NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
i
No 101.
Zaterdag 17 December 1887.
Zestiende Jaargang.
VOOR
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Wat willen de heeren
toch eigenlijk?
BINNENLAND.
Feuilleton.
A
AMERSFOOBTSCHE CODBANT.
Per 3 maanden 1.Franco per po3t door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers S Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
ADVERTENTIE Ni
Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Grootc letters en vignetten naar plaatsruimte.
De Nederlandsche Industriëelen,
die den 16 Juli dezes jaars een ver
gadering gehouden hebben, op voor
stel van de Ned. Ver. van Meel
fabrikanten en van de bekende
»Vereen. v. Ned. Industriëelen," te
Utrecht, ter bespreking van den
toestand, waarin onze nijverheid
door de buitenlandsche handelspoli
tiek gebracht is, kwamen dezer
dagen opnieuw te zamen, ditmaal
te Amsterdam, ten einde te beraad
slagen over een adres aan den
Koning.
Indien de strekking van dat adres
opgesloten ligt in de eerste zinsnede,
dan is de zaak eenvoudig genoeg.
Men beklaagt zich, dat voortdurend
buitenlandsche goederen, die belast
zijn met een inkomend recht naar
verhouding van hun waarde, ondanks
te lage aangifte en derhalve zonder
de betaling van het volle verschul
digde recht, in ons land worden
ingevoerd.
Zoo dit waar is, en we kunnen
haast niet betwijfelen, of de heeren
hebben een massa wèl-geconstateerde
feiten verzameld, waaruit blijkt, dat
er inderdaad geen verdrijving plaats
heeft, dan zijn zij volkomen in
hun recht, indien zij op dit misbruik
de aandacht der Regeering vestigen;
en al wat verder in hun adres ge
zegd wordt, mag bijna als overbodig
beschouwd worden.
Maar zeggen de heeren de
ambtenaren kunnen die te lage
aangiften niet beletten, aangezien
een juiste waardeering der ingevoerde
goederen in zeer veel gevallen voor
hen een onmogelijkheid is.
Ei, waarom?
Ontbreekt het dien ambtenaren
aan de noodige kennis? Dan moeten
we andere hebben, die beter op de
hoogte zijn. Of is de aard der inge
voerde goederen meestal zoodanig,
dat zelfs een deskundige het spoor
bijster zou raken? Dan behooren de
ambtenaren, als zij twijfel koesteren,
het goed aan te houden, en mogen
zij het niet tot verder vervoer toe
laten, alvorens zij zich, op de wijze
en langs den weg bij de Wet aan
gegeven, van de juiste waarde ver
zekerd hebben. Is een tarief eenmaal
wettelijk vastgesteld, dan moet het
stipt worden gehandhaafd, zonder
aanzien des persoons, en zonder
schijn of schaduw zelfs van oog
luiking.
Wat er volgt, behoeft geen betoog;
een Franschman zou het noemen
een openstaande deur intrappen,
wanneer de heeren vertellen komen
dat een gebrekkige werking (toepas
sing?) der tariefwetten strekt ten
nadeele van de schatkist, ten nadeele
van den eerlijken importeur, ten
nadeele ook van de Nederlandsche
nijverheid, voor welke de geringe
bescherming, welke de bedoelde
wetten haar verleenen, illusoir wordt
gemaakt. Onze industrie rekent nu
eenmaal op die bescherming, en
heeft er zich als 't ware op ingericht;
hoe gering zij moge wezen, men
wil haar liever niet missen. Of zij
is in 't algemeen belang of daarte
gen, is op het oogenblik de vraag
niet: de wet spreekt, en zij alleen
is aan het woord. Haar strikte hand
having kunnen, gelijk terecht op de
vergadering is opgemerkt, zoowel
voorstanders van vrijen handel als
van bescherming eischen.
Doch, we beginnen elkander eens
aan te kijken, als we verder in het
adres lezen: »dat voor deze begun
stiging van buitenlandsche mededin
gers te minder reden bestaat, aan
gezien naburige Staten volharden bij
of terugkeeren tot maatregelen,
waardoor de invoer van Nederland
sche producten wordt belemmerd."
Dan roepen we: «Past op, heeren,
voet bij stuk houden alsjeblieft. Dat
woord «begunstiging" komt er leehjk
in; het onderstelt, dat met opzet de
goederen uit den vreemde worden
doorgelaten zonder betaling van het
invoerrecht tot het wettelijk bedrag.
Of men in den vreemde onze pro
ducten aanneemt of niet, doet hier
alweer niets ter zake; al waren alle
buitenlandsche mogendheden liet
vrijhandelstelsel toegedaan, en de
Nederlanders de eenige protectionis-
ten op den geheelen aardbodem,
nog eens, zoolang het tarief van
kracht is, moet het met stipte
nauwgezetheid gehandhaafd worden,
het koste wat het wil.
Die zinsnede schijnt evenwel te
dienen, om een nog verdere zwen
king voor te bereiden. Na eerst nog
herinnerd te hebben, dat de Neder
landsche Nijverheid door den ge-
makkelijken invoer van vreemde en
den belemmerden uitvoer der eigen
voortbrengselen, in haar voortbestaan
wordt bedreigd, komt eindelijk de
aap uit de mouw
«dat requestranten zoowel voor het
behoud als voor de bevordering der
Nederlandsche nijverheid een veran
dering en verhooging der inkomende
rechten dringend noodzakelijk achten
«redenen waarom requestranten
zich wenden tot Uwe Majesteit, met
eerbiedig verzoek, dat het Uwe
Majesteit moge behagen de noodige
maatregelen te nemen, opdat zoo
spoedig mogelijk, de wetten van 15
Aug. 1862 en 6 April 1877 worden
onderworpen aan een herziening,
zoowel ten aanzien der wijze van
heffing, als van het bedrag der
daarbij vastgestelde rechten."
De korte zin van de lange rede
is dus eenvoudig dezeSire, verhoog
de invoerrechten. Wat in het begin
over de tariefsontduiking is gezegd,
was maar een portaaltje, om binnen
te komentoen men het achter den
rug had deed het geen dienst meer.
Of zou men het daar aangestipte
werkelijk als argument willen bezi
gen? Wel, ons dunkt, indien men
kans ziet, de bestaande rechten te
ontfutselen, zal men het de verhoogde
even gemakkelijk kunnen doen, zal
zelfs de prikkel, orn het te probeeren,
nog een beetje sterker zijn.
Óver protectionisme in het alge
meen, willen we thans niet spreken.
We hebben er vroeger onze meening
van gezegd, en zullen er weldra
nader op terugkomen. Ons tegen
woordig doel was eenvoudig, op onze
manier deel te nemen aan de spoe
dig in onderscheiden kringen te
verwachten bespreking van het adres
der Nederlandsche Industriëelen, door
te wijzen op den toon van ja,
laat ons het maar zeggenop den
toon van onoprechtheid, die daarin
heerschl, en dien we levendig be
treuren.
De Koninklijke familie wordt tegen
28 of 29 December te 's-Gravenliage
verwacht.
De heer J. J. Stortenbeker te's-Hage
is. naar men meldt, belast met de mu
zikale opleiding van H. K. H. Prinses
Wilhelmina.
De mailboot «Prins Hendrik", van
Queensborough naar Vlissirigen, is Don
derdagmorgen bij het'binnenkomen van
de haven aan den grond geloopen wegens
den lagen waterstand. Passagiers en mail
zijn met de sleepboot te Vlissingen aan
land gebracht, terwijl liet stoomschip,
zonder assistentie, 2 uren later weder
vlot kwam.
Bij de Tweede Kamer is een adres
ingekomen van ruim een dertigtal hee
ren, waaronder prof. mr. J. de Louter,
uit Utrecht, die, zich beroepende op de
discussiën, in de Kamer gevoerd over de
zaak der heeren Sol en de Sturler, open
lijk blijk te willen geven van instem ming
met den aandrang op de regeering ge
oefend, ten einde uilvoering te doen
geven aan de bedoeling van bet thans
ondubbelzinnig geworden votum van Juni
dezes jaars, om, nu destijds hooger ge
achte belangen tot de geschiedenis be
hooren, der Kamer in overweging te
geven, of voor de eer van de Nederland
sche natie voldoening aan den wensch
der volksvertegenwoordiging thans niet
als het hoogste belang behoort te gelden,
waarvoor alle andere moeten wijken,
opdat niet langer eene zoo ernstige schen
ding van de majesteit des rechts blijve
bestendigd, en om, mocht liet zijn dat
gewichtige, aan de onderteekenaars niet
bekende redenen zich daartegen verzet
ten, der Kamer eerbiedig te verzoeken,
langs anderen weg du geschonden belan
gen te herstellen en het beleedigd rechts
bewustzijn te verzoenen.
Wijlen mejuffrouw J. A. Ruijl, over
leden te Amsterdam, heeft aan de maat
schappij van weldadigheid te Fiederiks-
oord gelegateerd eene som, groot vier
duizend gulden, vrij van successierecht.
In een postcriptum zegt de Haag-
sche correspondent van liet U. D.
•Zoocven verneem ik, dat eenige be
langrijke benoemingen in den rnaak zijn.
De heer Heemskerk zou worden voor
gedragen ter benoeming tot voogd over
de Prinses, en bij wijze van «herplaat
sing wegens misstelling" zou de Staals-Ct.
alsnog melden, dat de Leeuw niet is
toegekend aan den heer Kielstra, maar
aan den heer Goeman Borgesius, die
met zijne propaganda-reis ter gelegen
heid der jongste veikiezingen, de Kamer
ten gunste der nieuwe Grondwet heeft
omgezet."
Door den Minister van Oorlog is
op voorstel van den kolonel garnizoens
commandant eene proef bevolen, alleen
voor het garnizoen Maastricht, betrekking
hebbende op de werving vooral van
vreemdelingen voor de koloniale troepen.
Daar door dit garnizoen jaarlijks een
sterk contingent wordt geleverd, is het
te vei wachten, dat de uitbreiding hiervan
in het vervolg niet gering zal worden.
Voornamelijk wordt de werving door
die proef in de hand gewerkt: 1° door
huisvesting der zich aanbiedende jonge
lieden in eene der kazernes, waar zij
aan de voeding der manschappen deel
nemen, soldij genieten en in afwachting
der vereischte authentieke stukken ge
heel door liet Rijk verpleegd worden.
2'. door te trachten, den betrokkenen
personen de ontbrekende stukken te
verschaffen.
Eene gescli edenis uit den Fransch-
Pruisisehen Oorlog
Uit het Duitsch door
W. W.
8) De oude vrouw hief het grijze hoofd
op en zag haar man strak, als wezen
loos aan.
•Weet ge," voer hij voort en zijne
stem beefde, »ik heb reeds dikwerf van
wonderbare gevallen gelezen. In den
oorlog gebeurt het wel eens, dat iemand
een voorgevoel van te sterven heeft.
Dan schrijft hij naar huis en zegt het,
wijl zulks hem opbeurt, en den dag
daarop wordt hij verwond en blijft
liggen. Zjjn goede kameraad meent dat
hij dood is en verzendt den brief, ter
wijl de andere gekwetst in 't hospitaal
ligt; zoo zal 't zijn, zoo is 't moeder."
De oude vrouw schudde treurig het
hoofd en zeide somber: «Ik geloof 't
niet, vader, de dooden staan niet
meer op."
Maar Fink zette zich en schreef een
brief aan Frei. Hij verzocht hem om
mededeeling der nadere omstandigheden
van Frans' dood. In stille hoop ver
wachtte hij het antwoord dat Frei zich
vergist had en zijn zoon nog in leven
was zoo klemt de drenkeling zich
aan een stroohalm vast.
Eindelijk kwam het verlangde antwoord
van Frei en de oude moeder van Frans
vond nu hare tranen weder; de laatste
gedachte van haar zoon aan haar, was
een verzachtende balsem op de bran
dende wonde van haar hart; de oude
man geloofde echter nog altoos niet aan
het vreeselijke, want de mannen zijn
taaier in geloof en ongeloof.
Daar brachten de officieele lijsten der
verliezen de onomstootelijke bevestiging
der waai beid. Nu zonk de oude man
ineen als door een beroerte getroffen,
en werd ziek; een flauwe straal van
hoop had hem nog op de been gehouden.
Doch nu vertoonde zich de groote
geestkracht der vrouw, en 't oude moe
dertje troostte en verpleegde haar echt
genoot.
Op een dag zal zij aan 't bed en las
den ouden man uit het gebedenboek
voor, toen de deur openging en Wal-
purga binnentrad. Zij was in 't zwart
gekleed, had beweende oogen en zeide
met tranen in de stem: «Ach, duidt 't
mij niet euvel, dat ik thans kom, maar
ik kon 't in huis niet langer uithouden,
ik werd voortgejaagd om te belijden en
zeg nu ronduit: ik ben 't geweest, die
hem in den oorlog en in den dood ge
jaagd liebl" En het meisje wierp zich
voor het bed van den ouden man op
hare knieën neer, drukte haar hoofd in
het kussen, en weende zoo droevig, zoo
hartverscheurend, dat de twee oude
lieden ze nauwelijks met goede woorden
tot bedaren konden brengen. Eindeliik
was zij in staat weenend te verhalen
hoe het gekomen was, dat Frans het
voornemen opvatte ten oorlog te gaan.
Zij verzweeg niets en beschuldigde zich
heftig. Nu weenden de drie te zamen
en de oude moeder trok Walpurga's
hoofd aan hare borst, kuste haar het
voorhoofd en zeide: «Ik vergeef u,
Purgi, ter wille van uw berouw en God
vergeeft 't u zeker ook, want ge hebt
't niet kwaad gemeend, arme meid I"
En de oude man richtte zich in het bed
op, legde zijne hand op Walpurga's
hoofd en zeide: «Moedertje, het meisje
is braaf, laat zij onze dochter zijn, de
Heer heeft haar ons voor Frans geschon
ken!" En de oude vrouw knikte en
Walpurga, de arme wees, nam haar
intrek in des buigerneesters welgesteld
huis, liefkoosde de oude lieden en ver-
1 I t in
pleegde den zieke, zoodat hij spoedig
hersteld werd.
In de kerk te R.was een lijkdienst
gevierd geworden voor den gevallene.
De geestelijke had hartelijke en troos
tende woorden tot de gemeente gespro
ken en na den lijkdienst waren diegenen
op hel uitvaartmaal bij den burgemeester
ger.oodigd, die zooals hij, verliezen op
het slagveld geleden hadden.
Aan de lange, nel gedekte tafel zaten
de notabelen van het dorp en de met
zwart floers bekleede rouwdragers;
mijnheer de burgemeester en zijne
vrouw, zoomede hun aangenomen doch
ter Walpurga, natuurlijk zwaar in den
rouw, aan het boveneinde der tafel.
Links van Walpurga stond een ledige
stoel en een couvert voor den gesneu
velden Frans, zij had volstrekt zijne
gedachtenis hierdoor bijzonder willen
vereeren. Het geurig varkensgebraad was
opgebracht, het schuimend bier stond
gereed en de geestelijke eindigde juist
zijn kort, voor de omstandigheden passend
gebed, toen de deur opensprong en
Frans Fink binnentrad. Op zijn vooi hoofd
brandde liet bloedig likteeken van een
nauwelijks gesloten wond, en op zijn
borst prijkte het ijzeren kruis.
Uit het geheele tafelgezelschap ging
een kreet van ontzetting op, want de
meerderheid der gasten dacht dadelijk
aan spoken, schoon deze niet gewoon zijn in
het midden van den dag rond te waren. De
schrik verdween niet eerderen veranderde
in gejubel, toen Frans zeer droog vroeg,
of 't hem ook vergund was mee te eten,
want dat hij verschrikkelijk honger had.
»'t Is geen gpest," riep Walpurga,
want geesten eten niet!" en het meisje
vloog hem zoo ontstuiniig om den hals
dat hij schier geschreeuwd zou hebben
van pijn aan zijn arm, die nog niet ge
heel genezen was en van vreugde in 't
hart.
Nu veranderde liet treurig doodmaal
natuurlijk in een vroolijk verlovingsfeest,
want onze geschiedenis eindigt met een
huwelijk.
De zwarte Seppel waagde het nooit
meer in Frans' tegenwoordigheid van
vechten te spreken.
EINDE.