NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Nervloekt en totooten.
N. 47.
Zaterdag II Juni 1887.
Zestiende Jaargang.
TERUGGEROEPEN
Oude en nieuwe moraal.
VOOR
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
bugh: m
F euill et on.
BINNENLAND.
AMERSFOORTSCIÏ COÜHANT.
Per 3 maanden 1.Praneo per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Enkele directiën van groote bladen,
stellen nu en dan hunne abonnenten
in de gelegenheid, tegen uiterst lagen
prijs, een of ander nuttig boekwerk
te verkrijgen. Voor bladen van min
der kolossale oplagen, valt het moeie-
lijk met even goed succes dergelijke
aanbiedingen te doen. Niettemin wil
len wij, in het belang onzer Courant,
ondernemen wat wij kunnen, zij het
dan ook met eenige opoffering onzer
zijds. Wij bieden onzen lezers daarom
aan, het beroemde werk van
voor den geringen prijs van
"'sT'eertis' Centen.
In dit nummer is een advertentie
met box geplaatst. Elk onzer
abonné's binnen de stad heeft het
recht die te teekenen en aan ons
bureau met bij voeging van 40 centen
in te zenden. Ruiten de stad tegen
inzending van een postwissel groot
55 centen. Het boek wordt 15 Juni a.s.
aan alle inteekenaren franco afgele
verd. Ook voor hen, die zich met
1 Juli op ons blad willen abonneeren,
is deze premie verkrijgbaar.
Steel nooital toas t maar één beschuit,
Want dieverij komt altijd uit
We lazen het, toen we kinderen
waren, en begrepen het volkomen
de terecht beroemde schrijver van
een voor zijn tijd voortreffelijke reeks
schoolboekjes, van Ileyningen Bosch,
heeft wel gezorgd dat er niets duisters
in was.
Toch maakte het op ons bitter
weinig indruk. Vooreerst zijn we
j nooit van plan geweest te stelen,
in de tweede plaats, indien we het
stelen onverhoopt in den zin gekregen
mochten hebben, dan zou toch niet
bepaald een beschuit het voorwerp
onzer misdadige begeerte geweest
zijn. Later bemerkten we, dat het
noodzakelijk niets anders dan een
beschuit zijn mocht, want het moest
«uitkomen" evenals de diefstal zelf.
Dus, indien er kans ware ge
weest, en die is er, vraag 't maar
aan rechters, advocaten en straat
jongens, dat de, «dieverij" niet uit
kwam, zou dan 't verbod minder
absoluut zijn uitgedrukt Het woordje
«want" voert ons op een dwaalspoor,
en brengt eigenlijk het Spartaansche
stelsel in herinnering, volgens hetwelk
stelen een geoorloofde, zelfs lofwaar
dige handeling zou zijn, altijd
onder voorwaarde van niet-ontdek-
king. Werd hieraan niet voldaan, dan
kwam de onhandige stumper er
niet zonder kleur- of liever huid-
scheuren af.
Zoo over die dingen philosophee-
rende, vinden we in verschillende
tijden ook zeer onderscheiden opvat
tingen van moraliteit, gelijk men ze
bovendien in eigen omgeving van
allerhande soort kan opmerken. De
groote meerderheid van de menschen
geeft zich niet duidelijk rekenschap
van de redenen, die hen verhinderen
kwaad te doen zelfs gelooven we,
dat die redenen niet altijd ontleend
zijn aan vaste, onveranderlijke be
ginselen, maar van de omstandigheden
menigwerf afhangen.
Dat neemt niet weg, dat bij de
opvoeding van het opkomend geslacht
wèl vaste wetten en beginselen in
het oog te houden zijn. Men moet
zich richten op een ideaal, dat hooger
is naarmate men zelf hooger staat.
Het allerhoogste, althans naar
ons tegenwoordig standpunt van be
schaving, ishet goede doen,
door den innerlijken aandrang, die
ons dwingt mede te werken aan het
welzijn van het menschelijk geslacht.
19) «Sara, mijn kind I" riep de oude man,
«zie op, uw vader is hier
«Een ander komt, mijn echtgenoot!"
klonk het nu luid van 's meisjes lippen.
«Gerechte Godriep Baruch zijne
zuster toe, „Rachel, wat heb ge gedaan?
Hebt ge zoo mijn eenig kind, mijn oog
appel bewaakt, dat mijne grijze haren
met schande bedekt worden Rachel
bedekte weenend haar gelaat en wilde
zich verontschuldigen, maar haar broeder
liet haar niet aan het woord komen.
«Zwijg," zeide hij, «ik wil nu niets
meer hooren. ga tot Aron Teweles en
blijf bij hem tot ik kom
Gehoorzaam verwijderde zich Rachel.
Vader en dochter waren alleen. Sara
zag schuw in de kamer om zich heen, waar
nog niet lang geleden rust en vrede ge-
heerscht hadden, en die nu plotseling in
een schouw van schrik en ontzetting was.
«Wat is er gebeurd? Heeft hij hem
verraden?" vroeg Sara, als uit een zwa
ren droom ontwakend.
«Niets, mijn kind," hernam de jood
bitter, «dan dat gij en mijn huis onteerd
zijtl Hoe dikwerf is de graaf hier ge
weest?"
Met groote oogen staarde Sara hare
vader aan; zij sprak enkele onsamenhan
gende woorden. «Dewbinskyred hem
daar komen de Russen... help?"
«Zwijg, ellendige!" schreeuwde nu
Baruch, zich zelf en de ziekte van zijn
kind vergetend.
«Hij is mijn man riep Sara met gil
lende stem. «hij heeft het gezworen bij
zijn God!"
«En dat zegt gij gij, een jodin?"
steunde Levi Baruch.
«Neen, neen, ik ben christin!" riep
weder Sara in den hoogsten graad dei-
koorts. Een kreet slakend wierp Levi
zich op de zieke, greep ze heftig bij
haar schouder en terwijl hij ze met
rollenJe oogen in het gezicht zag, krijsch-
te hij met wilde stem
«Herhaal wat gij gezegd hebt, ellen
dige!"
Sara wilde zich uit de handen haars
vaders los maken, doch nu werd de jood
een zwart koordje aan haar hals gewaar.
Hij rukte het te voorschijn en het
gouden kruisje vonkelde voor zijn oogen.
Hij tuimelde eenige schreden achteruit
vervolgens wierp hij zich als een woedend
dier op de ongelukkige, sleurde haar uit
het bed, greep haar op een stoel liggen-
Met alle godsdienstige voorstellingen
is deze levensopvatting bestaanbaar;
zij is noch het uitvloeisel van, noch
in strijd met de stelsels van geloofs
waarheden, over welke men zoo gaarne
twist, misschien hoofdzakelijk om
zichzelven diets te maken dat men
beter is dan andere menschen.
De vraag is, hoe krijgen we
nu het opkomend geslacht in de
richting van dat ideaal.
Zeker niet met waarschuwingen,
als ons motto geeft. Vooreerst is
«geen kwaad doen" nog niet hetzelfde
als «goed doen" en als iemand zich
zelven al bijzonder braaf noemt, omdat
hij niet opzettelijk liegt en het goed
van anderen onaangeroerd laat, dan
hebben zijn zedelijke begrippen nog
herziening en uitbreiding noodig.
Onthouding van kwaaddoen uit vrees
voor straf is misschien een phase,
die de menscheid heeft moeten door
leven op den langen, moeielijken weg
van de zedelijke ontwikkeling,
thans komt dat begrip bij de op
voeding nog alleen in aanmerking bij
jeugdige individuen, die in dat opzicht
zeer weinig zijn gevorderd.
Evenmin is waarde te hechten
aan het denkbeeld, dat men het kwade
moet nalaten, om voor die onthouding
op bijzondere wijze beloond te worden.
De bedelaar, die den «vriendelijken
heer" opmerkzaam maakt dat hij hem
een kwartje toereikte in plaats van
een cent, in de verwachting dat hij
als erkenning van zijn «eerlijkheid"
een gulden zal krijgen, maar erg uit
zijn humeur is als gezegde heer een
voudig antwoordt«Ge hebt gelijk,
vriend, ik heb me vergist, ziedaar
een cent, ik dankje wel." of zoo
iets, staat zedelijk geen sportje lager
dan een groot aantal door zichzelf
en door anderen als braaf erkende
lieden. Het is erg jammer, dat men
in de opvoeding dat idéé nog in zoo
onderscheiden, alle min of meer be
rispelijke vormen aantreft.
Doch wil men nu, dat jonge kin
deren, bij wie natuurlijk de zinnelijk
heid overheerschende is, onmid
dellijk geplaatst worden voor de ver
plichting Het kwade laten, omdat
het slecht, het goede doen, omdat
het goed is, zonder meer.
We gelooven niet dat daar het
uitgangspunt der opvoeding gezocht
moet wordenveeleer zijn we de
meening toegedaan, dat het schade
zou doen, in de voor redeneering
nog zoo weinig vatbare hoofden die
stelling, zij het ook onder den meest
aantrekkelijken vorm, te willen bren
gen. Het werk der opvoeding moet
bij het hart aanvangen. De kinderen
moeten zekere dingen, die hun wor
den verboden, leeren nalaten, en,
omdat zij ze moeten nalaten vervol
gens leeren haten, uit liefde voor hun
ouders, die zulks wenschenis de
aantrekking van het kwaad bijzonder
sterk, of spreekt de stem der liefde
in het kinderlijk gemoed niet luide
genoeg, dan moet het motief zijn,
dat de ouders het niet willen. Dezelfde
snaren moeten in beweging gebracht
worden, waar het geldt den kinderen
een plicht op te leggen, iets te leeren
doen dal goed is.
Het is misschien niet overbodig dit
eens in herinnering te brengen. Men
klaagt over het verflauwen van de
ouderlijke tucht en over de zeker
noodlottige gevolgen die daaruit voor
de maatschappij geboren kunnen
worden. Welnu, twee oorzaken kun
nen grond tot die klacht geven. In
de eerste plaats wordt er met jonge
kinderen te veel geredeneerd, om
hun toch vooral begrijpelijk te maken
dat het in hun belang is te doen
wat van hen verlangd wordt. Het
veulen wordt op die wijze in een tuig
gezet dat voor zijn zwakke krachten
niet geschikt is. Aan den anderen
kant wordt niet op voldoende wijze
de hand.gehouden aan den eisch van
stipte, onvoorwaardelijke gehoorzaam
heid, zoowel jegens de ouders, als
jegens degenen die tijdelijk hun plaats
innemen. Is deze aanwezig, dan kan
op dien zuiveren grondslag, met ver
wachting van wélslagen, worden
voortgebouwd.
Naar aanleiding van de gevallen
beslissing over art. 194 der Grondwet
schrijft de Standaard o. a.
«Na eene korte discussie heeft de
Tweede Kamer over art. 194 eene be
slissing genomen.
Even voor haar naderenden dood heeft
zij nog den moed gehad, uit dat onge
lukkig artikel, door Groen van Prinsterer
om zijne dubbelzinnigheid een «staats
rechterlijk schandaal" genoemd, datgene
te verwijderen, wat aan elke behoorlijke
oplossing der onderwijsquaestiè in den
weg stond.
Eene overwinning, die te meer waarde
heeft, omdat zij met behulp van een
klein smaldeel der liberalen is behaald,
en wel van die liberalen, die onder alle
partijen den besten klank hebben-
Maar eene overwinning, die evenmin
te hoog als te laag moet worden geschat.
Laat ons even nagaan, wat niet en
wat wèl is veranderd.
Niets is veranderd ten aanzien van de
algemeene bruikbaarheid van het onder
wijs. Dat het schoolwezen moet worden
ingericht met het oog op de verschillende
godsdienstige gezindheden, en dat daarbij
aan geene richting eenige voorrang mag
worden toegekend, spreekt zoo van zelf,
dat het overbodig scheen dit nog eens
uitdrukkelijk te zeggen. Of er al dan
niet absolute, dan wel relatieve neutrali
teit in het te geven onderwijs zijn zal,
laat het nieuwe voorstel, evenals thans
de Grondwet, onbeslist.
Niets is veranderd omtrent het vol
doende van het onderwijs. Terecht heeft
de meerderheid eindelijk ingezien, dat
alle verstandige menschen, onverschillig
van welke richting, altijd daarop prijs
zullen stellen. Het in de Grondwetvei
ligheidshalve, te zeggen was onnoodig.
Niets is veranderd aangaande de ver
plichting der overheid om haar zorg tot
het onderwijs uit te strekken. Hoewel
dit van zelf spreekt, en de overheid ook
altijd die verplichting erkend heeft,
draagt het nu aangenomen voorstel die
ds kleedingstukken en beval zijne doch
ter, zich te kleeden.
De ongelukkige Sara volbracht bijna
willoos het bevel. Nauwelijks had zij de
noodzakelijke kleedingstukken aan het
lijf, toen de fanatieke oude man. bevend
aan alle leden, haar bij de hand greep
en den trap aftrok hij opende de deur
van zijn huis en riep
«Vervloekt zijt gij, gedoopte ver
volgens stiet hij het arme wezen op
de straat en sloot de deur.
De dorpsklok sloeg één uur in de
den morgen, Sara had niet eens schoe
nen aangetrokken en stond slechts ten
halve gekleed in den kouden nacht op de
straat.
«Ik wil tot hemzeide zij, «ik wil
hem redden!" In haar ijlende koorts snel
de zij naar het kasteel. De straat was
ledig, geen licht flikkerde uit de huizen
op de straat. Overal duisternis en stilte.
De kleine boerenhuizen stonden zoo een
zaam, somber en akelig. Het kasteel stak
als een sombere reus boven het dorpje
uit.
«Hij is op het kasteel," zeide zij voor
zich. «Dewbinky en de Russen willen
hem vermoorden!" Het arme meisje
snelde met gevleugelde voeten over heg
en steg naar het slot. Aan de poort
gekofnen, klopte zij. Een wachthond
op de binnenplaats blafte. Eindelijk werd
ook het hoesten van een man hoorbaar
en na weinige minuten, welke het arme
meisje in de duisternis en in de sneeuw
bui een eeuwigheid schenen te zijn, open
de zich het deurtje en een man, het ge
zicht half met een slaapmuts dedekt, stak
het hoofd vooruit. Het was de jager Hein-
ricli Orlanoff.
«Wie is daar?" vroeg hij. «Wat is er?"
Maar het arme meisje kon niet ant
woorden de kou, de opgewondenheid,
de ziekte hadden haar overweldigd met
een kreet zonk zij neder.
De man trad naar buiten en lichtte
haar in het gezicht.
«Jezus Maria riep hij, «het is waar
achtig de schoone Sara I" Hij hief haar
op en nam ze als een kind in zijne
armen vervolgens droeg hij ze in
de kamer der keukenmeid, welke hij
dadelijk wenkte, en haar beval Iwan te
halen. Deze drie goede menschen
hadden spoedig een kamertje gereed
gemaakt, verwarmd, een bed gespreid
en de arme Sara er op gelegd. De oude
dienstmeid zette haastig thee, en gaf ze
de ongelukkige te drinken, die geen
andere woorden uitte dan: «vervloekten
verstooten 1"
De drie zagen elkander zwijgend aan
en daar zij wel wisten dat hun meester
eenige keeren het huis van den jood had
bezocht, kwamen zij op het denkbeeld,
hetwelk bij Sara's vader was ontstaan.
Zij beloofden elkander toch wederzijds
het geval geheim te houden en Sara niet
te verraden. Hetgeen de arts voorspeld
had, ontstond, bespoedigd door hetgeen
het meisje het laatst had ondervonden,
met alle krachtde zenuwkoorts brak
bij haar uit en dreigde het leven van het
jonge wezen uit te blusschen.
Den volgenden avond kwam een boer
in het kasteel en verlangde Iwan te
spreken. Toen deze den man in een
kamer had gebracht, haalde hij een mes
te voorschijn en tornde zijn pelsmuts
los hij had er een brief voor Iwan in
verborgen het was de bode van
Dewbinsky. Iwan brak den brief open,
nam het briefje voor Anka er uit, liet
den bode onthalen en schreef dadelijk
een antwoord aan zijn meester het was
kort en belangrijk
Wordf vervolgd.