NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
KOUSOUMA.
verschijnt woensdag m zaterdag.
No. 20.
Zaterdag 10 Maart IB88.
Zeventiende Jaargang
VOOR
abonnementsprijs:
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Zelfbestuur.
BINNENLAND.
F euilleton.
AMERSFOORTSCIE COURANT.
Per 3 maandeh 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderljijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 6 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Zelfbestuur van of in Indië:
we hebben het verschillend liooren
uitdrukken, wat bedoelt men daar
eigenlijk mee?
O, op bet antwoord behoeven we
niet lang te wachten; luister maar.
De autonomie van Neerlandsch-
Indië, 't vreemde woord beteekent
precies hetzelfde, alleen klinkt het
wat deftiger dan ons platte Hol-
landschmoet zich bepalen tot
de financiën. Op de mannen die aan
't laadje zitten komt het aan. Thans
worden in een vergadering van per
sonen, waarvan de meesten de Oost
maar van hooren zeggen of in 't
geheel niet kennen, beslissingen ge
nomen die voor de koloniën bindend
zijn; als de Gouverneur-generaal, na
het advies te hebben ingewonnen
van den Raad van Indië, voor het
een of ander gelden heelt aange
vraagd, en de Minister, die de
Grondwettelijke verantwoordelijkheid
draagt, keurt die aanvraag goed,
clan kan een meerderheid van tot
oordeelen onbevoegden dien post
verwerpen, en er komt niets van.
Dat is onzin. Het begrootingsrecht
moet van Den Haag naar Batavia
worden overgebracht: daar kent
men de behoeften en hulpmiddelen.
Ziedaar het advies van A. 't Is
mogelijk dat A gelijk heeft, en 't is
niet om hem tegen te spreken dat
wij de bescheiden opmerking maken
dat, mogen van de leden der Tweede
Kamer slechts een zeker aantal goed
op de hoogte van Indische zaken
zijn, de overige heeren toch hun
gezond verstand bezitten om over
het pro en contra, door de deskun
digen uitgesproken en toegelicht,
een meening te vormen. Zij, de niet-
specialiteiten, zitten daar als het
ware als een jury, die de pleidooien
aanhoort en er over nadenktzijn
zij eerlijke mannen en verstanddige
mannen, en aan dezen alleen
dragen wij immers het mandaat van
volksvertegenwoordiger op, dan zal
hun uitspraak wel voldoen aan de
eischen der billijkheid. Vervolgens,
zouden wij het wel wat gevaarlijk
achten, aan de Indische grootheden,
meest ambtenaren of gewezen amb
tenaren van de Regeering, de koor
den der beurs geheel in handen te
laten; we zijn bang, dat de inland-
sche bevolking, die toch de krach
tigste verdedigers van haar rechten
en belangen gehad heelt op het
Binnenhof, er niet op vooruit zou
gaan als men zich in het moeder
land niet met hun zaken bemoeide.
Neen, roept een tweede, mijn
heer B. dus dat gaat niet; de
Staten-generaal behooren de beslis
sing aan zich te houden; alleen
moet er financiëele scheiding komen
in dien zin, dat in Indië niet meer
aan belasting wordt geheven, dan
de koloniën voor haar eigen behoef
ten noodig hebben, terwijl clan aan
het moederland telkens wordt uitbe
taald wat hier te lande voor Indië
is uitgegeven. In de eerste jaren na
de vestiging van het Koninkrijk der
Nederlanden heeft Indië ons schat
ten gekost; in een volgende periode
heeft het ons schatten opgebracht.
Daarover nu te gaan haarkloven, of
een van beide partijen nog bij de
andere in 't krijt staat, is vruchte
loos; dat alles behoort tot de ge
schiedenis. Maar van nu af moet
men er aan gaan denken, dat goede
rekeningen goede vrienden maken,
zooals de Franschman zegt, en men
niet met elkanders geld in den zak
mag loopen.
Bravo, uitmuntendAls dat kan,
gaarne. Doch we zijn er nog niet
zoo heel zeker van, dat het
inderdaad mogelijk is. Het beginsel
verdient toejuiching, maar de uit
voering! Wie zal bijvoorbeeld de
intellectueele krachten taxeeren, die
hier te lande ten behoeve van de
Oost, op kosten der publieke kassen,
worden gekweekt? Er is wel gepro
beerd, er een slag naar te slaan,
en daar zal 't eindelijk op aan moe
ten, maar daarmee stellen de
voorstanders zich nog niet tevreden.
En eindelijk, als er overschotten van
den Indischen dienst zijn, na afbeta
ling van hetgeen Nederland recht
heeft te vorderen, dan moet men
dat ook niet als een welkome bate
voor onze schatkist inpalmen, doch
eerlijk aanwenden voor Indië alleen.
Een wetsontwerp, op deze logische
gronden gebouwd, zal stellig op den
bijval van de volksvertegenwoordi
ging kunnen rekenen.
Ja maar, zeggen andere Indische
autonomisten, dat alles is eigenlijk
de quaestie niet. Zij is niet slechts
een (inanciëel, maar in de eerste
plaats een administratief vraagstuk.
Indië moet home-rule hebben, en
niet bestuurd worden naar wetten
die in Den Haag worden gemaakt.
Wij Indischmannen worden behan
deld als onmondigendie tijd is
voorbij. Er is zelfs alle reden, om
een eigen Indisch Parlement te
eischen, waarom niet? Laat Ne
derland zich tevreden stellen met
de indirecte voordeelen, die zijn
handel en zijn nijverheid uit het
bezit der koloniën trekken, en er
zich verder niet mee bemoeien.
Of langs dien weg inderdaad de
welvaart der inlanders en de zelf
standigheid van Insulinde gewaar
borgd zouden zijn? Voor beide zou
den we de ergste gevaren duchten,
indien dit radicaal programma ver
wezenlijkt kon worden. Gelukkig zijn
we zoo ver nog niet.
De gematigden vragen alleen voor
de groote steden een soort van ge
meenteraad, die de plaatselijke be
langen behandelt. Hoe zoo'n gemeen
teraad er zou uitzien Ja, natuurlijk
zou hij alleen uit Europeanen moe
ten bestaan. Ei, met wat recht?
Zijn de inlanders en de Chineezen
ook geen ingezetenen? Dragen zij
ook niet bij in de gemeene lasten,
zijn zij zelf niet de talrijkste groepen,
die dooreen genomen zeer goed over
hun belangen kunnen oordeelen?
Doch aangenomen dat men ons
kon overtuigen van de billijkheid
om alleen aan de Europeanen zekere
politieke rechten te verleenen, dan
nog zou men in de practijk met
groote moeielijkheden te kampen
hebben. De hoofdelementen der
volkswelvaart, handel en nijverheid,
vindt men juist riiet in de hoofd
plaatsen, bij de Europeanenin den
eersten hebben de Chineezen een
ruim aandeel, de laatste zit over 't
geheele land verspreid. In Batavia,
te Buitenzorg, te Soerabaya, te
Samarang, om van de Buitenbezit
tingen niet te spreken, zijn de
civiele en militaire ambtenaren het
talrijkst; en ofschoon tiet volstrekt
niet wenschelijk zou zijn, hen van
een eventueele gemeentelijke verte
genwoordiging uit te sluiten, zou
een Raad, voornamelijk uit deze
heeren bestaande, niet altijd zelfstan
dig genoeg kunnen optreden.
Eindelijk zijn er nog, die het be
grip Dzelfregeering" opvatten in den
zin van «decentralisatie". Deze schijnt,
inderdaad niet geheel ten onrechte
gevraagd te worden. Over de ge
ringste zaak, het slaan van een paar
planken over een brug of zooiets,
moeten bevelen uit de bureaux van
den Gouverneur-generaal ingewacht
worden, en als iemand in 't belang
van de welvaart een onderneming
wil beginnen, rnoet hij eerst door
een paar dozijn autoriteiten over en
weer gekaatst worden vóór een be
schikking komt, die maandenlang
uitblijft. Kon er een middel gevon
den worden, om dat alles wat te
vereenvoudigen, er ware reeds veel
gewonnen.
Intusschen ziet men, dat men het
over het begrip «zelfregeering" in
Indië, nog niet precies eens is; en
ofschoon liet netjes op het program
van sommige kiesvereenigingen slaat,
als de gemakkelijkste zaak van de
wereld, zullen we het ding nog wei
eens wat nader mogen bekijken,
alvorens een bepaald gevoelen uit
te spreken.
De jongste lezing omtrent de quaestie-
Völlmar, directeur der koninklijke kapel
van het regiment grenadiers en jagers
wij putten daarbij uit zeer vertrouw
bare bron is deze
«Op bevel van den regiments-konirnan-
dant moest de beer V. zicli eene maarid
geleden aan een geneeskundig onderzoek
onderwerpen, hetgeen geschiedde door
één officier van gezondheid. Daar deze
hem volkomen geschikt bevonden had,
werd Maandag vóór 8 dagen nogmaals
eene keuring gelast, doch thans door
iwee officieren. De uitslag van dit onder
zoek was Zaterdagavond jl. nog niet be
kend, doch de huisdokter van den heer
V., een oud-officier van gezondheid, moet
stellig verzekerd hebben, dat geen dokter
ter wereld iets zou kunnen vinden, wat
hem ongeschikt zou maken voor den
dienst.
De Koning moet tegen 't ontslag zijn
en wenschen, dat de pensioneering, die
gedurende den winter niet dan op eigen
verzoek mag plaats vinden, worde uitge
steld tot na afloop der zomer-campagne,
zoodat de concerten, te geven bij 't 25-jarig
bestaan van den Dierentuin, die ter ge
legenheid der tentoonstelling, alsmede de
uitvoeringen, bij de inwijding der tent
in 't Bosch, door hem zelf geleid zouden
worden. Ook zou hij daardoor de voor
deelen kunnen genieten, verbonden aan
de overige engagementen, die hij voor
den aanstaanden zomer heeft gesloten-
Het teekenen van een verzoek om ont
slag wordt dan ook beslist door V. ge
weigerd, al belet,'ja verbiedt men hem
de leiding zijner kapel weer te aanvaar
den. Hiermede is thans belast de heer
v. d. Linden, de onder-kapelmeester. Men
heeft die reeds een examen voor kapel
meester doen afleggen in tegenwoordig
heid der heeren W. F. G. Nicolaï en S.
de Lange, te 's-Hfge. dat met gnnstigen
uitslag werd bekroond." ArnhCt.)
Als een bewijs dat de voorlichting
der kiezers niet nauwkeurig genoeg kan
geschieden, moge dienen, dat reeds den
Javaansche Roman.
DOOR
MARIA BOGOR.
17) Tot op dat oogenblik had zij geleefd
zonder zelfbewustzijn, en zij had zich
daarbij gelukkig gevoeld. Thans echter
was het alsof er iets aan haar leven
ontbrak, en alsof er in haar hart een
leegte^ was, die nóch door de teedere zorg
van Nanni, nóch door de hartelijke toe
genegenheid van Margaretha kon worden
aangevuld.
Verlegen en bijna zich schamende over
het geheim, waarvan zij zich in hare
verbeelding een voorstelling trachtte te
maken, werd zij van dag tot dag stiller.
Toch vervulde zij hare plichten met ijver
en nauwgezetheid zij had allerlei kleine
zorgen voor hare grootmoeder en be
handelde haar met den grootsten eerbied;
zjj werkte ijverig en aanhoudend, zoodat
de jongelieden uit den kampong dikwijls
tot elkander zeiden, wanneer zij zagen
hoe deugdzaam en hoe schoon zij was
«wat zal hij gelukkig zijn, die haar
eenmaal als echtgenoot naar zijne hut
zal mogen medenemen
Op zekeren avond, nadat zij langzaam
het park was doorgegaan, wandelde
Kousouma in gedachten verzonken langs
de rivier. Zij volgde met aandacht het
water, dat over de groote, witte keistee-
nen voortstroomde en luisterde naar het
zoet gemurmel der golfjes, die elkander
voortstuwden naar de verder gelegen
bergkloven, om daar als een zilveren lint
zich tusschen het varenkruid te kronkelen.
Het ruischen van het beekje was echter
niet de eenige melodie, die het jonge
meisje in de ooren klonk, terwijl zij
onder de kokosboomen langs het water
wandelde. Bij zichzelf herhaalde Kousouma
de woorden, die Achrnat tot haar ge
sproken had, toen hij op den weg naar
Tjomas voor haar nedergeknield had ge
legen, toen de Ylang-Ylang bloemen een
voor een uit haar haar waren gevallen, en
toen zij in hare verstrooidheid de thee
blaadjes had afgeplukten dat lied der
herinnering was nog veel liefelijker dan
het ruischen en klateren van het beekje.
«Wat zou toch wel liefde zijn
Sedert haar oor dit tooverwoord had
opgevangen en de oude Indische een
zucht had geslaakt, toen zij de onschul
dige vraag van het kind hoorde, deed
Kousouma diezelfde vraag aan de geheele
natuur, en met duizende verwarde en
onzekere stemmen had de natuur haar
geantwoord, dat liefde leven is.
Haar bevallig hoofdje ging gebukt onder
het gewicht van een geheel nieuw aan
zijn, waarvan zij eer. nog slechts onbe
stemd begrip had, en dat haar zoowel
met vrees en angst, als met een eigen
aardige verrukking vervulde. Vermoeid
door al die tegenstrijdige gewaarwordin
gen, was zij op bet gras half ih slaap
gevallen, terwijl haar hoofd tegen den
stam van een palmboom rustte, dien zij
met hare armen als het ware omstren
geld hield. Een zonnestraal verhelderde
hare schoone gelaatstrekken en deed de
regelmatige lijnen van haren welgevorm-
den boezem uitkomen.
Een licht geritsel deed haar de oogen
opslaan. Op eenigen afstand zag zij een
man staan, die op onverschillige wijze
tegen een hutje leunde, dat men aan den
rand der beek had laten zetten voor de
bewoners uit den kampong, die hier zich
wilden baden.
Hij was jong, slank gebouwd en had
in zijn geheele vooi komen iets beschaafds
en aristokratisch. Zijne oogen lagen zoo
diep, dat men ze voor zwail hield, of-
I schoon zij donkerblauw waren. Zijn bleek
heid en de blauwachtige kringen onder
zijne oogleden jgaven aan zijn uiterlijk
iets lijdends en iets onbeschrijflijk droef
geestigs.
Zijn kastanjebruin haar bedekte ge
deeltelijk zijn breed en hooggewelfd voor
hoofd, een bijna onmiskenbaar teeken
van een scherp verstand en van een
krachtigen wil. Onder een lichtbruinen
knevel kwam een van die monden te
voorschijn, die den indruk maken alsof
ze nooit kunnen glimlachen, en welks
eigenaardig scherpe trek aanduidt, dat hij
gewoon is bevelen uit te spreken.
Deze jonge man was Hugo de Voss,
kapitein ter zee, op het oogenblik met
lerlof te Buitenzorg, tot herstel zijner
gezondheid, die op zijn laatste reis naar
Brazilië tengevolge van de aldaar heer-
schende koortsen zeer geschokt was.
Kousouma kon hare oogen niet afwen
den van dit bleeke en droefgeestige ge
laat, dat haar onophoudelijk aanstaarde,
zonder evenwel een enkel woord te
spreken.
Eensklaps bleef zij als vastgenageld op
een bepaalde plek staren, terwijl een
doodelijk bleek haar gelaat overtoog.
Vlak boven het hoofd van den jongen
man had een oulai-vlari haar afzichte.
De Oular-vlan is een zwart- en witgevlelrte
slang wier beet doodetyk is.
lijken kop opgeheven. Hugo de Voss zag
het dier niet en bracht werktuigelijk de
hand naar het voorhoofd om zich het
zweet af te vegenbij die beweging nu
raakte hij de slang bijna aan.
Kousouma gaf een gil en, in minder
dun een seconde, stond zij vlak voor
Hugo de Vos, wiens hand zij met geweld
naar beriedeu trok.
«Vreemdeling! de dood loert op u,"
zeide zij en wees met baar vinger naai
den boomtak, waarom been de oular-
vlan zicli thans weder gekionkehl had.
De jonge man vei liet bedaard de plek,
waar hij geslaau bad, en muakte zijn
liarid uit die van Kousouma los. Deze
wilde zich verwijderen.
«Hoe heet gij?" vroeg hij haar in het
Maleisch.
«Kousouma."Wie is uw moeder?"
«Kousouma heeft geen moeder meer!"
«Bij wie woont gij dan?"
«Kousouma woont bij hare grootmoe
dei, de oude nanrii, de baboe van norma
Magaretha."
«Wie is norma Magaretha?" «De
dochter van Toewan Bazaar."
Wordl vervolgd)