming zelfs eenige linantieële offers kunnen gebracht worden. Dat de laatsten in veel gunstiger condities verkeeren dan de eersten, spreekt vanzelf. Als de jongen twaalf jaar is, op den dag af, wordt hij van de school genomen men heeft reeds uitgezien, bij welke soort van werk aanvankelijk het meest verdiend wordt; daarnaar, en niet naar bijzonderen aanleg of naar zekere voorliefde van den knaap regelt zich de beschikking over zijn plaatsing. Is hij bij één patroon een poos geweest, en kan hij bij een ander een of twee kwartjes meer verdienen, onverschillig aan welk werk, dan gaat hij. Is het te ver wonderen, dat onder zulke omstan digheden van «leerlingschap" geen sprake kan zijn, dat de jongen alleen geschikt kan worden voor werkzaamheden, die een zeer geringe mate van kennis en vaardigheid vorderen? Elke poging, om voor die klasse van aanstaande werklieden een geregeld stelsel van opleiding te vinden, moet op teleurstelling uitloo- penmen kan eenvoudig geen vruch ten oogsten van een bodem die de zaden niet opneemt. Kunnen en willen de ouders echter niet slechts afzien van eenige gelde lijke bijdrage van hun kind gedurende een zeker aantal jaren, maar zelfs, wanneer dat noodig blijkt, zooals liet heet «geld toegeven," dan is het mogelijk een grondslag te vinden waarop, met of zonder de medewer king der ambachtsschool, en inzon derheid in die gemeenten waar een zeker aantal industrieëlen van dezelf de soort de handen ineen kunnen slaan, een flinke vak-opleiding kan gebouwd worden. In de bekende contracten van leerlingschap, waarin wederzijdsche rechten en plichten nauwkeurig zijn omschreven, vindt men dan de oplossing van dit vraag stuk. H.H. M.M. de Koning en de Ko ningin hebben de eerste kievietseieren ontvangen van de wed. Meijroos, te Alk maar, door tusschenkomst van de firma van Lith, 's Ilage. Z. M. de Koning heeft rechtsper soonlijkheid verleend aan de onlangs op gerichte nieuwe philantropische Vereeni- ging tot steun van verwaarloosden en gevallenen- Deze vereeniging beoogt de beoefening der christelijke liefdadigheid, met eerbiediging van de godsdienstige overtuigingen van andersdenkenden. Als voorzitter is opgetreden prof. Knappert, te Amsterdam, en als sacre- j taiis, waarn. penningmeester, dr. Mon- nier, te Utrecht. De Eerste Kamer is tegen 12 April a. s., des avonds, bijeengeroepen. De commissie uit de Tweede Kamer in wier handen het besluit van den Gouverneur-Generaal van N-Indië, tot ont zegging van het verblijf in de residentie Buitenzorg aan de HH. Sol Sturler, weikzaam op het landgoed Tjiomas. ge steld werd, adviseert al de stukken die op deze zaak welke èn in Indië èn in ons land zoo groot opzien heeft verwekt, publiek te maken, waartegen de Minister geen bezwaar heeft. Deze raad van de commissie is zeker der overweging waard, en 't is te hopen dat hierdoor eens over eene zaak waar omtrent allerlei tegenstrijdige belichten de rondte doen, brochures en verweer schriften geschreven zijn, voldoend licht schijne en ze tot klaarheid kome. Onder de ansjovisinleggers gaat een adres aan de Tweede Kamer rond, waarin zij wijzen op den druk, die op dien tak van nijverheid zal worden ge legd, bij aldien het nieuwe ontwerp op den accijns van zout zou worden aan genomen. Een particuliere dèpeche uit Batavia, gister te 's-Hage ontvanger,, meldt vol gens de Haagsche bladen »Beri-beri vreeselijk Atjeh, Barisan te rug. Ernstige onlusten op Celehes". Het Vad. zegt alle reden te hebben om de geloofwaardigheid van het veront rustende bericht aan te nemen. Het spreekt echter terecht de ver wachting uit, dat het departement van koloniën niet zal nalaten in de iStaats- courant" al het licht te geven, dat het bij machte is te ontsteken. Ten einde voor militairen, voor wie dit, na verpleging wegens ziekte of om andere redenen wenschelijk is de gele genheid te openen, eenigen tijd in ge zonde frissche lucht door te brengen, heeft Z. M. bepaald lo. de legerplaats bij Milligen wordt mede tijdelijk bestemd tot herstellings oord voor militairen; 2o. tot huisvesting en verpleging voor dat doel wordt het ambulance-gebouw aldaar aangewezen; 3». dat gebouw wordt beschouwd als een militair hospitaal van de 3e klasse 5) De burgemeester zat bedaard in zijne bank en speelde met den grooten ring aan zijne vleezige blanke vinger. Aller oogen waren op hem gevestigd, maar hij verbleekte niet eens. De oude Harms verslond hem met zijne oogen maar hij sloeg de zijne niet neêr. We kunnen ons niet gemakkelijk ver plaatsen in den toestand van anderen maar wat er toen in de ziel van dien mensch omging, is mij volkomen duister. Wij menschen zien alleen de wijzerplaat van het uurwerk er achter bespeuren wij niets. Den vorigen dag had Harms hem ge vraagd, of hij 't begane onrecht herstellen wilde. «Mijn beste vriend, ge denkt toch niet, dat ik uw dochter trouwen zou «Waarom hebt ge haar dan ongelukkig gemaakt «Wel, is 't mijn schuld, ze moest zelve oppassen." De kracht van den ouden man was gebroken; hij had zelfs geen vloek meer. En Grietje had gesmeekt op hare knieën, ter wille van haren vader; maar Frits was haar moede met koele verachting keerde hij zich van haar af. Toen de kerk uitging, voelde ik mij op mijn schouder kloppen. Ik keerde mij om en zag den jongen boer, die zich vroeger zoo onbeschoft tegen Grietje had gedragen, Hij wenkte mij ter zijde en we sloegen zamen een zijpad in. «Mijnheer," zeide hij, «ik weet, dat ge veel van Grietje hield, ik houd nog veel van haarveel meer dan ik zeggen kanmoeten wij dat zoo laten gaan. Is er geen recht voor haar te ver krijgen «In ons land niet, vriend, of wij moeten 't zelf voor ons en haar zoeken te ver krijgen." «Juist, mijnheer I We zullen hem vragen, of hij Grietje trouwen wil en anders...." Ik knikte en van dat oogenblik klopte mijn hart rustiger, 't Is niet noodig op te merken, dat wij onrecht deden maar over recht en onrecht redeneert men heel goed, wanneer er geen reden bestaat om over iets veronrust te zijn, doch de stem der hartstocht doet het grootste onrecht dikwijls rechtvaardig schijnen. Ons besluit was ook niet van een enkel oogenblik; want 't duurde meer dan eene week, eer wij ons doel bereikten. Uren lang wachten wij al die dagen te vergeefs, maar eindelijk werd ons ge duld beloond. Frits, die voor vader en dochter doof was geweest, verbleekte toch voor ons. Neen, hij kon niet terugkeeren, want de weg was versperd. Nooit heb ik den ellendeling zoo diep veracht, als toen hij beefde en slechts stamelend vroeg hij «Wat wilt gij Dat was spoedig genoeg gezegd. «Gij.... gij durft niet...." Maar mijn vriend, want wij waren' vrienden geworden door het volgen van één doel, had hem reeds ter aarde ge worpen. Onze vreemde rechtspleging, die ik nu veroordeel, had geen voortgang. Hij be loofde, wat wij wenschten. Maar hoe nu te zorgen, dat hij zijne belofte niet vergat, en ons bespotte, wanneer hij vrij zou zijn? Gelukkig was hij bang en ik ben overtuigd, dat hij er reden voor had want er werden in dat stille avonduur twee eeden gezworen, waarvoor ik nog vergiffenis vraag en misschien ver kregen heb. Al was hij gevlucht, we hadden hem gevolgd, al had hij zich ver borgen, we zouden hem hebben gevon den. We meenden dat toen, zagen geen zwarigheden, en aan de gevolgen hadden wij, geloof ik, niet eens gedacht. Gelukkig gaf Frits toe en wij wan delden gezamenlijk naar de woning van Harms. Ik had haar niet meer gesproken sinds ze mij verworpen had, en nu moest ik haar voorbereiden op de koinst van dien man. O, wat was ze veranderd maar toen ik haar de reden mjjner komst mededeelde, zeide ze voor de tweede keer «neen," Haar gezicht stond strak en de don kere oogen staarden mij haast wezenloos aan; maar wat ik ook zeide, of ik sprak van vader of kind, ze bleef als Perpetua standvastig en zeide «neen." Toen Frits zelf later kwam, kreeg hij zelfs niet dat enkele woord ten antwoord, slechts een vlammende blik van de zoo even nog dofte oogen. Was hij niet blijde er zoo gemakkelijk af te komen? Hij herhaalde zijne vraag; hij herhaalde haar niet meer op ons bevel, maar uit zich zelfhij omvatte hare knieën, maar zij week terug. Wanneer ik nu dat tooneel voor mijnen geest terug roep, dan bloos ik nog van schaamte over de dwaze rol, dien ik toen speelde; maar ik was nog jong genoeg, Iom eenigszins romanesk te zijn. Welk een dwaas figuur hadden wij gemaakt, indien Frits ons eenvoudig had aange klaagd. Maar hij was zelf te opgewonden en te bevreesd, om bedaard na te denken; want de A..sche boeren hadden reeds gevraagd om van hem verlost te worden en ze hadden hem eenige dagen te voren gekastijd, omdat hij in de kerk was ge weest. Zijne glasruiten waren ingehageld met keisteenen, en hij zelf had met de knuppels van eenige A..schen kennis ge maakt. De eer van het dorp moest toch tegen den vreemden indringer worden ver dedigd, Het ontslag volgde spoedig en hij ver trok uit het dorp. Waarheen weet ik niet. Later heb ik vernomen, dut hij bij eenen boekverkooper in de stad G. als boekhouder geplaatst is. De avond was reeds gevallen en nog zat Harms met zijne dochter in het donker. Ze hielden er nn-t meer van om elkander van lijil tot tijd aan te zien, zoo als vioegei het geval was geweest, wanneer de knechten vertrokken waren en Harms vermoeid hij zijne dochter ging zitten, die evenwel dan nog nooit ledig was, maar altijd eenig huiselijk weik veri ichtte. «Vader," sprak ze, nu toch nog eenmaal

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1887 | | pagina 1