NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Voor Bregenz.
N. 69.
Zaterdag 27 Augustus 1887.
Zestiende Jaargang.
VOOR
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Gezag en ontzag.
BINNENLAND.
F euillet on.
AMERSFOORTSCIE CODBANT.
abonnementsprijs:
Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten iDtezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
advertentien:
Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Hare Majesteit Koningin Victoria
was dezer dagen de gast van den
Eersten Minister, van Lord Salis
bury, dat wil zeggen, zij deed
dezen de eer aan, een feest dat bij
op zijn landgoed gaf, met haar
tegenwoordigheid op te luisteren.
Vooraf moest de Lord H. M. de
lijst aanbieden van de personen, die
hij voornemens was te noodigen;
alleen zij, die de Koningin welgeval
lig waren, mochten toegelaten worden.
Onder die «geroepenen" waren nog
een klein getal «uitverkorenen"
dezen, en niemand anders, was het
geoorloofd haar bij haar komst te
naderen.
Toen de gewichtige dag zóóver
was gevorderd, dat het allergewich
tigst oogenblik der Vorstelijke ver
schijning aanbrak, trad de Koningin
statig de receptiezaal van het kasteel
binnen. De uitverkorenen stonden
op een rij in het eerste gelid; de
sterren van de tweede grootte fon
kelden bescheidenlijk op den achter
grond. De edele gastvrouw snelde
de Koningin te gemoet; deze stak
haar de hand toe, die de Markiezin,
nederknielende, kuste. Daarna ging
H. M. langs de rij der voornaamste
gasten, wier diepe buigingen zij met
een hoofdknik beantwoordde. Vervol
gens begaf zij zich naar een afzon
derlijk vertrek, waar de gastvrouw
haar een kop thee aanbood. Zij
dronk die, sprak een paar woorden
met de Markiezin, en ging toen heen.
Daarmee was het vorstelijk bezoek
afgeloopen.
Wij hebben, zoo iets lezende, eenige
moeite ons voor te stellen, dat we
zijn in de laatste jaren der negen
tiende eeuw, en dat het koele Enge
land, gelegen in het Westen van
Europa, bet tooneel der handeling
is. Veeleer zouden we denken aan
een sprookje uit de Duizend-en-Een
Nachten, met dat onderscheid,
dat niet de Khalief Haroeu-al-Rasjid,
maar een vrouw de zon is, om welke
al die sterren zich groepeeren. Onze
tijd is vreemd geworden aan zulk
Óostersch huldebetoon.
Toch zou men verkeerd doen met
te onderstellen, dat aan die ceremo-
niëele vormen zekere slaafsehheid
ten grondslag ligt, en iedere recht
geaarde Brit zou dat denkbeeld met
verontwaardiging afwijzen. Het is
niets anders dan een uiting van
«loyauteit", een uitdrukking van het
ontzag, dat liet hoogste gezag inboe
zemt. Daarbij verlieze men niet uit
het oog, dat geen volk ter wereld
meer conservatief is dan het Engel-
sche op het punt van vormen; de
Chineezen misschien uitgezonderd.
Diezelfde Engelschen, die zulk een
poppekast-achtige ontvangst volstrekt
niet onnatuurlijk achten, vinden er
geen bezwaar in, met de meeste
vrijmoedigheid de handelingen hunner
Koningin, zelfs waar het geheel per
soonlijke aangelegenheden betreft,
die met Regeeringszaken in geenerlei
betrekking staan, aan critiek te
onderwerpen. Zoo vonden wij, even
na het onlangs gevierde jubilaeum,
na de opsomming der geschenken,
die de Koningin had ontvangen, in
eenige dagbladen vermeld, dat zij
nogal schriel was geweest zoowel
ten aanzien van de hulpbehoevenden
van haar onderdanen, als van de
politie, die bij de feesten ongemeen
zware diensten had verricht, dat
zij, ondanks haar rijkdommen en
kolossale inkomsten, toch alles bijeen-
scharrelt wat zij maar kan losmaken
voor haar talrijk kroost; in deze
niet ongelijk aan den bejaarden
President der Fransche Republiek,
wiens meest kenmerkende eigenschap
tegenwoordig ook het potten schijnt
te zijn, ten behoeve van zijn eenige
dochter en haar echtgenoot, welke
laatste er evenwel beter slag van
heeft het geld te doen rollen. Het
spreekt vanzelf, in de aanzienlijke
kringen der Salisbury's en consorten
wordt dergelijke stoute beoordeeling
nooit vernomen, of het moest zijn
in fluisterende gesprekken; maar de
mannen der pers zeggen het rond
weg, en men ergert er zich niet aan.
Daar zijn er die beweren, dat het
gezag zijn prestige verliest, als het
de vormen van het ontzag met zekere
lichtvaardigheid bejegent, en die in
de ceremoniën, door het gebruik tot
wet verheven, de hechtste waarbor
gen vinden voor de handhaving der
orde. We kunnen toegeven, dat alle
j vormen niet verwaarloosd mogen
worden: te groote familiariteit tus-
schen regeerders en geregeerden zou
misschien niet met het algemeen
belang overeenkomen. Waren alle
menschen verstandig, dan zou men
daar geheel niet aan behoeven te
hechtende grens tusschen een ge-
wenschte gemeenzaamheid en plompe
vrijpostigheid zou vanzelf in acht
worden genomen. Maar voor de tal-
looze minder verstandigen is het
noodig, zekere afstanden af te bake
nen; en zij, voor wie dat minder
noodig is, behooren toch, ter wille
van het overwicht van het gezag,
die afscheidingen te eerbiedigen.
Dat men hierin veel verder soms
gaat, dan liet gezond verstand kan
goedkeuren, leeri ons het voorbeeld
van Engelands Koningin.
De echte gentleman boezemt ontzag
in zonder buitengewone middelen:
al doet hij zich nog zoo natuurlijk
voor, niet licht vergeet men wie hij
is en met welke waardigheid hij is
bekleed. De President der Vereenigde
Staten, Cleveland, is zulk een be
voorrecht wezen; steeds vriendelijk,
is hij voor iedereen genaakbaar,
zonder benauwende ceremoniën,
en toch zal niemand een oogenblik
uit het oog verliezen, dat hij is liet
Hoofd van den Staat. Niet lang ge
leden bracht hij een bezoek aan de
streek, waar hij geboren werd, om
er eenige dagen rustig de herinnerin
gen zijner jeugd te genieten. Onder
anderen reed hij met een doctor
naar een boer, op wiens hoeve hij
als kind speelde; onderweg wilde de
arts even bij een zijner patiënten
gaan kijken, en middelerwijl hield
(ie President het paard vast. Zijn
geboortedorp reed hij in een eenvou
dig open rijtuigje binnen, en vrien
delijk groette hij daar al zijn voor
malige bekenden. Een oud man
kuierde langs den weg; Mr. Cleveland
deed zijn koetsje stilhouden, en riep:
«Hé, hoe vaar je, master Bridseye?
Ik ken je nog wel, ge hadt vroeger
een winkel even buiten het dorp
Een groep burgers kwamen hem met
veel hartelijkheid verwelkomen; hij
sprak hen aan, herinnerde de guiten
streken die hij als knaap verrichtte,
de massa visch die hij gepoogd had
te vangen maar niet te pakken kon
krijgen, enz. Intusschen hield een
manneke zoolang zijn hoed vast;
toen hij verder ging zette deze bij
vergissing het presidiale hoofddeksel
op. De hals werd erg verlegen, maar
Cleveland lachte even smakelijk als
al de anderen.
Ziet, we zijn geen hartstochtelijke
bewonderaars van de Amerikanen,
hun opvattingen en gewoontenmaar
voor de lichtzijde van den echt
democratischen geest, die hen bezielt,
kunnen we niet ongevoelig zijn. Eeu
episode als deze, uit het leven van
den man die vele zijner voorgangers
overtreft door den ernst, waarmede
hij het gezag hoog houdt en zelfs
zijn politieken tegenstanders ontzag
inboezemt, is de vermelding ten
volle waard.
De geboortedag van prinses Wil-
helmina zal dit jaar te 's-Hage voor de
eerste maal van wege de gemeente
openbaar gevierd worden.
Op den middag zal de stad eene
muziekuitvoering van de schutterij-kappl
aanbieden in den muziektempel, aan bet
kruispunt der middenlaan van het Voor
hout opgericht. Des avonds zal het
Voorhout in slingerfiguren langs de
hoornen feestelijk verlicht worden en zal
een ander muziekcorps de wandeling
door de geïllumineerde lanen opluisteren.
De jongste dochter van Z. K. H.
den groothertog van Saksen-Weimar,
prinses Elisabeth, gehuwd met een zoon
van den groothertog van Mecklenburg,
wordt 1 September te Scheveningen ver
wacht. Zij zal haren intrek nemen in
het Hotel garni, waar ook de groothertog
verblijf houdt.
De besturen der Nederlandsche
spoorwegmaatschappijen zijn uilgenoodigd
om op Dinsdag G September e. k. bijeen
te komen in de bureaux van den raad
van toezicht op de spoorwegdiensten,
tot het houden eener bespreking over
de a. s. vvinterdienstregeling.
In de gemeente Leiden is weer
een geval van hondsdolheid voorgekomen
alle honden, die zich daar op den open
baren weg vertoonen, moeten daarom
gemuilkorfd zijn.
Omtrent den uitslag der proef
neming met patroongordels bij het 4. reg.
inf. wordt gemeld, dat er voorgesteld is,
den dubbelen gordel (100 patronen be
vattende) aan te nemen; voorts den
koppel en de patroontasch te doen ver
vallen en het pionnier-gereedschap aan
den ransel te bevestigen.
Op den verjaardag van Prinses Wii-
helmina zal er een guldenstrein loopen
van Amsterdam en Utrecht naar Den
Haag en terug.
Naar de vGoudsche Ct." verneemt,
heeft men aan mr. J. G. Palijn, vroeger
afgevaardigde voor liet district Gouda,
gevraagd of hij thans weder geneigd
zoude zijn de candidatuur voorde Tweede
Kamer te aanvaarden en tot antwoord
bekomen, dat er verschillende redenen
zijn, die hem op dit oogenblik weerhou
den, eene candidatuur voor dit district
aan te nemen,
Men schrijft uit Apeldoorn
«Behalve de hier reeds bestaande af-
deeling van de Maatschappij van Tuin
bouw en Plantkunde, is hier nog een
Een verhaal uit den Dertigjarigen
Oorlog.
naar
HERMANN LINGG.
3) «Genadige heer, onze kelders zijn de
grafgewelven, en onze spijskamers zijn
de doodkisten. Zoo is het tegenwoordig
in het Duitsche land gesteld."
«Wie ben jij," snauwde Falkenburg
hem toornig toe.
«Bewaarder van dit slot. en van mijn
vak, slager uil Constanz." Veroorloof mij.
heer, want ik hoor reeds de schaper,
blaten, die uw volk van onze kudde ge
nomen hebben. Men zal mij noodig
hebben."
Dit zeggende, maakte de man eene
buiging en verliet het vertrek.
«Een bediende durft zoo niet spreken,"
zeide Falkenburg tot zich zelf, «dien man
zal ik in het oog houden. Als die niet
onder Tilly of Wörth meegedaan heeft
dan heb ik nooit eene lont geroken. Wie
weet of hij geen spion is; in elk geval
schijnt hij zeer vastberaden en ons
vijandig, ja tot alles in staat te zijn.
Hij ging op den eenigen stoel zitten,
die in 't vertrek stond, en bezag de ge-
paneelde, door ouderdom bruin gewor
den muren, en de arabesken van snijwerk,
waartusschen de wapens der Montforts
waren aangebracht. Onder den grooten
schoorsteen knetterde het vuur.
«Het is hier wel aardig," mompelde
hij «als Fortuna mij eens zulk een slot
geschonken had Hier eindigt
dus mijne krijgsmansloopbaan!" Hij haalde
een br ief uit den zak en ging voort«hij
schrijft mijde onderhandelingen te
Munster zijn zoover gevorderd, dat men
eiken dag de voorloopige vredesvoorwaar
den wachten kan. Er zal dus vrede
komenEn wat wordt er dan
van ons? Dan is het liedje gezongen.
Wat heb ik nu van al mijn dapper
vechten, groote diensten en vele avonturen?
Wat heb ik daarvan? vodden aan het
lijf en schaarden in het zwaard
«Kapitein! kapitein!" riep de vaandrig
binnenstormende, «wij hebben alles ge
vonden. Vaten wijn in de kapel, hoenders
achter het orgel en wildbraad in de
rookerij, en 't beste komt nog
«Nu wat is dat dan Hebt ge speel
mannen voor den dag gehaald
«Ge zult het zoo zien." Dit zeggende
opende hij de deur, eu bleek en bevend
traden Gravin Montfort en hare dochter
binnen.
Falkenburg stond op en ging haar
tegemoet.
«Het zijn dappere dames" fluisterde de
vaandrig hem toe. «Zij wilden zich niet
gevangen geven."
Met een trotsch gebaar trad de gravin
op Falkenburg toe en verzocht hem haar
vrij te laten. Haar gevangen te houden
zuu toch den Zweden weinig baten. Daaren
tegen zou zij niet nalaten zich dankbaar
te betoonen voor elke grootmoedigheid
haar bewezen.
Falkenbuig zag de dames met groote
deelneming aan. Ofschoon zij in een ge
waad van ruwe stof gekleed waren,
kwamen toch haar voorname houding en
edele trekken duidelijk voor. Vooral was
freule Pia eene aanminnige gestalte, en
de vrees, die zij tot nu toe niet kende
verhoogde op hare bleeke wangen den
lieflijken blos. Falkenburg gedroeg zich
zoo beleefd mogelijk. Hij zeide, dat hij
wel is waar niemand uit het slot mocht
laten gaan, maar tegenover dames konde
hij wel eene uitzondering maken, wan
neer zij slechts het doel haier reis noe
men wilden. Maar toen het antwoord
op deze vraag luidde: naar Bregenz,
trok hij de schouders op, en zeide, dat
dit moeilijk zoude gaan, omdat alle wegen
daarheen reeds bezet waren.
«Wij geheel in uwe macht, heerZweed,"
zeide de gravin.
Falkenburg viel haar lachend in de
rede, en zeide «Ik ben geen Zweed, ik
ben een Duitscher, en het ongeluk van
mijn vaderland treft mij diep. Waar ik
kan, leen ik gaarne de hand, om een der
groote kwalen van den oorlog ter zijde te
stellen of te matigen. Ga met God. Ik
zal u twee mijner ruiters als geleide
medegeven. Dat wil zeggen, voor een
eind weegs, meer mag ik niet doen.
Adieu."
Nadat de dames haar ridderlijken vijand
hadden bedankt, stonden zij op het punt
om heen te gaan, toen de deur werd
geopend, en de jonge Wrangel binnen
trad. Zoodra hij het slot was binnenge
komen had hij de soldaten in den be
nedengang hij een vat wijn aangelrot-
fen; zij hadden den zoon van hun generaal
jubelend begroet en op zijne gezondheid
gedronken. En hij had op hun verzoek
ook eenige bekers van het vurige druiven
sap geledigd.
«Die scherpe oostenwind," riep hij,
heeft mijn keel droog gemaaktDeze
wijn is niet slechter dan de Rudesheimer
Waar is Falkenburg?
«Hij was boven en twee gevangenen
hij hem," zeiden de soldaten, waarschijn
lijk de gravinnen Montfort.
«Wat I" riep de jonge Wrangel uit,
«zijn die onze gevangenen? wat een
geluk
Vroolijk snelde hij de trappen op, en
stelde zich aan de dames voor, die
van schrik niet konden spreken. Toen
hij echter het geluk roemde, dat haai tot
zijne gevangenen maakte, nam de gravin
het woord, en vei klaarde, dat zij zooeven
verlof hadden ontvangen oin de reis voort
(e zetten.
Falkenburg viel direkt in: «Dat is
zoo, ik heb verlof gegeven
«Neen, neen" riep Wrangel haastig,
«gij blijft hier." En ter zijde sprak hij
tot Falkenburg «Waar denkt gij aan?"
De Montforts zijn het zeer met de
Jezuïeten eens, en rijk, zeer rijk. Het
spijt mij," zoo wendde hij zich weder
tot de dames, «Gij moet in arrest blij
ven Geen priester zal u daaruit be
vrijden.
Terwijl hij die woorden sprak, nam
zijn fijnbesneden gelaal, eene woeste
uitdrukking aan.
(Hordt vervolgd)