nieuwe Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. No. 95. Zaterdag 26 November 1887. Zestiende Jaargang. VOOR abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG M ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: De militie der toekomst. BINNENLAND. F euilleton. AMEBSFOORTSCHE COURANT. Per 3 maanden 1.Franco per post door bet geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën vierrr.aal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. We zouden ons aan overdrijving schuldig maken, indien we beweerden dat over de plannen der Regeering ten aanzien van de levende strijd krachten reeds zooveel licht is opge gaan, dat men zich een heldere en volledige voorstelling kan maken van hetgeen het Nederlandsche leger over eenige jaren zijn zaleen hoek van den sluier werd evenwel reeds opgelicht, groot genoeg om ons een vluchtigen blik te doen slaan. In de laatste zitting der Eerste Kamer (5 Nov. j.l.), sprak de Minis ter van Oorlog: »Ik kan den geachten spreker" den Heer Elout van Soeterwoude, «mededeelen, dat er bij mijn Depar tement reeds nu een schema gereed ligt, waarin de regeling van den militairen dienstplicht, gelijk die kan worden na aanneming der herziene Grondwet, is nedergelegd; wel is waar in breede, maar toch in zoo juist mogelijke trekken. Ten opzichte der schutterijen, waarop spreker voornamelijk doelde, kan ik mede deelen, dat in genoemd schema is opgenomen wat in de Nota van Antwoord op het laatste Verslag der Tweede Kamer over de herziening van hoofdstuk VIII werd gezegd »Zij, die door het lot niet worden toegewezen aan het actieve leger, zullen ingelijfd behooren te worden bij een andere categorie onzer levende strijdkrachten, die, hetzij met den historischen naam van schutterijen, hetzij met dien van landstorm, onder beperkte militaire verplichtingen zal dienen te worden opgericht." »Het ligt dus in het plan om wel is waar de schutterijen in hun tegen- woordigen vorm van gemeentelijke instellingen te doen vervallen, maar niet noodwendig om ze te doen ver dwijnen uit onze krijgsmacht, waarbij zij een gewijzigde bestemming kunnen bekomen, geheel los van den band waardoor zij thans gehecht zijn aan de gemeenten." Dat is althans iets, maar er is nog meer. In den laatsten tijd is een Kon Besluit verschenen, rege lende de oefening van jongelieden die de hoogere burgerscholen en de gymnasiën bezoeken, in plaatsen waar troepen in garnizoen liggen. Het doel van dezen maatregel is niet alleen, binnen het bereik van gezegde jongelui de voordeelen te brengen, die de vrucht zijn van zekeren graad van geoefendheid, wanneer zij dienstplichtig worden, maar bovendien, uit die kringen een klasse van reserve-officieren te trek ken, om te voorzien in de behoefte, die het gevolg zal worden van meer dere uitbreiding der volkswapening. Nog zijn bepalingen in uitzicht ge steld, die betrekking zullen hebben op leerlingen van dezelfde soort van scholen in plaatsen waar geen gar nizoen is. Men weet dat bet denkbeeld, opleiding van reserve-officieren, hoofd zakelijk afkomstig is van den heer Van Darn van Isselt, kapitein der infanterie te Kampen, die met de kracht eener gevestigde overtuiging langen tijd in woord en in geschrift de noodzakelijkheid heeft bepleit. En al is nu pas de eerste schrede ge daan op den weg, door hem aange wezen, het meerdere zal, ver trouwen we, ook wel volgen. Natuur lijk is het nu niet mogelijk te zeggen, of het juist de Minister YVeitzel zal zijn, op wiens schouders de niet gemakkelijke taak der reorganisatie van ons krijgswezen zal worden gelegd; maar elk bewindsman, die iets blijvends tot stand wil brengen, zal wel rekening moeten houden met de beginselen, door de groote meer derheid der deskundigen als de ware erkend. En het is goed, reeds nu deze dingen te bespreken; onze aan staande Volksvertegenwoordigers toch zullen waarschijnlijk spoedig genoeg geroepen worden, aan dit nationaal belang hun aandacht te wijden. De punten, waarop het voorname lijk zal aankomen, zijn deze: Onze weerbaarheid rust niet in de eerste plaats op de verdedigings- werken, maar op de verdedigers. Zijn aan de »doode" strijdkrachten in de laatste jaren ontzaglijke som men ten koste gelegd, de linanciëele olfers, die de natie zich ten behoeve van de verzekering van 's lands onafhankelijkheid behoort te getroos ten, zullen hoofdzakelijk worden aan gewend om een krijgsmacht te scheppen, waarmede men met eenige gerustheid de gebeurlijkheden der toekomst kan afwachten. Niet slechts de kleine minderheid, door het lot daartoe aangewezen, moet in staat gesteld worden om de wapenen te dragen ter handhaving van de onafhankelijkheid, maar allen, wien het niet aan geschiktheid ontbreekt. Zullen de eersten de kern des legers blijven vormen, uit de overigen wordt een reserve samen gesteld die insgelijks zóó wordt ge oefend en tevens zóó georganiseerd, dat zij terstond beschikbaar is als de nood het vereischt. Daarbij slui ten zich dan later aan degenen, die aan hun militieplichten voldaan heb ben, en wier geoefendheid hun een groote waarde voor de defensie geeft. Het spreekt vanzelf, dat ook onze krachtige plattelandsbevolking daar van niet blijft verstokenzij zal ophouden een krijgsmacht op het papier te zijn, maar zal moeten deelen in al de rechten en plichten van de ingezetenen der gioote ge meenten. Onze legerreserve zal niet langer, gelijk thans, door de gemeentelijke autoriteiten worden geregeld en uit de gemeentekas onderhouden, wat haar uitrusting aangaat, maar onder rechtstreeksche leiding komen van het Departement van Oorlog, in plaats van, gelijk tot nu toe, van dat van Binnenlandsche Zaken. Plaatsvervanging, onder welken vorm ook, behoort te worden uitge sloten. Geen toestand mag worden bestendigd, waarbij de meest ge schikte elementen onzer natie van de landsverdediging vreemd blijven; het algemeen belang moet door allen worden gediend. Ook mag dan geen nummerverwisseling tusschen ingeschrevenen voor de militie en die voor de reserve worden toege laten elk neemt de plaats in, hem volgens de wet aangewezen. Deze vier zouden we de hoofdbe ginselen kunnen noemener zijn nog enkele bijzonderheden, over welke het mede niet kwaad zou zijn, eens van gedachten te wisselen. Bij voorbeeld, is het niet billijk, dat ook zij die wegens een of ander gebrek van geringen aard worden afgekeurd, toch belast worden met eenige taak overeenkomstig hetgeen van hen te vergen is, en dan ook voor die taak worden opgeleid? Jongelieden, die door hun gebrekkig gezichtsorgaan, lichten graad van doofheid enz niet in de gelederen kunnen worden opge nomen, zijn toch dikwijls zeer ge schikt voor bureauwerkzaamheden bij administratie of intendance, of voor hospitaaldienst. Behooren zij tot de ontwikkelde klasse, dan zijn er nog wel andere takken van dienst, waarbij van hun medewerking uit muntend partij is te trekken, bijv. bij de telegrafie. Het algemeen streven moet zijn, om een rechtvaardige verdeeling van militaire lasten tot stand te brengen, zoodat er van bevoorrechting geen sprake meer is. Met de toepassing van dit beginsel zal de belangstelling in de zaak der landsverdediging ge lijken tred houden; en zoo worden wij een krachtig volk, bezield met de meest vredelievende bedoe lingen, doch tevens met den vasten wil, om onze nationale zelfstandig heid tegen elke aanranding te be schermen. Donderdag boden de leden van de Tweede Kamer hunnen voorzitter een gastmaal aan. Naar aanleiding der belangrijke wij zigingen in de Begrooting van Oorlog gebracht, heeft de commissie van rap porteurs een tweede afdeelingsonderzoek voorgesteld. Onderscheidene telegrafisten in ons land hebben, naar aan het N. v. d. D. gemeld wordt, aanvrage gedaan, om te worden geplaatst aan de maatschappij welke, geldelijk gesteund door de Neder landsche, Fransche en Engelsche regee ringen, in het volgend jaar eene tele graaflijn zal aanleggen van Cayenne over Suriname naar Demerara, in ver binding met het Amerikaansch telegraaf- net. Uit Amsterdam wordt aan de N. R. Ct. gemeld ïNaar vernomen wordt, zal tusschen hier en Indië eene Nederlandsche zeil vaartmaatschappij worden opgericht Aan den heer Dixoti te Londen of Liverpool zou, in vereeniging met de heeren Duin- ker en Goedkoop alhier, de organisatie zijn opgedragen. oVerder wordt vernomen, dat de Nederlandsch-Indische Stoomvaartmaat schappij, ingeval van verlenging van haar contract, eene stoomvaartlijn tusschen Indië en Nederland, in concurrentie met de bestaande lijnen, zal oprichten. Het Cenlraal-comité der antirevo lutionaire partij is tegen 9 December e. k. saamgeroepen, en omstreeks 10 dagen later kan de Deputatenvergadering worden gehouden, die denkelijk zal worden vastgesteld op Dinsdag 20 Decem ber. Voor een Ned. consortium, dat zich ten doel stelt den mineraal-rijkdom der Zuid-Afi ikaansche Republiek te doen onderzoeken, en daar een mijnbouw- ondernemirig op wil richten, zal eerst daags een miju-ingenieur zich daarheen begeven. Den 15en dezer verbrandde het kasteel Ahnern onder Wijhe. Naar de Eene geschiedenis uit den Fransch Pruisischen Oorlog Uit het Duitsch door W. W. 2) »Ik dacht het wel," antwoordde Frans smartelijk, >dat ik gelijk had! Zwarte Seppel, de wilddief, de woestaard, met wien geen fatsoenlijk meisje te doen wil hebben, heeft je betooverd met zijn stekende oogen, anders zoudt ge mij het hartzeer niet hebhen gedaan met hem te dansen, nadat hij mij zoo hevig gekrenkt had." jiHartzeer gedaan?" lachte Walpurga spottend, »heb ik je hartzeer gedaan, omdat ik met hem gedanst heb? Och wat, zeg maar niets. Waarom hebt ge 't dan geduld, zoo hij je gekrenkt heeft? Gelooft ge dat ik mij om den wille van je achteruitstel, en Seppels slechte praatjes over mij wil laten gaan? Zoo ge een knaap waart geweest, die zijn meisje hartelijk liefheeft en niet bloohartig is, dan zoudt ge hem neerge slagen hebben, voor dat hij mijne hand nam." »Zoo, ook gij gelooft, dat ik bloohartig ben en dankt mij met harde woorden, dat ik om uwentwille geen schandaal gewild heb?" >Ja, ik geloof dat ge in de stad bloo hartig zijt geworden! Een moedig jongeling laat zich nooit zijn meisje ontnemen, en als dat in de stad het gebruik is, is 't een slecht gebruik mijnheer Frans. Ik had nooit kunnen gelooven, zoo weinig waard te zijn, dat men geen vinger voor mij vei roert." >Purgi." antwoordde Frans en 't klonk alsof tranen welke hjj spijtig wilde ver kroppen hem de stem verstikte lik duid het je niet euvel, dat ge Seppel fraaier vindt dan mij, maar dat ge mij voor bloohartig houdt, terwijl ik 'tgoed meende, dat is niet recht en ik wil je bewijzen, dat ik 't niet ben. 't Ware beter ge weest, Purgi, zoo ge mij gezegd hadt: ik houd niet van je, dan dat ge zoo verraderlijk zijt. En nu, God behoede je, Purgi, en of ik terug kom of niet, ge zult eenmaal gelooven, dat ik nooit lafhartig ben geweest." En de jongeling draaide zich kort en trotscli om, liet Walpuiga staan waar zij stond, en ging langzaam in den fraaien, warmen Juli-avond naar het ouderlijke huis. Walpurga oogde hem na, eerst vol toorn in 't hart, vervolgens langzamer hand weeker gestemd, en toen eindelijk de smart oplossende tiarien in haie oogen drongen, en haar mond zich ont sloot en zij hem een liefderijk woord wilde naroepen, was de trotsche jonge ling reeds in de duisternis verdwenen. Zij sloot het venster, leunde met het hoofd op hare hand en de ellebogen op den vensterrand en weende bitter. Frans was niet naar huis, maar naar de herberg gegaan, schoon zulks zpne gewoonte niet was. Hij had iri de naaste groote stad een hetere opleiding genoten dan de meesten van zijn leeftijd in het dorp, en zijn vader, de welgestelde bur gemeester Fink, weerstreefde zijne lief hebberij voor de muziek niet, zoodat Frans geen gewoon dorpsmuzikant, maar een degelijke toonkunstenaar geworden was, die iets van contrapunt wist en ook wat betreft goede opvoeding en fatsoenlijkheid zijn leeftijdsgenooten ver overtrof. Men nam hem zulks echter minder kwalijk, dan de omstandigheid, dat hij in herbergvermaken geen smaak vindende, zich in 't oogloopend afzon derde, 't geen men voor trotschheid en hoogmoed hield. Heden echter gevoelde hij zich letter lijk naar de herberg getrokken. Hij be vond zich, na het gesprek rnet Walpurga, in een zeer zonderlinge gemoedsstemming, 't Was een zonderling mengsel van wee moed, spijt en toorn, dat hem naar de herberg dreef; hij wilde drinken en vroolijk zijn, en Walpurga zou zich erge ren, als zij 't vernam, 't geen natuurlijk niet kon uitblijven. Toen Frans de gelagkamer binnentrad, aan een eenzame tafel plaats nam en een pint wijn bestelde, staken de knapen de hoofden bijeen, en Frans bemerkte wel aan hunne blikken en lachen, dat zij zich met hem vroolijk maakten, maar hij stoorde zich er niet aan, hoe duide lijk zij 't ook deden. Daar trad zwarte Seppel in de gelag kamer, wierp zijn hoed op een tafel en bestelde wijn, «choon men 't aan hem kon zien, dat hij niet geheel nuchter was. Dat geleek den knapen, want zij wa ren bekend met den twist op den dans vloer en zouden hartelijk gaarne de twee vijanden tegen elkander opgehitst hebben. ïZijt ge daar ook, Seppi," riep een der knapen van de tafel af waaraan hij zat. »Purgi heeft je waarschijnlijk op den eersten avond niet lang bij zich willen hebben, opdat 't niet in 't oog zou vallen?" Seppel, die dadelijk zag, dat men niet hem naar Fink wilde ergeren, lachte en antwoordde. »Ja, 't meisje is mij goed gezind een zieke vink heeft haar zijn treurig lied voorgefloten, en daarom was zij niet geluimd orn aan 't venster te komen, maar morgen komt er weer een dag." De knapen lachten en gluurden heime lijk naar Frans, die nog altijd niet in den val wilde loopen en zijn toorn met wijn wegspoelde. iLuister Frans," wendde zich nu een der knapen direkt tot hem, »hoe komt het, dat heden de herbergswijn je smaakt, Purgi heeft je zeker gelast de schande van gisteren met wijn weg te spoelen »Och," riep Seppel, «hij wil slechts toonen dat hij moed heeft! 't Is heden immers kermis; hij heeft geen meisje, en nu deert het den oude niet, zoo hij vecht en daarom is hij hier gekomen 1" (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1887 | | pagina 1