IEU
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
KOUSOUMA.
No. 4.
Zaterdag 14 Januari 1888.
Zeventiende Jaargang.
VOOR
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Handelspolitiek.
BINNENLAND.
Feuilleton.
AMERSFDOlf
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.-Franco per post door het echctic P.ijk.
AfzonderlMjke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intekenden uiterlijk Dinsd..g en Vrijdag.
advertentie ni
Van 1 6 regels 0,10 iedere regel meer 5 Cent.
Advertenticn uitmaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Crootc letters en vignetten naar plaatsruimte.
Kort geleden hebben we geineend
eenigen twijfel te mogen uitdrukken
of de heeren industriëelen ten on
zent, die zich gezamenlijk we
zullen niet zeggen aan de spits ge
steld hebben van een beweging ten
gunste van beschermende rechten,
maar een beweging in dien zin
trachten gaande te maken, of
die heeren zich wel rekenschap geven
van den omvang hunner eisclien,
met andore woorden, of zij wel het
antwoord gereed hebben op de vraag:
Wat wilt ge eigenlijk?
Zeker, er zijn takken van nijver
heid, die door de buitenlandsche
concurrentiezsvaargedrukt worden,
het feit kan niet geloochend worden.
Over de kwaal zelve hebben we ook
niet te spreken, daarover bestaat
geen verschil van gevoelen, wel
over het geneesmiddel. Men zoekt
het, maar we vreezen zeer dat
men het niet zal vinden, in verhoo
ging van de tarieven van invoer,
die den slroorn van buitenlandsche
fabricateu toch niet zullen tegen
houden, maar alleen een verhooging
van de prijzen ten gevolge zal heb
ben, die den Nederlandschen onder
nemer zal veroorloven ook wat
hooger te noteeren. liet bedrag dier
invoerrechten zou de schatkist ten
goede komen, wat op zichzelf ook
niet kwaad zou zijn, on de mogelijk
heid zou doen ontstaan om eenige
belastingen te verlagen.
In het afgetrokkene beschouwd,
ziet er de redeneering nogal logisch
uit. Maar bij de toepassing van eenig
stelsel moet men wel in aanmerking
nemen, dat men met geen wiskun
dige formule te doen heeft; er treden
factoren in het spel, die men ganscli
en al over het hoofd had gezien.
Indien werkelijk datgene wet men,
om het smakelijk te maken, «bescher
ming van den nationalen arbeid"
heeft genoemd, een volk tot een
gewenschten staat van welvaart
brengt, wel, dan moest in Duitseh-
land de melk- en honigperiode reeds
lang zijn aangebroken. En wat zien
we in de werkelijkheid? Dat de
algemeene toestand er, dooreenge-
nomen, minder gunstig is dan ten
onzent; dat de werkloosheid er ge
ringer vermindering heeft ondergaan
dan in Nederland; dat de kleine
burgerij zich een aantal genoegens
moet ontzeggen, die bij ons een
soort van levensbehoefte zijn ge
worden.
Onder de industriëelen, die het
ijverigst deelnemen aan de bespreking
van liet vraagstuk onzer handelspo
litiek, staan de meelfabrikanten in
liet eerste gelid; en inderdaad, ver
hooging van de graanrechten vormt
dan ook de hoeksteen van het be
schermend stelsel.
De aanleiding tot dien drang is
bekend. Eenige jaren reeds hebben
de aanvoeren van graan uit de Ver-
eenigde Staten van Noord-Amerika
de marktprijzen van het inlandsch
koren omlaag doen gaan en gehou
den. In Duitschland hebben die aan
voeren ook plaats, rnaar de zeer
liooge rechten beletten daar de
daling der prijzen. Hetzelfde is in
niet mindere mate het geval met de
aanvoeren uit Rusland.
Wat is nu het geval? Als in
Duitschland liet graan, tot meel
verwerkt, weer wordt uitgevoerd,
heeft er teruggave plaats van de
voor die hoeveelheid betaalde invoer
rechten. Dezelfde betaling ontvangt
men ook voor het meel, uit inlandsch
graan verkregen; er wordt alzoo een
premie gesteld op den uitvoer. Dat
maakt, dat het meel hier heel goed
koop aan de markt kan worden ge
bracht, zoodat onze graanverbou-
wende boeren er niet tegen kunnen
concurreeren. Ontegenzeggelijk is
dat voor dezen een nadeel, maar
daar tegenover staat het groote
voordeel, dat het brood zeer goed
koop is, waardoor cle volksvoeding
in dc laatste jaren ontzaglijk veel
verbeterd is; het loont zelfs de
moeite niet meer, het meel te ver-
valschcn.
En wie hebben in Duitschland de
voordeelen? Van de aanvoeren van
buiten natuurlijk alleen de schat
kist, voor het oorlogsbudget. Van
de prijsverhooging van liet binnen-
landsch graan de landeigenaars, ter
wijl al de Duitschers, rijk en arm,
duur brood eten. Ziedaar de geze
gende uitwerking van de veelgepre
zen bescherming. Aan de Neder-
landsehe consumenten wordt natuur
lijk het meel door de Duitschers
veel goedkooper verkocht dan aan
de eigen landgenoöten, want voor
hetgeen dezen koopen wordt geeri
restitutie of premie verleend.
Zal men nu onze buren beletten,
ons op die manier te bevoordeelcn
Wij golooven dat we geen reden
zouden hebben, .ons over de vruch
ten van dien maati egi rte verheugen.
De stijging van de broodprijzen, die
er het onmiddellijk gevolg van zou
zijn, en die natuurlijk den geringen
man het meest zou drukken, zou
een uiterst onvoldoend tegenwicht
vinden in de mogelijkheid, om aan
den inlandsclien graanbouw meer
uitbreiding te geven. De welvaart
van onzen landbouw slaat of valt
niet met de teelt van graangewas
sen maken de omstandigheden die
cultuur te weinig winstgevend, dan
kan men zich op den verbouw van
andere artikelen toeleggen, met name
alle krachten inspannen om verbete
ringen te brengen in dc zuivelbe
reiding. Al moesten we den graan
bouw tijdelijk geheel opgeven, en
den buitenlander de zorg overlaten
ons van hun overvloed tegen lage
prijzen te voorzien, dan nog zou dat
geen onoverkomelijke ramp zijn.
Het geroep om beschermende
rechten vindt ook, in onze landbou
wende streken, op verre na geen
algemeenen weerklank. Onze boeren
zijn te practisch, om niet in te zien
dat inen daarmee het kwaad slechts
verergeren zou.
Die eerste schrede zou natuurlijk
door meerdere gevolgd moeten wor
den. Eenmaal aan de herziening
onzer tarieven beginnende, zou men
wel verplicht zijn, verder te gaan.
Waarom, en op welken grond, zou
aan den eenen tak van nijverheid
geweigerd kunnen worden, wat aan
den anderen wordt toegestaan? Als
door fiscale maatregelen de invoer
van ijzerwaren wordt belemmerd,
wat de fabrikanten zou noodzaken
hun tnachineriëen duurder te beta
len, dan zouden zij met eenig recht
kunnen eischen, dat een verhoogd
tarief werd toegepast op artikelen
gelijksoortig met die welke zij ver
werken. Het eind van de geschiede
nis zou dan zijn een algemeene
prijsverhooging, dus vermindering
van de koopkracht, de waarde van
het geldde onderlinge verhouding
zou er weinig door veranderen.
Alleen de bezitters van grondeigen
dom zouden er eenig voordeel bij
kunnen hebben, doordien zij in de
gelegenheid waren de pachten hoo
ger te stellenwaartegenover ook
zij wederom al hun benoodigdheden
duurder zouden moeten betalen. Het
is misschien het uitzicht op het hier
genoemde voordeel, dat velen in ons
land tot voorstanders van bescher
mende rechten heeft gemaakt: het
hemd is gewoonlijk nader dan de
rok.
Eigenaardig is het, dat sommige
dier voorstanders, zoo hier als elders,
zich een beetje schijnen te schamen
\oor de vlag, onder welke zij varen.
Zij verklaren namelijk, geen protec
tie te verlangen, maar fair tvacle
billijken handel, in tegenstelling rnet
free trade. Doch wat we daaronder
te verstaan hebben, zweelt zoo ge
heel in de blauwe lucht, dat nadere
inlichting daaromtrent zeergewenseht
is.
Met genoegen is bij het leger He order
ontvangen dal de kapiteins, die voor den
hooldofficiersrang in aanmerking wen-
sehen te komen, zich aan een schriftelijk
en practisch examen zullen moeten onder
werpen. Dit is juist het middel, oin de
promotie in de hoogere rangen te bevor
deren, en niet ten onrechte, want nu
zullen zij, die hunne studiën hebben hij
gehouden, den moed blijven houden, om
streng te blijven volharden in het ver
meerderen hunner kennis op militair
gebied, terwijl de ovei igen, die dit eeriige
jaien verzuimd hebben, met vollen moed
de boeken wederom zullen openslaan, en
den verloren lijd trachten terug te win-
vven, want ook voor heri is de kans van
bevordeiing nog niet ganscli verloren.
Een goede maatregel is, indien liet
tenminste waarheid bevat, hetgeen de
bladen mededeebui, dat de Generaal-
Inspecteur de vragen verzegeld naar den
kolonel zendt, opdat deze den aspirant
eerst zal overreiken op het ougeubhk dat
de een of' andere onderstelling inoet uil-
gevoerd worden.
Een ieder weet toch, hij de laatste
manoeuvres is dit genoegzaam gebleken,
dat sormnige aanvoerders geholpen wer
den, door de aan hen toegevoegde adju
danten, die heler dan zij met liet terrein
bekend waren, en ook als kundige per
sonen bekend stonden.
Zoo iets mag men niet onderstellen,
dat bij dit examen ooit denkbaar zijn
kan.
Hoe het zij, voor hen, die hun leven
aan de studie gewijd hebben, bestaat nu
wederom gelegenheid hun besleden tijd
beloond te zien.
L. Directeur der weesiniichting te
Neerboscli heeft van den lieer B. v. II.,
uit Amsterdam, eeue gift ontvangen van
f 1000 voor genoemd geslicht.
- Donderdag werd de buste van wijlen
prof. Simon Thomas, vervaardigd door
den heer Léo P. Stracké te Rotterdam,
in het bijzijn vari familie, oud-leerlingen,
professoren en cuiatoren, in het Acade
misch Ziekenhuis te Leiden plechtig ont
huld.
Javaansche Roman.
DOOR
MARIA BOOOK.
I) Het sloeg vijf uur op Builenzoig,
de prachtige residentie der Gouverneur-
Generaal op Java.
De frissche bergwind, die op een
brandende hitte gevolgd was, deed de
bladeren der leusachtige palmboomen en
het hooge, zware varenkruid ritselen.
Twee allerliefste meisjes waren aan
het spelen op het grasperk, dat zich achter
de op pilaren rustende warande van het
paleis uitstrekte.
De kleinste van de twee zag bijna even
bleek als de bloeiende leliën, die dicht
in haar buurt stonden. Zij heette Mar-
garetha en was tien jaar oud. Hare
ronde, gevulde schouders kwamen even
boven een wit, rijk met kant gegarneerd
jurkje uitkijken; hare kersroode lippen,
een paar hemelsblauwe oogen, door iange
en donkere wimpers overschaduwd, zware,
goudblonde krullen, die zelfs nog tot over
haar dun en elegant middeltje vielen,
alles te zamen zou epn moeder lot kussen
hebben verlokt, want de geheele ver
schijning van Margaretlia toch was een
en al glimlach en liefkozing.
Naast haar zat een kind van denzelf
den leeftrjd, maar dat voor hare jaren
reeds veel meer ontwikkeld was, waaruit
nu en dan zelfs reeds iets van de vrouw
sprak, en keek haar met een vreemd-
sooitigen blik aan een blik, waaruit
tegelijk bewondering, liefde en ik weet
niet welke vreesachtige beschroomdheid
spraken, waardoor de glans van een paar
groote, zwarte, onderdanige, hartstoch
telijke blikken eenigermate verdoofd
werd.
Dit kind had veel van een fraai bron
zen standbeLdd. Daar haar vader van
Arabische en haai' moeder van Javaansche
afkomst waren, had zij de karakteris
tieke trekken, waardoor een vermenging
van die beide rassen zich gewoonlijk
kenmerkt. De lijnen van het gelaat
herinnerden aan liet Arabische bloed, dat
door hare aderen stroomdehaar lichaam
was uiterst teeder, maar zeer evenredig
gebouwd; haar langzame, veerkrachtige
en eenigszins onverschillige manier van
zich te bewegen, deed onmiddellijk den
ken aan de vrouwelijke bewoners van
het land, waar Kousouma het eerst de
tropische zon had aanschouwd, toen de
vriendinnen liarer moeder op de bam
boezen mat, die haar tot legerstede diende,
de Ylang-Ylang bloemen hadden neder-
gelegd, die zij ter eere v.tn haar intrede
in het leven hadden medegebracht.
Kousouma (I) mocht met volle recht
aanspraak maken op haar naam, den
liefelijksten, dien de meisjes op Java
kunnen dragen; zij was werkelijk een
levende hloern, die in stilte reeds de ver
beelding van menigeen deed ontvlammen,
niettegenstaande het kind nog niet lot
vrouw gerijpt was.
Margaretlia en Kousouma waren nog
altijd aan liet spelen, toen een oude ba
boe (2), die de kleine blondine had zien
geboren worden, deze naderde, tot haar
voorover boog en iri het Maleisch zeide:
«Juffrouw Margaretlia, uw papa roept
u, het is tijd om ir, huis te komen, do
wind is tamelijk frisch en ge hebt niets
om uw bloote schouders."
Dit zeggende, gaf de vriendelijke, oude
vrouw met hare dikke lippen een kus op
den hals van het kind en wikkelde tiet
daarna op hare eigenaardige manier in
een wijden mantel.
«Wat ziet ge er zoo toch allerliefst uit
(1) Kousouma bloem.
(2) Bab.e inlatidsche kindermeid.
nonua!'' (11 vervolgde zij, terwijl zij haar
met een zekeren trots aankeek en hare
zijdeachtige kiuilen streelde.
Een oogenblik bleef zij staan, om
onderweg een bloem te plukken, die zij
in liet haar van het meisje stak.
«Och neen, Nanni!" zeide het kinden
schudde rnet het hoofd orn de bloem, die
haar hinderde, uit haar haar te doen
vallen, «laat dat toch!" En tegelijker
tijd had zij Kousouma, die dit geheele
tooneel zonder spreken had bijgewoond,
bij de hand genomen en liep nu op een
drafje in de richting van het paleis,
welks trappen zij spoedig was opgeklom
men. «Nonna! Norma!" hoorde zij op
dit oogenblik een krijschende slem roe
pen.
Deze kwam van een grooten papagaai,
die in een kooi zat en een bijzondere
gunsteling van Margaretlia was.
»Dag, Réo I" antwoordde het kind en
maakte een buiging voor haar gevleugel-
den vriend, «dag liéo I" Zij gaf hem een
vriendelijk tikje op den kop, dien hij
vooruitstak om zich te laten streelen, en
nadat daarop een vluchtig kusje gevolgd
was, verdween zij een oogenblik latei-
in de galerijen van het paleis, waar een
aantal inlandsche bedienden reeds bezig
ft) Nonr.a jongejuffrouw en juffrouw.
waren, om de kronen en lusters aan te
steken en alles voor de avond-receptie
gereed te maken.
Kousouma was achtergebleven. Lang
zaam ging zij weder naar voren onder
ile warande en bleef daar legen een
der pilaren staan leunen. De avond be
gon langzaam te vallen en hulde het
park in een geheimzinnig duister, dat de
kleine Javaansche met hare donkere
oogen trachte te doordringen dat
paik, dat misschien het fraaiste is. wat
op den ganschen aardbodem gevonden
wordt, en waar men op dit oogenblik
niets anders meer onderscheidde dan de
lichtgevende insecten, die in het duister
rondvlogen.
Eensklaps begon Kousouma een zacht
klagende melodie aan te heffen. Zij zong
half binnensmonds het deuntje, dat de
gamelang (1) gewoonlijk bij feestelijke
gelegenheden speelt Op den tast ging
zij de marmeren trap af, liep langs het
paleis en voorhij de schildwachten, die
haar als een gemeenzame bekende lieten
passeeren, en toen zij op een binnen
plaats gekomen was, waar de inlandsche
bedienden van den Gouverneur-Generaal
hunne woningen hebben, trad zij, zonder
eenig geraas te maken, een tlei hult
(tj Gamelang inlandsch orkest.