nieuwe Nieuws- en Advertentieblad a UTRECHT EN GELDERLAND. Voor Bregenz. N. 67. Zaterdag 20 Augustus 1887. Zestiende Jaargang. Navolgenswaard. VOOR abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: BINNENLAND. F euilleton. RSFOORTSCRECOURANT Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Croote letters en vignetten naar plaatsruimte. Alle jaren stelt de Belgische Mi nister van Oorlog een onderzoek in naar de verstandelijke ontwikkeling der recruten. Dewijl in België ook plaatsver vanging bestaat, en de verhouding van het getal van hen, die van dienst af koop gebruik maken, tot het geheele cijfer der lichting, gemiddeld weinig verschilt van wat de statistiek hier te lande daaromtrent mededeelt, zou een vergelijking tusschen hier en ginds zeer goed mogelijk zijn; maar dan moet ook het onderzoek op zoo veel mogelijk gelijke wijze geschieden. Bij ons blijft het niet geheel ach terwege, doch het is meer dan op pervlakkig. Als wij ons wel herinne ren, wordt den recruten eenvoudig gevraagd, door een der officieren of den sergeant-majoor van de com pagnie bij welke zij ingedeeld zijn: »Kun je lezen?Ook schrijven?"' en daarmee uit. Dan wordt er een tabel gemaakt, waarop de jongelui in drie groepen zijn gerangschikt, n. 1. zij, die noch lezen noch schrij ven, die enkel lezen, die lezen en schrijven kunnen. Althans, zoo was het toen schrijver dezer regelen in persoonlijke relatie stond met de levende strijdkrachten, en hij gelooft niet dat er sedert in dit opzicht veel veranderd is. De manier, waarop dat in België gedaan wordt, is practisch, weinig kostbaar, en volstrekt niet tijdroo- vend. In drie uren kan het over het geheele land zijn afgeloopen. Ziehier hoe dat geschiedt. Elk recruut ontvangt een vel papier, waarop een dertigtal vragen staan gedrukt; achter elke vraag is vol doende ruimte om er het antwoord op te schrijven. De zes eerste vragen zijn van het volgende gehalteHoe heet gij? Hoe is de naam van uw vader? En van uw moeder? Wanneer en waar zijt gij geboren? In welke ge meente hebt gij het laatst gewoond Tot welke provincie behoortdeze gemeente? De volgende vragen heb ben betrekking op de leervakken der lagere school, maar zijn toch uiterst eenvoudig. Van aardrijkskunde bij voorbeeld: Noem eens twee landen van Europa? Van welk rijk is Londen de hoofdstad? Een viertal rekenop- gaven, bijv.: Wat moet men betalen voor 35 hectoliters aardappelen tegen 9,75 franks de hectoliter? Als deze aardappelen weer verkocht worden voor 42(3.25 francs, wat wint de koop man dan op een hectoliter? Hoeveel meters is een kilometer? Hoeveel gram zijn in 2 kilogram? Zooals men ziet, is het alleen te doen om te constateeren, of de re cruten onderwijs hebben ontvangen, en of er van de vruchten van dat onderwijs nog iets is overgebleven. Een eigenlijk examen kan het niet genoemd worden. Wij zouden wenschen, dat iets dergelijks ook bij ons gebeurde. Dik wijls toch wordt er geredeneerd over de resultaten van het onderwijs; de een hemelt ze hoog op, en meent dat er een ontzaglijk verschil bestaat tusschen het geslacht, dat thans op de grenzen van den mannelijken leeftijd staat, en de oudjes uit de eerste helft dezer eeuw; een ander beweert dat het niets waard is, dat al wat de school er met niet weinig moeite inbrengt, grootendeels binnen weinige jaren weer vervliegt. Doch volstrekt zekerheid bestaat er in dit opzicht niet. De kennis der jongelui, die zich later voor een of ander examen aanbieden, kan men niet als maatstaf nemen natuurlijk, zij leeren voort, en richten hunne studiën in naar de vaak afwisselende eischen, die er gesteld worden, en die in zekere mate beheerscht worden door de wet van vraag en aanbod. Neen, men moet van jaar tot jaar een groot getal personen aan een onderzoek onderwerpen, en dan zien, of er vooruitgang is; en geen geschikter gelegenheid biedt zich daartoe aan, dan bij de indiensttreding der lich tingen onzer nationale militie. Mocht dit denkbeeld ingang vinden, dan zouden we nog een kleine wij ziging willen voorstellen, teneinde het aantal gegevens, uit het onderzoek voortvloeiende, eenigszins volledig te doen zijn, en de verdeeling in rubrie ken wat ruimer te maken. Groep a zou dan moeten bevatten de recruten, die noch lezen noch schrijven kunnen. Groep b wordt gevormd door hen, die alleen kunnen lezen. Om dit te constateeren late men hun eenvoudig de vragen overluid voorlezen, zonder meer. Groep c bevat hen, die kunnen lezen en schrijven. Om hen te vinden, bepale men dat de vragen, die de j jongens niet kunnen beantwoorden, I toch door hen moeten worden over geschreven. Groep d eindelijk, degenen, die een min of meer volledig lager onder wijs met vrucht hebben genoten dat zijn dezulken, die de gestelde vragen gedeeltelijk of alle op voldoende wijze beantwoorden. De jaarlijksche vergelijking der cijfers, percentsgewijze bearbeid, zou dan de rijzing of daling van het algemeen peil van ontwikkeling aan- toonen. Voor het formuleeren der vragen zou men, desverlangd, de hulp kun nen inroepen van eenige onderwijzers, die door ervaring een juist denkbeeld hebben verkregen van de eischen, aan een goede lagere school te stellen. Van het vragen naar defini- tiën of eenigszins omslachtige om schrijvingen dient men zich te ont houden wel moet verlangd worden, dat de jongelui van eenvoudige din gen een helder begrip hebben. In het rapport van het jongste onder zoek in België vinden wij bijvoor beeld, dat er van degenen die schrijven konden 88 percent waren, *die de drie toestanden niet wisten op te geven, waarin het water kan voorkomen; uit die zeer gepaste vraag blijkt, dat er in de Belgische scholen nog weinig wordt gedaan aan de allereerste beginselen van kennis der Natuur. 75 percent wis ten geen enkelen beroemden Belg te noemen75 percent gaven een verkeerd antwoord op de vraag: Wie heeft den slag bij Waterloo verloren Over het algemeen krijgen we van dat onderzoek den indruk, dat in België hetzelfde kwaad heerscht, dat hier zoo veelvuldig voorkomt, namelijk het te vroeg verlaten van de school. Doch het wordt meer dan tijd, dat men ook in Nederland maatregelen neemt, om den omvang en den invloed van dat euvel te overzienmisschien dat het, meer dan afgetrokken redeneeringen, aan leiding zal geven om de vrage te overwegen, wat er gedaan moet worden om de offers, die de natie zich getroost om het intellectueel peil van ons volk te verhoogen. vruchtdragend te maken. Met dat doel wezen we op het Belgische voorbeeld, dat ons zeer volgenswaard toeschijnt. De Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken heeft Woensdag in eene vereenigde zitting van de beide Kamers der Sta ten-Generaal, de zitting van 18861887, namens Z. M. den Koning met de volgende aanspraak ge sloten Mijne Heeren Ik mag het voorrecht hebben u, bij het eindigen uwer werkzaamheden, den dank des Konings over te brengen voor de ijverige behartiging van 's lands be langen. Behalve de vereischte begrootingen en administratieve wetten, werden eenige andere, hoofdzakelijk van oeconomischen aard, tot stand gebracht. Daartoe behooren de uitzonderingen op de bepalingen der gemeentewet omtrent plaatselijke belastingen, verscheidene ont eigeningen voor belangrijke weiken van publiek nut in Nederland, de aanleg van Staatswege van spoorwegen op Java en op de Westkust van Sumatra, de maat regelen tot opbeuring der suikercultuur op Java en het invoeren eener nieuwe pasmunt, in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de wet op de schut terijen, in de Ciimineele Wetboeken voor het krijgsvolk te water en te land, in den accijns op het gedistilleerd en in de wet betreffende het recht van patent. Een onderzoek van grooten omvang omtrent den arbeid van kinderen en den toestand van fabrieken en werkplaatsen werd door de Tweede Kamer gehouden. Een buitengewoon gewicht ontleent de nu afgeloopen zitting aan de behan deling en aanneming vari elf wetten, strekkende tot het in overweging nemen van veranderingen in de Grondwet. Dit onderwerp van Staatsbelang heeft ge durende eenige maanden groote en vol hardende inspanning van de Volksvei- tegenwoordiging gevorderd. En vermits daarover de gewenschte overeenstemming is verkregen, behoort, naar luid van art. 197 der grondwet, eene ontbinding van de beide kameis te volgen, welke met den dag van heden plaats heeft. Jn naarn des Konings sluit ik de ge wone vergadering der Staten-Generaal." De Standaard schrijft omtrent de a. s. verkiezingen voor leden van de Staten-Generaal het volgende »Een derde". De verkiezing van '1 September zal dit ongemeene hebben, dat de gekozenen na drie maanden arbeids weer naar huis gaan. Gij kiest ditmaal geen Kamerleden, om u duurzaam, zelfs niet voor twee jaren, te vertegenwoordigen. Voor een blauwen Maandag gaan deze uitverkorenen naar het Binnenhof, en al hun macht zal zijn aan de nRevisie" der Grondwet en hoogstens nog aan ons Budget. Verdere wetsvoorstellen, het spreekt van zelf, zijn voor de nu te kiezen Kamer ïverboden waar". Nog vreemder echter zal het zijn, dat in deze September-Kamer één derde macht heeft over twee derden, zoodat de linkerzij nog altoos het onderspit Een verhaal uit den Dertigjarigen Oorlog. NAAR HERMANN LINGG. 1) Als de Duitsche boeren-opstand der 16e eeuw, niet op zulk eene barbaarsche manier was onderdrukt geworden en daardoor het volk in armoede en hul peloosheid gedompeld ware, dan had de dertigjarige oorlog, die eene eeuw later speelde, moeielijk dertig jaren kunnen duren. Dan zoude zich tegenover de vreemde heeren een landstorm hebben gesteld die de onoverzienbare ellende van Duitschland had kunnen afwenden, want terwijl verscheidene vorsten zich nu eens bij deze, dan weer bij gene der strijdende partijen aansloten, al naar dat hun voordeel het meebracht, had alleen de burger en de boer reden om naar vrede te verlangen en geen krachts inspanning te ontzien om haar tot stand te brengen. Zelfs nog aan het einde van den oorlog, na alle vernielingen, sloten zich de boeren in Zuid-Duitschland aaneen en trachtten den vijand uit hun landstreken te verdrijven. Zoo gebeurde het in het jaar 1647, dat de Zweedsche veldmaarschalk Wran- gel, met zijn leger naar de sBodensee" oprukte. In de boven-Algau zijn twee groote bosschen, die zelfs nog in later tijd als veiblijfplaatsen van roovers berucht waren het Kempner- en het Tetnanger bosch. In deze bijkans ondoordringbare wildernissen verzamelden zich de boeren van Algiiu en trokken, vereenigd met die uit het Bregenzerwoud, tegen Kempten op, welke plaats zij bemachtigden en waar zij een Zweedsch regiment dragon ders in de pan hakten. Toen echter Wrangel meerdere strijd krachten saamtrok, leden zij bij Isny eene groote nederlaag een afdeeling der Zweden nam het land in bezit, tol aan het gebergte, en eene andere afdeeling, onder aanvoering van Wrangel zelf, rukte tegen Lindau en Bregenz op. De ver takkingen van het Tettnangerwoud reikten toen nog tot dicht aan de oevers van het Schwabische meer. Op het middaguur van een December dag, begaven zich twee der overwonnen landsverdedigers, naar een kleinen stroom, die midden door het woud slingerde. Zij zagen er beklagenswaardig uit. Gewond, hongerig, in lompen gestoken, door regens doorweekt, sleepten zij zich met groote moeite, tot aan het riviertje voort. De een, een lang man met donkerrood haar, dat door het geronnen bloed opeen was geplakt rond een woest en door weer en wind gebruind gezicht, droeg bijkans, want ondersteunen kon men het niet meer noemen, den anderen, die van tijd tot tijd bloed uitspuwde, en elk oogen- blik bezwijmde. Deze zeide tot zijn helper. »Laat me hier maar liggen, ik kan niet verder. Ziet ge dien denneboom daar gindsdaar onder kunt ge mij nog wel brengen. Ze zullen mij dood noch levend in hunne macht krijgen. De reusachtige boom bood werkelijk eene eigenaardige schuilplaats. Hij stond vlak aan den waterkant en de golfjes hadden, zoo dikwerf hpt riviertje door regenwater gezwollen was, den grond uit gegraven en de aarde meegevoerd, zoodat er eene holte was ontstaan, welker dak gevormd werd door de ontbloote en in el kaar gestrengelde wortels. De stam had zich over het water gebogen en de tak ken hingen voor de holte. Dan hadden zich daarbij ook allerlei slingerplanten gevormd en zoodoende bood het geheel, voldoende bescherming. Daarheen bracht de roodharige den zwaar gewonde hij legde hem zachtkens neer, gaf hem te drinken van het voorbij vlietende water en gaf hem zijn laatste stuk brood. ïGa nu gauw heen I" zeide de gewonde, zoodat je nog vroeg genoeg te Hofen komtdan moet je op den berg gaan en allen van mij groeten. Houd-je zoo lang mogelijk goed en verdedig het land. God behoede-je I" vGangolf," zeide de roode, sals het morgen donker wordt, kom ik terug en zal je dan ergens onder dak brengen; er zullen nog wel menschen zijn, die ons helpen willen." Zij reikten elkaar de hand en de roode trok zich, zoodra hij uit de holte ge kropen was, aan de takken weer tegen den oever op. Hij wist wel dat hij zijn broeder waarschijnlijk als lijk zoude weerzien maar de man had reeds zooveel verdriet doorleefd en had nog zooveel te doorstaan, dat hij de smart geen over hand gunde en alleen er aan dacht om Hofen, het slot zijner gebiedster, Gravin Montfort. te bereiken, haar te helpen op haar vlucht, vóór de Zweden kwamen en zich dan op den berg bij zijne lands lieden te voegen. Ternauwernood had hij één stap gedaan of hij vloog weder ach ter den denneboom een paar schreden voor zich uit bemerkte hij een Zweedsch ruiter, die wel wetend, welken weg hij in moest slaan, zijn paard nu her- dan derwaarts wendde, om zoodoende eens te kunnen rondzien. De vroege schemering, een December dag eigen, was reeds ingevallen slechts de sneeuw, die op de boomer, lag, gaf nog een lichtend schijnsel. De boer greep zijn hellebaard en stond gereed zich op den ruiter te werpen, die geen aanval vermoedde maai' daar wendt de Zweed zich om en hij ziet hem vlak in 't gelaat. Nu laat hij het wapen zinken en vervolgt zijn weg, naar de de tegenovergestelde richting, stroom opwaarts. Spoedig daarop doorwaadde hij het riviertje en bereikte kort daarop het slot, dat gravin Montfort destijds bewoonde. De zweedsche ruiter had niet bemerkt dat iemand hem gezien had. Hij steeg af en bracht zijn paard aan de hand de steile helling af, sprong toen weer in het zadel en teed door het riviertje. Aan de overzijde galoppeerde hij direct tegen een kleinen heuvel op en toen had hij van den heuveltop een zeldzaam schoon uitzicht. (Wordt vervolgd)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1887 | | pagina 1