NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. KOUSOUMA. tfo 36. Zaterdag 5 Mei 1888. Zeventiende Jaargang. VOOR abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Vernieuwde aansporing. BINNENLAND. Feuilleton. AMEB IE COD Per 3 maanden 1.Franco per post door hot geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten inteze'nden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Van 16 regels 0,40 iedere regel meer S Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignottcn naar plaatsruimte. Wat in de laatstvoorgaande week in het Oosten en Noordoosten van ons land voorviel, stemt tot naden ken niet alleen, maar behoort te worden beschouwd als een nieuwe opwekking tot handelen. Er is nu al heel wat théorie ge leverd over het vraagstuk der loons— regeling. We hebben de aanhangers van de vraag- en aanbod-leer ge hoord, en ook hun tegenstanders de aanvallen op en de verdediging van het «kapitaal" hebben we beur telings genoten, en met dat al zijn we nog even wijs als bij 't begin van den strijd. Inmiddels komt iemand zich in het debat mengen, die tot dusver in ons goede Nederland op den achtergrond bleefhet ruw geweld. Rij de veenarbeiders in Drente, Overijsel en Friesland is sinds jaren het «bollejagen" in zwang, dat schijnt een bij hen gebruikelijke vorm van accoord-maken te zijn. De ver- veners hebben het arbeidsloon «per stuk" of «per dagwerk" opgegeven, de lui gaan aan 't werk, maar spoe dig komt in bun hoofd liet denk beeld op, dat zij te weinig krijgen dan scheiden zij er uit, deelen hun bevinding aan anderen mede, die het spoedig met ben eens zijn, of, zoo niet, gedwongen het te worden, en dan gaat de troep wat spektakel maken, meest bij de woningen der veenbazen, die, na een poosje tegen stand te hebben geboden, het loon een weinig verhoogen. Daarmee is het doel van de demonstratie bereikt, men gaat weer aan 't werk en de pret is afgeloopen. Maar het «bollejagen" van dit jaar heeft zulke bedenkelijke verhou dingen aangenomen, dat het tijd wordt er voorgoed een eind aan te maken. Bezwaarlijk zou men het nu langer een onschadelijke liefhebberij kunnen noemen. Over het algemeen wordt van de veenarbeiders gezegd, dat het goed hartige lui zijnworden ze echter kwaad, dan ontzien zij niet veel. Nu, dat laatste is dan ook geblekener is door baldadige handen heel wat verwoesting aangericht, ook bij men- schen, die met den loonstrijd hoe genaamd niets te maken hadden. Een sterke militaire macht is noodig geweest, om erger uitspattingen te voorkomen, en naar beweerd wordt hechtte de Regeering zooveel betee- kenis aan het voorgevallene, dat miliciëns, die op het punt stonden met groot verlof naar huis te wor den gezonden, voorloopig moeten blijven, opdat de garnizoenen niet te zeer ontbloot worden van manschap pen met het oog op mogelijke her halingen der rustverstoring. De omvang, dien deze quaestie heelt genomen, stempelt haar tot een zaak" vari algemeen belang, en geeft aanleiding lot de vraag, wat er moet gedaan worden We laten nu alle theoretische beschouwingen voor een oogenblik rusten als de practijk der feiten spreekt, gelijk thans het geval is, heeft deze het eerste woord. Op hoe onhebbelijke en onmoge lijke manier de veenarbeiders ook aan hun grieven lucht hebben ge geven, met dit toe te stemmen ontkent men niet de gegrondheid dier grieven. Zij zijn vooreerstwille keurige loonsvermindering; ten tweede: dwang tot het doen van inkoopen bij den veenbaas, die er meestal een winkel op nahoudt, dikwijls ook een vergunnings-inrichting, waar de weke- lijksche loonsafrekening plaats heeft. De arbeiders zijn verplicht, bij den veenbaas-winkelhouder hun inkoopen te doende prijzen zijn gewoonlijk hooger dan bij anderen. Die verplich ting wordt ontkend zij bestaat echter feitelijk. Want men heeft met de klanten een loopende rekening, zich ook uitstrekkende over het saizoen, waarin te weinig werd verdiend om alles af te betalen, daardoor blijven de menschen in de schuld, en kun nen zich nooit uit de macht des win kelhouders losmaken. Is er een middel te vinden, om den treurigen rnaatschappelijken toe stand der veenarbeiders te verbe teren Wij gelooven het wel. Het vordert evenwel de samenwerking van de eigenaars der veengronden, die zeker niet gaarne de verantwoordelijkheid op zich zullen nernen' voor een ver lenging van de bestaande verkou- dingen. De loonregeling moet geschieden vóór den aanvang der werkzaamheden, in overleg met de belanghebbenden. Dezen kunnen uit hun midden per sonen tot hun gedelegeerden benoe men. Pogingen om, na den aanvang van den arbeid in de aangenomen regeling verandering ti brengen, door middel van «bollejagen" of wat dan ook, kan men dan verijdelen door onmiddellijke wegzending van hen, die er zich aan schuldig maken. Daar in het werksaizoen meer wordt verdiend dan voor de gezinnen noodig is, daarentegen in den winter nagenoeg r.iets, moeten kassen wor den gevormd om een deel van het loon rentegevend te besparen. Op die manier behoeven geen schulden gemaakt te worden. Dwang tot het inkoopen in welken winkel ook, worde onverbiddelijk ge weerd. De veeneigenaar trachte ook te bewerken, dat geen loonsbetalin- gen plaats hebben in het vergun ningslokaal van zijn veenbaas of op zichter. Eindelijk en dit is een punt waar de philantropie bij te pas moet komen om de arbeiders los te maken van het juk der schulden, onder hetwelk zij langzamerhad gebukt zijn geraakt, is het hoogst wensche- lijk, in elke gemeente, bij de veen- industrie betrokken, een kas te vor men, die rentelooze voorschotten tot schulddelging verstrekt, onder dien verstande, dat de arbeider elke week een klein bedrag aanzuivert. Op die manier wordt hij weer vrij inan, en zal zijn maatschappelijk peil onge twijfeld rijzen. Moge de enquête-commissie spoedig weer in het leven treden, en zich dan ook bezighouden met een nijver heidstak, voor ons land van zooveel belang als de veenderij. („Gelukkig 't land, waar 't kind zijn moèr ver brandt." dichtte Vondel,) Wellicht zou zij tot dezelfde conclusiën komen, als die we hier ter overweging aan bieden. Het Nbl. v. d. Boekhandel vestigt de aandacht op klachten en waarschu wingen van de Indische dagbladen over de vertraging, welke brieven en couranten ondervinden, die met de Hollandsche mail worden verzonden. Zes, zeven dagen is de Engelsche mail veelal voor; »dat is tegenwoordig geen uitzondering, maar regel," zegt het Batav. Nieuwsbl., dat daaruit tot de slotsom komt: «Een Hollandsche mail heeft dus geen raison d'ètie meer". De Javabode, die in Februari het feit eveneens constateerde, voegde daar echter bij«Natuurlijk kan men er aan onze niet gesubsidieerde lijnen geen grief van maken, dat zij in snelheid worden over troffen door maatschappijen, die millioenen uit de schatkist krijgen; haar hoofddoel is niet het biievenvervoer." Ook in de omgekeerde richting, van Java naar Nederland, is de achterlijkheid van de Hollandsche mail reeds sedert geruimen tijd regel. Bij dagorder is aan het personeel der «Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen" bekend gemaakt, dat het aan de restaurateurs verboden is, aan het personeel sterken drank te ver- koopen, en dat het zich er mitsdien van behoort te onthouden, van de restaurateurs de levering van sterken drank te verlan gen, of in de stations-restauraties sterken drank te gebruiken, al wordt dit ook door derden aangeboden. Mitsdien wordt be paald, dat, wie zich aan overtreden dezer bepaling schulding maakt, op zeer strenge wijze zal worden gestraft. De Weesinrichting te Neerbosch werd dezer dagen, door iemand die onbekend wenscht te blijven, verblijd met eene gift van f 1000. Uit Bergen en Zoom wordt gemeld: Aan de Suikerfabriek van den heer Wittouck is een proef genomen met een nieuw middel ter verlichting, het z.g.» Wells licht." Dit licht ontwikkelt gas van olie, geeft een krachtig wit licht, dat tot 3000 kaarsen kan worden opgevoerd, en ver brand per uur slechts ongeveer 30 cent grondstof. Daarbij behoeft deze lamp luchtperspomp noch stoommachine, brand steeds goed in alle weer en wind, kan door een gewoon werkman behandeld en door twee jongens gemakkelijk ver plaatst worden. Dit laatste geeft een groot voordeel boven het electriscli licht, waar mede men steeds aan plaats gebonden is. De proeve voldeed uitstekend. Opeen afstand van 1000 meter kon men bij dit licht duidelijk geschrift lezen. Uit Dongen N.-Br. wordt gemeld, dat daar in de laatste weken veel aan bod van schors komt uit Gelderland. De vraagprijzen zijn lager. Daar er in Gelderland nog belangrijke partijen zitten en de leerlooiers meest zijn voorzien, zal men zelfs tot lagere prijzen de oude partijen niet kunnen op ruimen; men verwacht voor het nieuwe seizoen dan ook aanmerkelijk lagere prijzen. Uit Suriname wordt gemeld, dat het 25-jarig jubilé van de vrijverklaring der slaven in West-Indië op '1 Juli a. s. in de geheele kolonie op feestelijke wijze zal worden gevierd. Omtrent de werkstakingen in de Friesche en Drentsche venen schrijft men aan de N. R. Ct. Er gaat geen jaar voorbij zonder dat in sommige veenstreken werkstakingen plaats hebben, In Friesland noemt men dat «bollenjagen". Zoo talrijk als dit jaar waren de werkstakingen echter nooit. De oorzaak is overal dezelfde de eisch om hooger loon. En ontkend kan het niet worden, dat het loon der Javaansche Roman. DOOR MARIA BOGOK. 33) AchmatWaarom had zij het arme kind dien naam gegeven het kind, dat door zijn eigen vader verstooten was, toen deze de moeder zoo doodelijk beleedigde 1 Omdat Achmat voor Kousouma nog steeds het beeld was van al wat groot en edel is en zij daarmede de wieg van haar kind onder de be scherming van deze verhevene deugden stelde. Een man had een snood verraad jegens haar gepleegd zij vervloekte dien man uit den grond van haar hart, en al had zij op staanden voet van honger moeten omkomen, zij zou liever gestorven zijn dan dat zij hem de hand zou hebben toegestoken, niettegenstaande hij de vader van haar kind was. Een andere man had haar met een innige vereering liefgehad en, niettegenstaande de vrouw, die hij boven alle anderen had uitver koren, geweigerd had de zijne te worden, was hij altijd even edel en grootmoedig jegens haar gezind gebleven. In haar hart zegende Kousouma dien man, en door zoo te handelen volgde zij de wetten der onverbiddelijke rechtvaardigheid. Een klagend geschrei deed de moeder uit haar gepeins ontwaken. Onmiddellijk stond zij op en bukte zich over haar kind heen. Een droevige glimlach ver helderde een oogenblik haar gelaat en een nog zwakker lachje beantwoordde den hare. Het kind strekte de handjes naar haar uit. Zij beurde het op en drukte het aan haar hart. Beladen met haren kostbaren last ging zij voor het vuur zitten, terwijl Ragha de half verkoolde sintels nog wat oprakelde, want het was boven op den berg geducht koud, en de nacht was reeds ingevallen. Het kind beproefde nog om de borst zijner moeder te nemen, maar het had daartoe geen kracht meer. Zijne oogleden vielen toe, en het sluimerde weder in. Kousouma hield haren adem in, terwijl Ragha, die op de hurken naast haar zat, in stilte een gebed tot Allah opzond. Op eens rekte het arme schepseltje zenuwachtig zijne tengere, magere lede maten uit, speide zijr.e oogjes vervaarlijk wijd open, en liet toen zijn hoofdje, dat het een oogenblik had opgericht achter over op de knieën der jonge Indische vrouw vallen. Kousouma hield een lijkje in hare armen. Toen zij voelde dat het lichaampje van haren zoon in hare armen begon te ver stijven, kwam haar geheele hart in op stand en, zij stiet een vervaarlijk gebrul uit. In plaats van te bidden, ontsnapten de vreeselijkste vervloekingen aan hare lippen, en geen enkele traan schonk ver lichting aan hare radelooze droefheid. «Neen, neen Ige zijt niet dood riep zij eensklaps, tilde met geweld de gesloten oogleden op, en schudde in een aanval van razernij, het lijkje, alsof zij er op die wijze weder leven in wilde brengen. «Laat het kind toch in vrede rusten," zeide Ragha op ernstigen toon. «De kleine reiziger is thans op weg naar het paradijs en wil niet meer bij ons terug komen, want hier op aarde doet men toch niets dan lijden en daar boven is men gelukkig." Kousouma antwoordde niets, maar toch begreep zij dat zij haar zoontje te vergeefs riepde kleine engel was weggevlogen en Ragha's hut was ledig. Langzamer hand begon zij zich dan ook te schikken in deze beschikking van liet lot. Ragha wilde haar het lijkje afnemen, maar zij stond bedaard op, duwde, zonder een woord te spreken, de oude Indische van zich af, en drukte het verstijfde lichaampje van haar kind noch dichter tegen zich aan. Zwijgend liet Ragha haar begaan, waarna Kousouma weder in een hoekje bij het vuur ging zitten. Zoo bracht zij den nacht door, geheel alleen met hare smart. Door het kleine venster der hut viel het schijnsel eener heldere ster vlak op het gezichtje van het kind, dat glim lachte in zijn eeuwigen slaap. Zou zijn zieltje zijn opgevaren in het licht dier heldere ster, wier schijnsel op de knieën der arme moeder viel Allengs brak de dag aan en thans stond Kousouma op, en legde het lijkje in de hangmat. Voor de laatste maal wiegde zij het nog eens en zong daarbij het slaapliedje, dat de Javaansche moeders gewoonlijk bij het bedje harer zuigelin gen neuriën. Zij kuste zijne vingertjes en zijne voetjes en streek met hare hand de zachte lokken glad, die krulden evenals het haar van Hugo de Voss. Daarna ver zocht zij Ragha om naar de bron te gaan, en toen deze met een kruik frisch water terugkwam, waschte Kousouma het lijkje, wikkelde het vervolgens in een wit laken en, nadat zij het weder in hare armen genomen had, ging zij er mede op weg. Ragha wist zeer goed waarheen de moeder zich begaf, maar zij durfde haar niet volgen. Geheel alleen liep Kousouma door het bosch. Zij had het gezichtje van het kind zoo gelegd, dat het licht der opgaande zon er op viel, en ook nu speelde dezelfde glimlach om zijne lipjes als gedurende den nacht. Het sliep; maar het sliep den slaap der onsterfelijken, en het licht der zon kon het evenmin doen ontwaken als de kussen zijner moeder. Kousouma liep den geheelen dag door. Tegen het vallen van den avond bereikte zij den Punijak. Zij betrad het maagdelijke woud en ver volgde te midden van die onmetelijke stilte, haren weg naar het heilige meer, waar zij wenschte dat haar innig geliefd kind zou rusten. Toen zij aan den oever van den Telaga-Varna gekomen was, legde zij het lijkje onder een palmboom neder, en begon vervolgens met hare nagels een graf voor haar kind te graven, Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1888 | | pagina 1