Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. MARIE. No. 56. Zaterdag 14 Juli 1888. Zeventiende Jaargang. abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG M ZATERDAG. advertentie ni De eerste aanval. BINNENLAND. Feuilleton. AMER VOOR Per 3 maarden 1.Franco per post door het peheele Rijk. Afzondert ijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertenticn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters cn vignetten naar plaatsruimte. Tot dusver droegen de eiselien, door de socialisten gesteld, een plaat selijk karakter. Nu eens werd verlangd, dat op kosten der gemeentelijke kassen de arme schoolkinderen in den winter zouden worden gevoed. Een, met be trekking tot den hoogen toon, ge voerd door hen die er mede voor den dag kwamen, nogal gematigde eisch. Dan weder vernamen we, dat de heeren verlangden dat van tijd tot tijd de panden in de bank van lecning op kosten van dezelfde kas zouden worden ingelost, en aan de vroegere eigenaars teruggegeven. Ook al een middel, om de zorgeloosheid, die in sommige groepen van de lagere volksklasse valt waar te nemen, in de hand te werken. Sedert echter de leider der socia listische beweging iid van de" Kamer- is gworden, verwachten zijn geest verwanten, dat hij op uitgebreider terrein zal gaan manoeuvreeren. Niet de dikwerf schraal voorziene kassen der gemeenten, maar de onuitputte lijke goudmijn, 's lands schatkist, is thans het mikpunt van den aanval geworden. Het wetsontwerp van den heer Domela Nieuwenhuis tot het nemen van maatregelen tegen de gedwon gen winkelnering van werkgevers beoogt in den grond der zaak niets anders, dan zekere arbeiders, die schulden gemaakt hebben, op een voor hen gemakkelijke manier van betaling te ontheffen. Al het andere is eigenlijk bijzaak. Immers, van den omvang dier nering, die -liet wetsontwerp wil be strijden, weet de voorsteller niets. Ware het hem ernst met de zaak, hij zou er studie van gemaakt heb ben. Waar vindt men, op dit oogen- blilc, na hetgeen er in de laatste maanden gebeurd is, werkbazen die winkelhouden en hun arbeiders dwingen, uitsluitend bij hen te koopen en wel tegen willekeurig verhoogde prijzen De heer Nieuwenhuis, weet het evenmin als wij. Geen enkel cijfer waarvan de juistheid geconsta teerd kan worden, steunt zijn be weringen. Trouwens, nauwkeurig vast stellen van feiten, en die beschou wen in hun oorzaak en verband, is niet het zwak van dezen «leider" hij heeft ernstiger bezigheden, dan zich met zulke nietige dingen inlaten. Hij neemt slechts aan, dat iets zoo i is, en dan is het zoo. «Als regel kunnen wij aannemen, dat 35 a 30 pCt. winst wordt genomen boven den prijs der andere winkels." Als I men den schrijver van de «toelich- ting," waarin dat aanneemsel voor komt, vroeg op welken grond hij dat doet, vermoedelijk zou hij weer met zijn midden-cijters-historie gaan schermen. 't Is ook eigenlijk gekheid, dat de voorsteller zich met die cijfers onledig houdt. De arbeiders konden het zaakje veel eenvoudiger opknappen. Ze hebben slechts tot den veenbaas die winkeliert, te zeggen Ik betaal je geen cent meer, hoepel op met je leitje, en alles is volmaakt in orde. Daarna komt de wetgever met zijn maatregelen, en we tellen een «quaestie" minder. In de toelichting tot liet wetsvoorstel wordt de raad, de betalingen te staken, wel niet zoo onomwonden gegeven, als wij dat zoo-even uitdrukten, maar het staat er toch even duidelijk, twee maal achter elkander, opdat het toch vooral de aandacht moge trek ken. Die herhaling van dezelfde ge dachte maakt op ons dus indruk van een Luistert goed, en knoopt het in uw oor. Welnu, we luisteren. «Ofschoon er veel voor te zeggen zou zijn, om eenvoudig een schrap te halen door al die schulden, daar de werkgevers-winkeliers, door de hooge winsten, jarenlang door hen behaald, reeds meer dan voldoende schadeloos zijn gesteld, toch wil de voorsteller trachten de belangen van de eene klasse te behartigen, zonder die van de andere te schaden," En nogmaals, onrniddelijk daarna«Al zou men dus rechtens niet kannen zeggen, dat door eene dergelijke handeling, met het oog op de boven matig hooge winsten, jarenlang op gestoken, nadeel werd toegebracht, toch wil de voorsteller een tegemoet koming verstrekken aan de werk gevers-winkeliers." De edelmoedighëid, in het slot van beide deze parallel-volzinnen uitblin kende, moeten we wezenlijk hoog waardeeren, en we zien dan ook reeds den Minister van Financiën, door dezelfde geestdrift ontgloeid, op een drafje naar den heer Nieu wenhuis toeloiopen, om hem den sleutel van de schatkist ter hand te stellen ten einde 2/3 van de win kelschulden zijner veenarbeiders, en andere, misschien in hetzelfde geval voi koerende ai Leiilors, af to betalen. Want dat is de quaestie «Om nu de arbeiders in de gelegen heid te stellen, om bij deze nieuwe orde van zaken schoon schip te maken, acht de voorsteller het noodig om van staatswege hen te gemoet te komen," Van de eigenlijke artikelen van liet wetsontwerp behoeven we niets te zeggen. Het zwaartepunt ligt in de «overgangsbepaling." De voorsteller weet dat ook wel, anders zou hij, die een man van studie en van ken nis is, wel iets beters geleverd heb ben, in overeenstemming met de wet, en practiseh uitvoerbaar, wat geen van beiden gezegd kan worden van hetgeen hier wordt aan geboden. Dat alles komt er niet op aan. Men heeft alleen een voorstel willen doen, dat totaal onmogelijk is, en door niemand aanvaard kan worden, al worden er nog zooveel amendementen aangebracht. De heer Domela Nieuwenhuis wil reden vin den, met het oog op de te verwachten unanieme verwerping, om met veel ophef je roepen«Ziet ge wel, ze willen nietsdie liberalen van den kouden grond, natuurlijk in't geheel niet; en van de clericalen moet je 't ook al niet hebben. Alleen wij, socialisten, sociaal-democraten, collec- tivisten, communisten, anarchisten enz. hebben hart voor den ongeluk- ki^en werkman. Omtrent liet oproer in de residen tie Bantam lezen wij in de Staatscourant van 12 dezer het volgende: «Onder dagteekening van 9 dezer werd bij het departement van koloniën het volgend telegram van den gouverneur- generaal van Nederlands-Indië ontvangen: «Uit Bantam bericht dat vrij ernstige rustverstoring heden nacht uitgebroken is in Anjer bij afwezen van adsistent-re- sident, die met resident en adspirant- conlroleur op tournée is. Gevangenis te Tjilegon gefoiceerd. Telegraaf afgesneden. Klerk met gezin vermoord Muitelingen zouden op weg zijn naar Serang." Naar aanleiding van dit telegram is aan den Gouvei neur-Generaal mededeeling verzocht van de aanleiding van deze on lusten in de residentie Bantam, alsmede opgave van hetgeen ter zake door de Uegeeririg verricht werd, Hierop zijn on der dagteekening van 10 en II dezer, de volgende telegrammen van den Land voogd ontvangen, luidende het eeiste: «Na het voorloopig bericht van giste ren omtrent onlusten geen positieve tij dingen ontvangen. Aanleiding nog vol komen onbekend. Garnizoen van Serang zond patrouille vergezeld van regent en controleur, nopens wier wedervaren geen tijding. Een escadron en liet negeade bataljon gistermiddag daarheen. Nacht te Serang rustig. Resident heden aldaar terug en liet tweede «Patrouille, bedoelt in een vorig tele gram, had op ongeveer acht paal van Serang ontmoeting met een honderdtal muiters. Na drie sommatiën salvovuur. Negen muiters gedood. Te Tjiligon geen verzet. Aldaar vermoord adsistent-resident Gubbels met echtgenoote en twee kin deren, klerk üumas, onder-collecteur, wedono, djaksa en cipier. Patrouille ge legerd in gevangenis, niet verontrust. Troepen gisterenmiddag te Serang aan gekomen. Eene compagnie met den lesi- dent des avonds naar Tjilegon. Aanlei ding onlusten nog onbekend." Per extra-trein van 4.47 zijn Don derdag op het Loo aangekomen de erf prins en erfprinses van Bentlieim met kinderen. Van den trein gingen de hooge gasten per rijtuig naar het paleis, alwaar H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Wil- heimina de familieleden opwachtten. Naar wij vernemen, is het vertrek op a. s. Donderdag bepaald. Naar men meldt, zal de 'nieuw- beroemde gouverneur-generaal van Nederl. Indië in de volgende weken des Dinsdags en Woensdags van 1 tot 3 ure aan het departement van koloniën andientie ver- leenen aan lien, die hem in die hoe danigheid mochten verlangen te spreken. Gedurende de aanstaande feesten ter gelegenheid van den verjaardag van prinses Wilhelmina zal op de teireinen achter het Rijksmuseum te Amsterdam ook een wielerwedstrijd, uitgeschreven door de Amslerdamsche Wielerwedstrijd- verecniging, worden gehouden. De me dailles voor de winners worden door het feestcomité aangeboden. - Nog geen enkel blad heelt liet wetsontwerp van den heer Domela Nieu wenhuis in bescherming genomen, en al gemeen is men overtuigd, dat het ver worpen zal worden met 99 stemmen tegen één. In zeer afkeurende zin spreekt zelfs liet D. v. A. (welk blad de partij van Nieuwenhuis altijd krachtig steunde) over de eeiste schrede van den wereld hervormer op wetgevend gebied, die steeds toonde te kunnen afbreken, terwijl hij tot opbouwen volkomen ongeschikt blijkt te zijn. Het blad zegt o. a. «Door de indiening van zijn voorstel van wet «tot het nemen van maatregelen tegen de gedwongen winkelnering" heeft de heer Domela Nieuwenhuis geen dienst bewezen, noch aan zich zelf, nocli aan de zaak, die hij voorstaat. Wie nog niet wist van en nog niet gelooven wilde aan de weergalooze oppervlakkigheid van den leider der Nedei landsche sociaal-demor-a- (EENE NOVELLE) 5) «Ik geloof wel Anne 1 dat mijne ouders het er voor houden dat er meer dan vriendschap tusschen ons bestond, maar zij hebben, nadat ik eens op hunne vraag hiernaar, geen antwoord gaf maar hevig begon te weenen, waarschijnlijk besloten, om mij dit niet meer te vragen, zoo lang ik er niet over spreek. Daarin zie ik een bewijs hunner ouderlijke tee- derheid en van hun fijn gevoel. Zij hopen misschien dat de tijd mijne smart wel zal verzachten. Ik bewaar hierover ook het stilzwijgen, vooral nu ik toevallig van mijn broeder vernam dat zijn vriend hem onder meer andere beschikkingen in last had gegeven om na zijnen dood terstond een verzegeld pak blieven, dat in zijne reiscassette lag te verbranden. Dit waren geen andere dan de mijne. Hij had mij eens geschreven, dat hij een voorgevoel had van een vroegen dood, al hechte hij ook niet sterk aan voor gevoelens, en indien dit soms eens ver vuld mocht woiden, ik dan geen vrees rnoest hebben, dat onze liefde openbaar zou worden, want dat hij zorgen zou, dat mijne brieven terstond zouden ver nietigd worden, en vei zocht mij, daarop insgelijks bedacht te zijn." «De tweede vraag houd het mij ten goede, Anne dat ik zijn naam verzwijg. Doe er ook geen onderzoek naar. Het is niet voor inijzelven, maar eerbied voor zijn nagedachtenis, dat ik hem niet uitspreek. Niemand, dan ik moet het weten, dat hij mij eens heeft lief gehad en daardoor zijn woord, aan zijn tante gegeven, heeft verbroken." «Verwijder toch dat laatste denk beeld van u. Het doet mij meer leed, Marie! u zoo te hooren spreken, dan dat gij mij zijn naam verzwijgt. Kom, wiscli uwe tranen af, en laat ons in den tuin gaan wandelen. De bloemen hebben ook troost voor treurende harten. III. EENE ONTMOETING. Er is reeds eene week verloopen, sedert Marie haar droevig wedervaren aan Anne heeft verhaald. Hoogst weldadig had dit vriendschappelijk onderhoud op liet hart van Marie gewerkt. Het was haar alsof zij nu een deel van den last, die haar drukte, had weggeworpen, nu zij haar leed aan hare vriendin had geklaagd. Zichtbaar week van haar die somberheid, en Anne dankte eiken avond, den Albe- schikker voor den gezegenden invloed, dien hare woorden uitoefenden. Althans, wij vinden haar nu schertsende terwijl de glans van vergenoegheid haar lief gelaat opluistert. Zij is gereed om met Anne en Ewoud eene wandeling buiten de stad te doen. Volgen wij de wande laars. Het discours is vrij levendig. Ewoud doet als een goed cavalier, alles, om de wandeling op te vrolijken. Toen zij het doel hunner wandeling bereikt hadden de uitspanning: Landvermaak" en daar in den tuin thee gebruikten, voelt Ewoud zich op zijn schouder tikken en omziende aanschouwt hij een vriend, die hij in een paar jaren niet had gezien; Karei Mastboom: op te springen, zijn vriend de hand te drukken eri uit te roepen: «Hoe Mastboom, gij hier?" was het werk van ééne seconde, te gelijk viel Marie in onmacht en toen Ewoud zich omwendde, om zijn vriend aan zijne dames voor te stellen, zag hij Marie bewuste loos in de armen van Anne. «Och, Ewoud! Ewoud I help, Marie sterft," snikte Anne. «Houd u bedaard, Anne! Ziedaar, een glas water, beproef of zij kan drin ken geef mij uw flacon." Ewoud, die zijne tegenwoordigheid van geest niet had verloren, bracht met de meeste bedaardheid de doelmatigste hulp aan. De heer Mastboom was geheel ont hutst, dat die blijde ontmoeting zijns viiends met zulk een treurig ongeval ge paard gin». Hij bleef op de plaats waar hij stond, en wachtte of Ewoud hem ook een wenk of een woord zou geven. Anne fluisterde haren broeder, terwijl li ij ijverg bezig was met hulp te verleenen, in: «Ik geloof, dat zij verschrok van dien heer, die u schijnt te kennen. Doe dus uw best, dat deze zich verwijdere; maar spoedig, want ik geloof, dat zij weder bijkomt." Zonder hiertegen iets in te brengen, voldeed Ewoud aan dat verzoekhij wist dit zoo te doen, dat Mastboom geen den minsten argwaan koesterde, en bepaalde plaats en uur waar zij el kander zouden wedervinden. «Anne, zijt gij daar vroeg Marie met zwakke stem, terwijl zij hare oogen opende. «Ja, Marie I ik ben het, gevoelt gij u beter?" «Waar is li ij dan? Is hij weder weg? Waar hen ik, Anne? Waak of droom ik? Ik heb hem gezien, hij is nog niets veranderd, wat ben ik gelukkig. Gij zult het hem niet zeggen, nietwaar? dat ik u alles heb verteld. Maar waar is hij dan nu, ik zie hein niet ach, mijn hoofd! en zij viel weder bewus teloos neèr." Zij ijlt ach het is verschrikkelijk. Ewoud, die intusschen meerdere hulp was gaan halen, kwam terug, zij weid nu in huis gedragen en op eene rustbank gelegd, liet leed geen twijfel, of liet was hier iets ergers dan eene spoedig voor bijgaande benauwdheid, geneeskundige hulp moest worden ingeroepen. Nadat Ewoud de noodige bevelen had gegeven, om alle mogelijke bijstand te verleenen, liet hij zijne zuster bij de kranke alleen; Hij had een paard laten zadelen en daarop snelde hij in vollen galop naar de stad. Zijne oudeis waren ontsteld, toen zij hem te paard en alleen zagen aankomen. Hij deelde in weinige woorden liet ongeval mede, spoedig werd er orn een geneesheer gezonden, en binnen een half uur waren EwouJ's ouders met hem in een rijtuig gezeten op weg naar «Landvermaak." Ewoud had door al die drukte niet veel tijd gehad om over de oorzaak van die plotselinge ongesteldheid na te denken. Wordt Vervolgd)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1888 | | pagina 5