NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. Voor Bregenz. 'S. N. 74. Woensdag 14 September 1887. Zestiende Jaargang. VOOR abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Die zich. van he den af abonneeren op de Nieuwe Amersfoort- sche Courant, ontvangen de nog te verschijnen num mers tot 1 October 1887 gratis. LIEFDE OF PLICHT? Klokgelui. Feuilleton. AMERSFOORTSCHE COURANT. Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Daar velen uwer hunne tevreden heid hebben betuigd met ons plan, om voor enkele stuivers eenige der nieuwste en degelijkste Romans in eigendom te krijgen, zullen wij met 1 October a. s. weder laten ver schijnen door IDA BOY-Ed. Het boek is uitsluitend verkrijgbaar voor abonné'sop onze courant, ook voor hen die zich tegen 1 October abon neeren, voor den prijs van veertig cents. In den gewonen boekhandel is het niet verkrijgbaar, noch vroeger tegen hoogeren prijs verschenen. Dit interessante werk ziet voor het eerst in Nederland het licht. In dit nummer is een advertentie met BON geplaatst. Elk onzer abonné's binnen de stad heeft het recht die te teekenen en aan ons bureau met bijvoeging van 40 centen in te zenden. Buiten de stad tegen inzending van een postwissel groot 50 centen. Het boek wordt 1 October aan alle inteekenaren franco afge leverd. 't Is altijd goed, vooraf gewaar schuwd te zijn, dan weet men waar aan zich te houden. De vergadering in het «Volkspark" te Amsterdam, op den dag dat de heer Domela Nieuwenhuis zich voor 't eerst na zijn invrijheidstelling te midden zijner getrouwen vertoonde, is wel geen aantrekkelijk onderwerp van bespreking maar wie de ver schijnselen van zijn tijd en in zijn vaderland nauwlettend waarneemt, en zich rekenschap geeft van 't geen er voorvalt, slaat ook de bedroevende feiten met opmerkzaamheid gade. We hebben daar mannen zien optreden, die er hun levenstaak van maken, het gemoed van het Neder- landsch volk te vergiftigen. De ovatie, aan den leider gebracht, kunnen we van minder beteekenis achten; het weerzien van een partijhoofd moet wel indruk maken op zijn geestver wanten. In hoeverre de lieden, die de meeting van 4 September bijwoon den, zoo genoemd mogen worden, is niet uit te makende nieuwsgie rigen en de liefhebbers van eenig schandaal vormden zeker een niet onaanzienlijk contingent, wat de getalsterkte betreft. Maar van' zeer bedenkelijken aard was hetgeen in die vergadering ge zegd is door den onderbevelhebber van het sociaal-democratisch legertje. Die man, de heer Croll, is ongemas kerd opgetreden als de apostel van den haat. Hij heeft een taal uitge sproken, die in een geregelden Staat niet mag geduld wordenniet zijde lings, maar openlijk aangespoord tot oproer. Dat hij tot dusver niet met den dolk, maar met de pen heeft gestre den, moet volgens zijn zeggen gewe ten worden aan de omstandigheid, dat zijn haat nog niet fel genoeg was, want, hij had niet, zooals hij van zijn toehoorders verklaarde, honger geleden. En nadat hij, met soortgelijke uitdrukkingen, de lieden tot een waanzinnige opwinding had gebracht, eischte hij van hen de verklaring, dat zij zouden halen de maatschappij, het gezag, de heele wereld. Naast hem stond toen de man, die eenmaal als prediker van het évangelie der liefde de gemeente had opgewekt op het voetspoor van den Menschenzoon broedermin aan te kweeken, maar die thans met kennelijk welgevallen het zaad zag uitstrooien, waarvan burgeroorlog de rampzalige vrucht moet zijn. Wat diepe val! Wij zijn besliste voorstanders van de vrijheid van hot woord. Doch wanneer daarvan misbruik wordt gemaakt op eeu wijze, een vrij volk onwaard; wanneer het kostbaarste onzer staatkundige rechten wordt gebezigd niet in een geest van vrij heid, maar van ongebondenheid, dan meenen wij er aan te moeten her inneren, dat elke vrijheid haar gren zen heeft, namelijk die van het algemeen belang. Of Croll de maatschappij vuriglijk haat, boezemt ons niet de minste belangstelling in, dat moet hijzelf maar weten. Zijn bedekte bedreiging met den dolk, het geliefkoosd wapen van lafhartige sluipmoordenaars, is meer dan belachelijk: en zijn herin nering, dat hij eigenlijk niet de ge lijke is van de «proletariërs," tot wie hij het woord richt, mogen dezen voor kennisgeving aannemen. Maar indien zoo iemand meent, dat hij in het openbaar mag zeggen wat het booze hart hem ingeeft, dan is de overheid daar om hem aan het verstand te brengen, dat hij zich vergist. Ook ter wille van de vrijheid van het woord moet zulke dolzinnige j taal niet geduld worden. Daarenboven, het is de taak van het openbaar gezag, de toekomstige slachtoffers der opruiing in beseher- ming te nemen. De leiders zouden niets liever zien, dan dat de geest van haat en wraak tot een uitbar sting voerde; mislukt de poging, om de wanorde te doen zegevieren, dan zijn zij buiten schot, cn laten de misleide schare de gevolgen dragen; slaagde de toeleg, dan zouden zij als de aanvoerders kunnen optreden, en wie weet welke droomen van toekomstige grootheid zich aan die kans vastknoopen. Voor 't minst een democratische republiek, met Domela Nieuwenhuis als president en Croll als voorzitter van den ministerraad De alarmklok werd in het «Volks park" geluid, en de overheid mag zich niet doof houden voor die klanken. Zij mag niet toelaten, dat het gift van den haat en het zaad van de tweedracht mildelijk wordt uitgestrooid over een licht ontvlam bare menigte. Wij zullen niet bewe ren, dat bij die gelegenheid een andere houding van de Amsterdam- sche politie meer passend zou zijn geweest; integendeel, het komt ons voor dat zij door haar kalmte aan spraak heeft op lof, daar voor dien dag ongeregeldheden zijn voorkomen. Doch diezelfde kalmte kon ook wei eens de driestheid der leiders ver- hoogen, en daartegen moet gewaakt worden, allereerst in het belang dergenen, die geheel of ten deele aan hun leiband loopen, en verder in dat van de rustige burgerij. Ook deze heeft zekere rechten, recht allereerst op bescherming van per sonen en eigendommen. Nu moge men iu 't algemeen niet ingenomen zijn met maatregelen van preventie, als het oogenblik van repressie is gekomen, dan is reeds aanmerkelijke schade toegebracht, die in ons land door niemand wordt vergoed. Of dat laatste billijk is, willen we geheel onbeoordeeld laten; maar met dat stelsel rust ook op de overheid de taak, al te doen wat in haar vermo gen is om rustverstoring te voorko men. Een krachtig gouvernement legt aan oproerkraaiers eenvoudig het zwijgen op; zijn de mannen, die ons besturen, daartoe niet bij machte, dan behooren zij hun mandaat neder te leggengeven de wetten er geen vrijheid toe, wat wij betwisten, dan moeten die wetten verbeterd worden, en zoo ingericht, dat geen kemelen kan doen doorzwelgen. Oproerpredikers over de grenzen zetten, kunnen we niet; vooreerst laat de wet het niet toe, ten tweede zou dan een ander last van hen krijgen. Hen deporteeren naar een of andere kolonie, waar zij kun nen werken voor hun onderhoud, ook dat behoort bij ons tot de onmogelijkheden. Daarom make men zich de waarschuwing, die zij van hun voornemens gegeven hebben, ten nutte, en doe hun de ervaring opdoen, dat er een hoogere macht in den staat aanwezig is dan die j van het ruw geweld. Er zijn sociale nooden, die voor ziening eischenmaar alleen door eendrachtige samenwerking kan dat doel worden bereikt Elke revolutie heeft den gang der beschaving tegen gehouden, de inwerking van hervor mingsdenkbeelden voor langen tijd verhinderd. Daarenboven, met het sociail-democratisch streven is het laatste woord nog niet gezegd. Mocht het ondenkbaar geval zich voordoen, dat een beweging in die richting slaagde, dan zou spoedig blijken dat de tegenwoordige aanvoerders om hun «gematigheid" werden veroor deeld, en dat Croll zijn dolk wel in gereedheid mocht houden om zich tegen eigen geestverwanten te ver dedigen. Ook dat is meer gezien. De aanstokers der Parijsche commune- gruwelen van 1871 verloren ook heel spoedig het vertrouwen der menigte. Maar hoe dit zijn moge, de heeren omverwerpers late men niet beproe ven, hoe ver zij het brengen kunnen. Onzen autoriteiten is opgedragen, de rust te handhaven, en tegen over openlijke prediking van klassen haat is liet zaak, de lluweelen hand schoenen uit te trekken. advocaten-handigheid de grootste j Gebeurt dat niet, laat men maar razen wat razen wil, dan neemt het publiek de van sociale zijde bij herhaling uitgekraaide uitdaging aan, en Rotterdam heeft bewezen aan welke zijde in dat geval de meeste Een verhaal uit den Dertigjgrigen Oorlog. NAAR HERMANN LINGG. 8) Gejaagd snelde Marfisa uit haar ver trek. In de voorzaal vond zij haar dienaar slapend. Zij schudde hem wakker en beval hem terstond hare wapens in orde te brengen. Zij zouden den volgenden morgen aan het gevecht deelnemen. «Dat zal Generaal Wrangel genoegen doen, als hij u weder bij de troepen ziet" zeide Flanquin. «Hij trekt altijd een gezicht alsof hij het heele gevecht aan uwe leiding wilde overlaten." «Zwijg", duwde Marfisa hem toe, «omdat je zelf geen moed hebt, meen je dat eene vrouw nog minder hebben moet. Flanquin verwijderde zich; maar maakte eene beweging die even ironisch was als zijne woorden. Zij dreigde hem met den vinger en wilde juist weder in haar kamer gaan, toen de jonge Wrangel naar boven kwam snellen en zich voor haar plaatste. „Wat gebeurde hier?" zoo voer hij uit. «Je hebt vader om een onderhoud verzocht en met hem, omtrent mij over eenkomsten getroden. Hij heeft ine zoo iets er van gezegd". «Ja het is waar. Ik beng bang voor je. «Dat kunt ge mij toch niet beletten" zeide zij. Hij echter, voegde er verwijtend bij «Ik begrijp niet waarom ge u in mijn weg plaatst Markiezin. Wat hebt ge toch voor plannen?" «U te redden. «Mij te redden," zeide hij lachend. «En daartoe hebt gij pogingen gedaan?" «En naar ik hoop niet te vergeefsch," antwoordde Marfisa beslist tevens hare woorden zoo zachtmoedig mogelijk uit brengende. Dit maakte echter op den jongen Wrangel geen indruk. «Vergeefsche pogingen," zeide hij met nadruk. «Dat niemand het wage zich in tnijne zaken te mengen." «Vergeef mij kapitein Wrangel, ver geef mij," fluisterde zij. Heb ik het om mijne genegenheid voor u verdiend, dat ge mij zoo ruw, zoo terugstootend be handeld «Wat heden gebeurde, moet u vol doende hebben getoond welke gezindheid ik bij u jegens mij moet veronderstel len. Gtj intrigeert tegen mij!" «Zooiets heb ik nimmer durven doen!" riep Marfisa op waardigen toon. «Zoon van den grootpn veldheer; niemand acht en waardeert u meer dan ik! Mijn ijver voor uw welzijn en heil is al bekend en wordt alleen door u geloochend." «Ik weet waarop ge zinspeelt; toen gedurende het gevecht van gister een boer zijn geweer op mij aanlegde, tiof hem een sabelhouw van uwe hand. Nu het was niet het eerste uwer dappere stukken. Ge houdt er van u vermetel te toonen." «Mijne hand heeft evengoed als een andere de wapens gevoerd; maar ach hoezeer beefde mijn hart. Waart gij ge vallen kapitein dan zou ik meè in den dood zijn gegaan, en als Walkiire had ik u naar de helden in Walhalla bege leid." «Ge spreekt van fabelachtige wezens. Wat beteekenen uwe woorden dan? vraagde Wrangel verbaasd. «De gestalten der Noordsche Sage, zijn mij niet vreemd. Ik vind iets in die verhalen dat mij aandoet als mijn eigen lot. Onze lotgevallen sluimeren in ons binnenste en toch zijn ze ons verborgen. Wat kunnen we van anderen verlangen dan hoogstens miskend te worden." «Miskend te worden, herhaalde de jonge Wrangel. «Waarlijk, ge laat daar een diepere zijde van uw karakter kennen dan men tot heden bij u kon opmerken." «Weet gij dan den moed en de trots eener vrouw te waardeeren I vraagde Marfisa. «Welk man zou het niet?" «Ach ik was bijkans vergeten dat ge die schoone freule Montfort bemint. In 't eerst meende ik dat de hulde die ge het kind beweest, niet ernstig gemeend ware. Maar werkelijk hebt ge die heilige lief?" «Ik weet wat ge zeggen wilt. Maar ik trotseer elk gebod en zal haar niet verloochenen I" «Kies toch niet een zoo zwaarmoedig woord. Binnen een dag of twee is die vluchtige genegenheid vervlogen." «Nimmer I" riep de jonge Wrangel. «O, ik zou haar kunnen nasnellen; mij aan hare voeten werpen, ze uit de vlammen of uit 't water willen redden!" «Daartoe zal wel weinig gelegenheid zijn!" zeide Marfisa, lachend, en Wrangel antwoordde «Alles waag ik, alles zet ik op 't spel om haar te winnen. Het geluk begunstigd den stoutmoedige." Ge zijt werkelijk zoo opgewonden als of ge nog nimmer eene schoone adelijke dame hadt gezien De jonge Wrangel zeide, met geest drift «Eene verschijning als die der maag delijke schoone zag ik nog nooit Wat was ik een woestaardMaar ik zal het weder goed maken Morgen wordt het vrede; weet ge dat? En om aan de hand dier heerlijke maagd een nieuw tijdperk in te treden, zal een schoon beeld zijn der algemeene verzoe ning?" Marfisa verschrikte. Dat had zij niet verwacht! Maar ik geef den strijd niet op, zeide zij bij zich zelve. Zijne harts tochtelijke uitdrukkingen zijn gelukkig te overdreven, dan dat zij werkelijken ernst kunnen zijn." Allereerst moest zij nu hare taktiek veranderen. Zij hield zich alsof zij bereid ware, zijne wenschen te bevorderen en oin hem van hare vriendschap te over tuigen, beloofde zij liein de bemiddelaar ster te zullen zijn tusschen hem en freule Montfort. Zij begon met hem toe te stemmen dat hij de geliefde veroveren moest. Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1887 | | pagina 1