NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Yervloekt en Yerstooten.
N. 65.
Zaterdag 13 Augustus 1887.
Zestiende Jaargang.
Vrouwenarbeid.
VOOR
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
BINNENLAND.
Feuilleton.
AMERSFOORTSCHE CODBANT.
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Bijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Het verslag, dat de Enquète-com-
missie van het tot dusver volbracht
gedeelte van haar onderzoek heeft
openbaar gemaakt, bevat menige be
langrijke bladzijde, getuigende van
den ernst, waarmede zij haar taak
heeft aanvaard en voortgezet; het is
zeer noodig, dat men algemeen nota
neemt van de conclusiën, uit de tot
hiertoe waargenomen feiten getrok
ken. En al is nu maar over een be
trekkelijk klein deel des lands de
reeks van waarnemingen gedaan, in
vele opzichten bestaat er tusschen
dat deel en het geheel wel zooveel
overeenkomst van toestanden, dat
de zeer wenschelijke hervatting en
voltooiing van den commissorialen
arbeid vermoedelijk zeer weinig ver
andering zullen brengen in de ge
maakte gevolgtrekkingen.
Dat verslag doorbladerende, vinden
we dikwijls een uiteenzetting van
denkbeelden, die volstrekt niet nieuw
mogen heeten, aangezien hetzelfde
reeds jaren lang in allerlei geschrif
ten, inzonderheid in courant-artikelen,
werd gezegd. Met des te meer genoe
gen evenwel treffen we die oude
stellingen hier aan; wij kunnen er
uit leeren, dat de mannen van de
pers, voor zoover zij zich met sociale
onderwerpen bezighouden, den toets
eener gestrenge en zakelijke critiek
niet hebben te schromen.
Een van de allernoodigste maat
schappelijke hervormingen, voor welke
wij steeds geijverd hebben, en zullen
blijven ijveren, betreft den arbeid
van vrouwen in fabrieken of werk
plaatsen; het is onze stellige over
tuiging, dat de uitbreiding of inkrim
ping daarvan een juiste maatstaf is
van de daling of rijzing van het peil
van den socialen welstand. Het zou
een onzinnige eisch zijn, wanneer
men verlangde dat de wetgever de
medewerking der vrouwen eenvoudig
verbood of door verbods-voorschriften
beperkte; alleen zou het, naar ons
toeschijnt, aanbeveling verdienen, ten
aanzien van gehuwde vrouwen met
zeer jonge kinderen eenige voorzie
ningen te treffen. Het geldt hier in
de eerste plaats het welzijn van een
jeugdig wezen, dat aan verwaarloo-
zing ter prooi valt als moeder heen
gaat naar de fabriek; en zoo Ooit
de Staat zich geroepen gevoelt, den
zwakke en hulpbehoevende in be
scherming te nemen, dan is het zeer
stellig in dit bijzonder geval.
Wat de Enquête-commissie in haar
verslag daaromtrent zegt, verdient
in overweging genomen te worden
door allen, die bij het arbeiders
vraagstuk betrokken zijn of daaraan
hun aandacht wijden. Men vergunne
ons er het voornaamste van te citeeren.
14. Vrouvjenarbeid. In hoever
het elders waargenomen verschijnsel,
dat de ontwikkeling der nijverheid
tot vervanging van volwassen man
nelijke arbeiders door vrouwen en
kinderen leidt, zich ook hier te lande
voordoet, kan bij gebreke van voldoende
statistische gegevens bezwaarlijk wor
den nagegaan. Van verschillende
zijden wordt beweerd, dat inderdaad
eene dergelijke richting valt op te
merken, en sommige feiten wijzen
meer bepaaldelijk op een toenemend
gebruik van vrouwen en meisjes bij
den arbeid in fabrieken.
»IIet is een feit, dat vele meisjes
uit de arbeidende klassen liever als
fabriekarbeidsters, dan als dienstbo
den den kost willen verdienen. Zij
worden naar de fabrieken getrokken
door het genot van hooger loon en
grootere onafhankelijkheid van hare
ouders. Als arbeidsters staan zij
veelal tot de gezinnen waartoe zij
behooren in de verhouding van com
mensalen, die tegen betaling den
kost genieteneen hoogst onge-
wenschte toestand, die trouwens ook
bij den arbeid van jongens voorkomt."*)
«Fabriekarbeidsters vinden weinig
of geen gelegenheid, om zich op
huishoudelijke werkzaamheden toe
te leggen en missen in den regel
allen lust tot anderen dan machinalen
arbeid. Dientengevolge worden zij,
wanneer zij huwen, slechts zelden
goede huishoudsters."
«Kan alzoo van den fabrieksarbeid
van vrousven en meisjes in het alge
meen niet veel goeds gezegd worden,
in het bijzonder is die arbeid, waar
hij door gehuwde vrouwen verricht
wordt, dikwijls noodlottig voor de
gezinnen. Hoogst ongunstig wordt
getuigd omtrent den toestand van
die gezinnen, waarbij de huisvrouw
zich buitenshuis met industrieelen
arbeid bezig houdt. De huishouding
wordt daar veelal verwaarloosd; de
jonge kinderen, aan hun lot overge
laten, verzuimen de school, terwijl
de volwassen kinderen en de man
hun heil elders dan te huis leeren
zoeken, met al de nadeelige gevolgen,
die het geregeld bezoek van kroegen
als anderszins pleegt mede te bren
gen. «Het huisgezin waar de vrouw
thuis blijft, is financiëel beter af dan
waar de vrouw medewerkt," zoo
durven getuigen, die het volk kennen,
uitdrukkelijk verklaren."
«Mag de wetgever in de aange
voerde bezwaren aanleiding vinden
om hetzij aan gehuwde vrouwen in
het algemeen, hetzij alleen aan ge
huwde vrouwen met'jonge kinderen,
den arbeid in fabrieken te verbieden,
gelijk door sommigen gewenscht
wordt
«De Commissie zou vooralsnog niet
tot een dergelijken ingrijpenden maat
regel durven adviseeren. Daartoe zijn
Maar hoogst verderfelijk is, inzonderheid
voor de zedelijke leiding der meisjesdie
1 uit den aard der zaak, weinig ontwikkeld
als zij zijn behalve in de kennis van sexueele
dingen, nauwlettend toezicht, onafscheidelijk
van gehoorzaamheid en volgzaamheid, zoo
dringend behoeven I Omtrent Maastricht lezen
we in hetzelfde verslag: „Nagenoeg de helft
van de fabriekarbeiders die trouwen, verkee-
ren daartoe in de noodzakelijkheid."
de noodige gegevens zeker niet voor
handen, zoolang men zelfs niet weet,
in welken omvang alom in den lande
in de onderscheidene takken van
nijverheid door gehuwde vrouwen
buitenshuis wordt gearbeid. Boven
dien is de arbeid der gehuwde
vrouw in de fabriek somtijds het
eenige middel van bestaan van het
gezinmen denke bijv. aanhet ge
val, dat de man door eene slepende
ziekte tot den arbeid onbekwaam is
geworden. Het is waar, dat voor ge
vallen van dezen aard de bevoegd
heid zou kunnen en behooren te
worden voorbehouden, om dispensatie
van het verbod te verleenen. Maar
dan nog blijft het bezwaar bestaan
dat deze inbreuk op de individueele
vrijheid de strekking zou hebben, om
het aangaan van huwelijken door
fabriekarbeidsters tegen te werken
en onwettige sexueele verhoudingen
te bevorderen."
Wij zijn het met de Commissie
eens, tegen wettelijke verbodsbepa
lingen bestaan schijnbaar onover
komelijke bezwaren, al behoeven deze
zelfs niet ontleend te worden aan
het gemis van volledige statistieke
gegevens; en een ander middel, om
het groote kwaad tegen te gaan,
kennen wij, helaas! niet. Het is
reeds iets gewonnen, als het van
officiëele zijde, gelijk thans geschiedde,
in zijn ganschen verderfelijken aard
wordt geschetst; elk individu, hetzij
werkman, hetzij werkgever, of op
welke wijze hij ook tot de groote
maatschappij behoort, moet onophou
delijk, elk in zijn kring, doen wat
zijn hand te doen vindt, om meisjes
te brengen tot haar bestemming, den
arbeid in het huisgezin, en haar af
te houden van hetgeen niet bevor
derlijk kan zijn aan haar stoffelijk
en zedelijk belang, den arbeid
die aan mannen toekomt.
HH. MM. de Koning en de Konin
gin zouden, naar men aan het y»Dgbl."
mededeelt, het plan koesteren om een
gedeelte van den aanstaanden winter in
Savoye te gaan doorbrengen.
H. K. H. de hertogin-weduwe van
Albany, zuster van H. M. onze Koningin,
wordt omstreeks den 20en dezer maand
op Soestdijk verwacht, waar zij met
hare kinderen een paar weken de gast
zal zijn van HH. MM. den Koning en de
Koningin. (D.)
Naar wii vernemen, heeft Z. M.
de Koning de ontwerpen van wet, vast
stellende de in overweging te nemen
veranderingen in de grondwet, zooals ze
door de beide Kamers der Staten-generaal
zijn aangenomen, reeds bekrachtigd.
De wetten zullen zooveel doenlijk nog
deze week worden afgekondigd.
Het D. v. Z.-H. meldt, dat omtrent
het tijdstip der Kamerontbinding door
de regeering nog geen beslissing is ge
nomen.
Men schrijft uit Domburg aan de
vMidd. Ct.":
«Het aanhoudend zonnige weder is in
hooge mate bevorderlijk aan de drukte
ea het vreemdelingenverkeer alhier. De
logementen zijn overvol. Wie er een
onderkomen gevonden heeft, wil niet
vertrekken en vergenoegt zich met een
nachtleger, zelfs op de vliering, ingeval
zijne appartementen door een ander
moeten betrokken worden. Alle kwartie
ren in het. dorp, die maar eenigszins
dragelijk kunnen genoemd worden, zijn
bezet. Dat een gansch huis in de Noord
straat nog onverhuurd bleef, is alleen
een bewijs, dat ook de geringste eischen
van den vreemdeling er geen voldoening
vinden en niet alles goed genoeg is voor
de badgasten, gelijk door sommigen wel
schijnt gemeend te worden.
Met belangstelling neemt men ook hier
kennis van de pogingen, die in Amster
dam worden aangewend om dr. Mezger
te behouden.
Zij zullen echter geen doel kunnen
treffen. Met zekerheid kan ik melden
dat zijn besluit om naar Wiesbaden te
gaan, onherroepelijk vast staat."
37) De vreugd^, over Anka's wedervinden
en de voorspraak barer machtige be
schermster bezorgden haar natuurlijk een
volkomen vergiffenis. De vorst achtte
het een geluk, dat Anka's huwelijk met
Seniawitsch verijdeld was geworden
want eenige dagen vóór diens vermoor
ding door of van wege de nationale
regeering, werd den vorst een wissel
vertoond, op welken Seniawitsch de
valsche handteekening van den vorst ge
steld had.
XXI.
Wij verzoeken den lezer verschooning,
dat wij hem zoo zonder eenigen over
gang in de steppen van Siberië ver
plaatsen, in het stadhouderschap Pobolsk
en wel in het dorp Verescow, vermaard
als het verbanningsoord van den beken
den vorst Menzikoff, die hier in het jaar
1731 stierf.
De ballingen aldaar moesten deels in
de bergwerken, deels op het veld arbei
den tot de laatste partij behoorde graaf
Dewbinsky. Oude en gebrekkige lieden
ontvingen dagelijks tien kopekken van de
regeeiing, waarmede zij hunne levens
behoeften moesten bestrijden, en bij deze
behoorde Baruch Levi.
Graaf Dewbinsky keert zoo even van
zijn arbeid terug zijne handen zijn half
bevrozen, zijne voeten gezwollen, de
wangen bleek en ingevallen zijn fraai
prachtig haar hangt verward neder hij
treedt op eene zeer kleine hut toe, die
slechts uit een enkel vertrek bestaat.
Bij den baard staat Baruch Levi en
kookt aardappelen. Reeds begint het
kokende water in den pot te borrelen
en de grijsaard dekt de kleine eiken
tafel, toen de deur geopend wordt en
Dewbinsky binnentreedt. «Gegroet Ba
ruch", zegt hij vriendelijk.
«Welkom," antwoordde de oude man.
«Het eten zal dadelijk gereed zijnneem
inmiddels een weinig rust." Bij deze
woorden schoof hij den graaf een laag
zitbankje toe, ging vervolgens aan den
haard, en haastig, als ware het immer
zijn bedrijf geweest, tilde hij den ijzeren
pot van het vuur, goot het water er af
en ledigde den inhoud van den pot in
den op de tafel gereed staanden schotel.
Aandoenlijk was het om te zien, hoe
de grijsaard zijn joodschen zegen over de
spijs sprak en Dewbinsky een kruis
makend, in zijn geloof bad. Hoe het lot
den mensch toch kan veranderenHoe
dwaas schijnen de meeningen en ziens
wijzen der wereld, als men ziet hoe innig
twee in godsdienst, stand en zeden zoo
geheel velschillende menschen zich hier
aaneensluiten, hoe vreedzaam hier christen
en jood samen woonden.
Het eten scheen beiden goed te smaken,
want de honger kruidde het en spoedig
was de schotel ledig. Beiden zaten zwij
gend tegenover elkander; hoewel Dew
binsky dikwerf in stilte het dwaas heette
nog altoos aan Anka te denken, keerde
hij in den geest toch altoos weder terug
tot de gelukkige oogenblikken, welke hij
met haar had doorgebracht.
De grijsaard had bereids alle hoop op
gegeven zijn kind weer te zien. «Ach,
God I slechts nog eens zou ik haar in de
oogen willen zien, hare stem hooren
dan zou ik geduldiger mijn zwaar lot
ondergaan
Het vuur van den haard was uitge
gaan, de kolen verglommen. De twee
ongelukkigen zaten nu in de duisternis
naast elkander. Zoo zaten zij lang in
gedachten verdiept, toen het licht eener
lantaarn eensklaps het kleine venster
hunner but bescheen. Zij luisterden
men hoorde verscheidene personen gaan
en spreken, plotseling werd hard aan de
deur geklopt.
«Opent, opent!" riepen vrouwenstem
men de klank ging Dewbinsky door
merg en been. terwijl Baruch Levi ont
steld achteruit deinsde.
«Open, mijnheer de graaf!" riep een
zware mansstem.
«Jezus Maria het is Iwan schreew-
de Dewbinsky. Hij lichte de klink op,
de deur sprong open Sara wierp zich
in de armen haars vaders en Dewbinsky
aan de voeten van Anka, die hem op
richtte en hem zijne vrijheid aankon
digde. Verscheidene soldaten hielden
brandende fakkels, waarmede zij de aan-
gekomenen voorgelicht hadden zoo, dat
geheel de schouwplaats tooverachtig ver
licht was. Geen taal is in staat zulk een
tooneel te schetsen. Eenige minuten lang
hoorde men niets dan onderbroken zin
sneden. «Genade! De keizer mijn vader I
O mijne dochter I"
OrlanolT en Iwan werden door den
graaf omarmd en geliefdkoosd, als waren
zij zijn broeders, beide bedienden hadden
veel te verhalen. Nadat zij te Warschau
de gevangenneming en verbanning van
hun meester vernomen hadden, waren
zij geheel troosteloos en radeloos ge
weest. Eindelijk hadden zij het besluit
genomen naar Petersburg te gaan, om
misschien daar door een verwant van
den graaf diens begenadiging of straf
vermindering te bewerkenwant Du-
brovica was na de veroordeeling van hun
meester als staatseigendom in beslag ge
nomen.
In de dagbladen lazen zij, dat Anka
door de grootvoistin ontvangen was ge
worden, en Dewbinsky begenadigd was.
Zij begaven zich nu tot den vorst en ver
namen dat de jonge vorstin en Sara zelf
den gevangenen de vrijheid wilden bren
gen. Beiden verzochten om de gunst als
bedienden de darnes te mogen vergezel-
lee, hetgeen hun gaarne bewilligd werd
Nooit had een hut gelukkiger men
schen omsloten; nooit was er een snel
ler overgang van het hoogste ongeluk
tot onverwacht geluk.
«En nu weg!" riep Anka en vertoon
de den door den gouverneur van Sibeiië
reeds onderteekenden pas in de hand.
Iwan en Orlanoff hielpen den graaf in
eene slede en Baruch met Sara in een
andere stijgen, want beide begenadigden
waren van vieugde bijna onmachtig zich
te bewegen.
Wordt vervolgd)