NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Ooi een arbeidsvraagstuk.
Feuilleton.
DE STRANDJUTTER.
No. 66.
Zaterdag 18 Augustus 1888.
Zeventiende Jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
AMEHSF00RTSCI1 COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten iutezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer B Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Velen, die of niet bepaald tot de
arbeidende klasse behooren, of nooit
de eene of andere aanleiding vonden
om over het onderwerp na te den
ken, zullen wellicht eenige moeite
hebben zich voor te stellen, dat de
quaestie van den arbeid van gevan
genen verbazend lastig kan zijn. Op
de eenvoudige vraag: Wat zal men
die lui lat6n doen is het lang
niet gemakkelijk, een voldoend ant
woord te vinden.
In vroegere tijden brak men zich
daar het hoofd niet mee. Elke ge
meente van eenige beteekenis bad
haar «spinhuis" of «rasphuis", als
algemeene strafgevangenis voor mis
dadigers die niet tot de allergevaar
lijkste soort behoorden. De laatsten
sloot men afzonderlijk op, in een
meestal donker koter was geen
sprake van, hun eenige bezigheid te
verschaffen, ten einde daardoor hun
verschrikkelijk lot een weinig te ver
zachten, bij de ellende van hun
droevig, morsig, vochtig verblijf
voegde zich die eener volstrekte en
gedwongen ledigheid. De bevolking
van de gemeenschappelijke kerkers,
mannen en vrouwen, werd gezet
aan het spinnen van garen ten bate
der inrichting, of aan het raspen
van wortels of verfhout. Sedert deze
beide werkzaamheden machinaal nog
goedkooper worden verricht dan
voor de kosten die destijds in reke
ning werden gebracht, is zoowel
het een als het ander in onbruik ge
maakt.
Er moest derhalve iets nieuws
opgezocht worden. Dat de gevange
nen niet werkeloos mogen blijven,
zal zeker door niemand worden tegen
gesproken die rnet ons van meening
is, dat geregelde arbeid zoowel een
middel is tot zedelijke verbetering,
als een onmisbare steun om de kwel
lingen van het vrijheidsgemis te
kunnen dragen. Het is dus in de
eerste plaats uit een beginsel van
humaniteit, dat de maatschappij aan
deze zaak haar zorg blijft wijden.
Doch die arbeid, wil hij inderdaad
beantwoorden aan het doel, moet
nattig, moet productief zijn; voldoet
hij niet aan dien eiseh, dan oefent
hij geen weldadigen invloed uit op
het gemoedsleven der veroordeelden.
Indien men bijvoorbeeld de gemeen
schappelijk gekerkerden slechts zand-
hoopen of steenen heen en weer deed
kruien, of men gaf den cellulair ge-
kerkerden een taak op die zij on
middellijk na de voltooiing weer ver
nietigden, dan zou men hen wel
bezighouden, maar die arbeid werd
bijna een even groote marteling als
de ledigheid.
Daar komt nog iets bij een krach
tige prikkel tot ijver hij den arbeid
is het loon, en ook dat mag den ge
vangene niet worden onthouden. Het
loon kan natuurlijk geringer zijn dan
dat van iemand, die in al zijn be
hoeften, misschien ook nog in die
van een gezin voorzien moetdoch
iets moet er worden gegeven, dal
voor -hem bewaard wordt tot het
oogenblik zijner invrijheidstellingen
dat hem behulpzaam kan zijn om
weer als een gewoon lid eener ge
regelde samenleving op te treden,
0111 niet terstond door armoede op
liet pad der ondeugd te worden
teruggebracht.
Doch nu doet zich het ernstig be
zwaar voor, dat de arbeid der gevan
genen dien der invrijheidwerkende
bevolking dikwijls nadeel toebrengt.
De Commissiën van toezicht op het
gevangeniswezen nemen gretig elke
gelegenheid te baat, om bestellingen
te doen uitvoeren, die binnen het
bereik der veroordeelden liggen en,
waartoe geen uitgebreide machinale
hulpmiddelen noodig zijneen be
trekkelijk geringe betaling is dan vol
doende, dewijl levensmiddelen en alle
andere benoodigdheden toch van
staatswege worden ver-strekt. Is het
dan wel wonder, dat vele aannemers
van leveranciën ten behoeve van
Staat of Gemeente daartoe, wanneer
zij kunnen, hun toevlucht nemen
Evenmin kan het echter verwonde
ring wekken, dat weririiedenvereeni-
gingen daartegen opkomenbij de
allerwege heerschende schaarschte
aan werk kan de gevangenisarbeid
moeielijk anders beschouwd worden
dan als een mededinger, die alle
kansen in zijn voordeel heeft.
Het onderwerp is dan ook reeds
zeer dikwijls besproken, in vergade
ringen van werklieden en van nijver
heidsmannen, en niet minder in de bla
den aan de belangen van den werken
den stand gewijd. Nog verleden week
vonden we daaromtrent in «De Werk
mansbode" een mededeeling, die zeer
onze aandacht trok. Zij is deze„Te
Breda is nu reeds veel werkloosheid
in het timmervaker zijn timmer
lieden, die zich te vergeefs aanbieden
voor een loon van veertien cents
per uur. Dat zij niet slagen, wordt
veroorzaakt, doordien het werk, dat
er nog is. grootendeels in de ge
vangenis wordt vervaardigd tegen
betaling van slechts twintig cents
werkloon per dag."
Het blad zegt verder
is men, als meermalen
bleek, geneigd het door
gedeelde als onwaar of
voor te stellen. Thans is
plaats voor. Wij kunnen de voor
werpen, o. a. ramen en deuren, die
aldaar vervaardigd zijn, aanwijzen,
en den patroon die ze liet vervaar
digen noemen."
Tegenover zoo stellige verzekering
is twijfel onmogelijk, en dan moeten
we zeggen, dat er reden is tot klagen.
Nederlanders van eiken rang en
stand dragen bij in de kosten van
het onderhoud der gevangenen,
en men kan niet lijdelijk toezien,
dat lieden, die gaarne een eerlijk stuk
brood willen verdienen, daarvan ver
stoken blijven door de ongelijke mede
dinging van deze buitengewoon goed-
koope werkkrachten. Het komt ons
„Misschien
het geval
ons mede
overdreven
daar geen
gewenscht voor, dat ook dit onder
werp getrokken wordt binnen den
kring der onderzoekingen van de
Enquête-Commissie; men moet weten
welke soort van arbeid in de gevan
genissen wordt verricht, welke rol
daarbij de particuliere ondernemers
vervullen, en van welken invloed die
arbeid is op den loonstandaard.
We hebben reeds erkend dat deze
zaak uiterst moeielijk op een voor
allen bevredigende wijze te regelen
is. In beginsel zou kunnen worden
vastgesteld, dat in de gevangenissen
niets anders mocht worden vervaar
digd, dan voorwerpen voor den open
haren dienst bestemd uniformen en
ledergoed voor land- en zeemacht,
borstelwerk en kleine equipement-
stukken, bindwerk, linieerwerk, schoei
sel, enz. 't Is waar, ook dit alles
wordt thans door de particuliere
industrie geleverdde concurrentie
rnet deze zou dus niet zijn buitenge
sloten. Doch de vruchten van die
mededinging kwamen dan in ieder
geval ten bate van het algemeen
het voordeel van den arbeid dei-
gevangenen zou een bezuiniging op
het budget ten gevolge hebben. Ten
einde dit laatste niet te zeer op den
voorgrond te doen geraken, zouden
we allen machinalen arbeid geweerd
willen hebbenzelfs de naaimachine
mocht niet gebezigd worden. Hoofd
doel moet zijn en blijven de ge
vangenen nuttig bezig te houden
de vormende en opvoedende kracht
van den arbeid zou gesteld moeten
worden boven haar materiëele waarde.
Zijn op die wijze niet alle grieven
weg te nemen, het onmogelijke
kan niemand verlangen veel van de
bezwaren, tegen de gebruikelijke rege
ling van den arbeid der gevangenen
ingebracht, zouden hun recht van
bestaan verliezen.
Men leest in de Staats-Ct.:
«Reeds terstond bij haar optreden zag
Zr. Ms. regeering zich genoodzaakt te
overwegen, wie in de plaats van den
weldra aflredenden Gouverneur-Generaal
als 's Konings vertegenwoordiger tot het
voeren van het bestuur over's rijks over-
zeesche bezittingen in Azië zou moeten
worden voorgedragen.
«Het heeft den Koning behaagd, tot
Gouv.-Gen. van Ned.-Indië te benoemen
mr. C. Pijnacker Hordijk, oud-minisler van
binnenl. zaken en Hoogstdeszelfs com
missaris in Drente.
«Mr. Pijnacker Hordijk, den aan zijn
nieuw staatsambt verbonden eed in
's Konings handen afgelegd hebbende, zal
nu op Vrijdag den 24. Augustus 1888
den vaderlandscben grond verlaten, met
het voornemen van zich op den 30. daar
aanvolgende op het stoomschip «Suma
tra," van de maatschappij «Nederland,"
te Marseille voor de reis naar Batavia,
ter aanvaarding zijner hooge waardigheid
in Nederlandsch-Indiè, in te schepen.
«De ondergeteekende geeft hiervan
langs dezen weg aan het Nederlandsche
volk kennis, opdat ieder, zulks verlan
gende en al of niet daartoe opgewekt of
voorgegaan door de leeraars, priesters en
geestelijken der verschillende Nederland
sche christelijke of andere godsdienstige
gezindheden, gelegenheid hebbe, aan zijne
plichtmatige smeekiogen voorden Koning
en Hoogstdeszelfs huis en Regeering, ook
de bede toe te voegen, dat de reis van
den Gouverneur-Generaal mr. C. Pijn
acker Hordijk en zijn gezin voorspoedig,
en zijn bestuur door God gezegend, Indië
tot heil, Nederland tot roem en den
Koning der Koningen tot verheerlijking zij.
«De Minister van Koloniën,
«Keuchenius."
Met het oog op de gunstige uit
komsten van den maatregel, strekkende
om het houden van vrijwillige oefeningen
in den wapenhandel aan te moedigen,
is bij een besluit van den min. van oorlog
het voortzetten van de proefneming ge
last, met wijziging evenwel van sommige
der eerst uitgevaardigde bepalingen, van
welke wijzigingen de opgedane ondervin-
(Schets uit het Texelsche Volksleven.)
door
d. DEKKER.
5) Wat klonk die treurmare de ouders,
wat klonk dat gezegde zijne geliefde zus
ter verschrikkelijk in de ooren. Volkert
en Guurt, die zoo innig veel van hunnen
eenigen zoon hielden, en al hunne hoop
op hem en zijne zuster, zooals zij hun
pleegkind steeds noemden, hadden ge
bouwd, hun kind op eens ongelukkig,
blind te zien, dat was wel iets verschrik
kelijks. Het drietal, vader, moeder en zus
ter, zij bleven steeds hopen; al de genees
kundigen van 't geheele eiland werden
geraadpleegd, maar allen haalden de
schouders op en verklaarden ten laatste
dat er niets aan te doen was.
Toen Volkert deze verpletterende tijding
vernam, deed hij nog wat hij vermocht;
hij ging dadelijk met den jongen op reis
naar een zeer beroemd oogarts. Wat een
bange tijd was het toen voor moeder en
zuster; hoe spraken zij elkander moed
in: maar och ze deden het slechts om
elkaar te troosten, want hare hoop was
eigenlijk maar zeer klein. Vernietigd door
rouw en smart keerde Volkert en zijn
zoon eindelijk weder naar hunne woon
plaats; de professoren hadden verklaard
dat hier geene herstelling mogelijk was
en voor den armen knaap bleef het immer
nacht.
Wat smart veroorzaakte dit onheil aan
den teérgevoeligen Dirk Scherrel, want
we zeiden het reeds vroeger, hoe vol
guitenstreken hij ook was, hij had veel
medelijden met ongelukkigen en dan
Kees Volkert, zijn beste vriend, door zijn
toedoen, door zijne onbezonnenheid onge
lukkig, blind! Deze gedachte was voor
den jongen verschrikkelijk.
Op zijne knieën bad hij om vergiffenis
voor zijne onvoorzichtigheid, aan zijnen
vriend zeiven. aan diens ouders eu pleeg
zuster. De gebeurtenis maakte op den
jongen zulk eenen indiuk, dat hij langen
tijd bleek en akelig bleef, en zoo vroolijk
en ondeugend hij vroeger geweest was, zoo
droefgeestig en bedaard werd de veer
tienjarige knaap nu maar dat alles
baatte den verminkte niet; hij schonk
wel vergiffenis aan zijnen vriend maar
beroofd van het zintuig des gezichts,
gevoelde hij deze diep ongelukkig.
IV.
Ziet gij de zon daar zoo heerlijk ver
rijzen Hoort gij het vroolijk gezang der
vogelen, waarmeè zij hare eerste stralen
begroeten? Wat geeft hare verschijning
een nieuw leven aan al het geschapene
hoe bezielt ze mensch en dier. hoe
veel genot onthouden wij ons zeiven,
wanneer wij op den tijd van hare op
komst nog sluimeren. Dat ontdekken wij,
wanneer we, een enkele maal bij toe
val of opzettelijk dat genot smaken. Deze
menschen, die we daar reeds zoo ijverig
bezig zien, genieten dat heerlijk schouw
spel eiken morgen. Vooral in dezen zomer
tijd, nu hen de veldarbeid iederen dag
reeds voor de opkomst der zon wekt.
Heden vooral was men vroeg bij de
hand, want men wilde zich beijveren om
het hooi binnen te krijgen. Hij die
't werkvolk aanvoert, spreekt hun toe;
«Nou jellie kent het riempje:
't Hooi an sij Riest en brij."
Als we van daag ons best doen,
kriege we 't binne en fiende van evet
de riest-en-brij klaar en nog wat aars
ook."
Allen klappen in de handen en nemen
zich voor om hun best te doen, ten
einde voor den avond, ajles binnen te
krijgen en alzoo »'t hooi bijouw" te ein
digen, als wanneer den huisgenooten en
't werkvolk een feest wacht, dat begint
met een maaltijd van «riest en brij."
Zie, hoe reppen zij de handendie
blozende veertigjarige vrouw en die
tengere maagd doen ook haar best, en
hij die daar straks als aanvoerder sprak,
geeft het volk tot den arbeid een goed
voorbeeld. Weet gij wie hij is? 't is
Jan Volkert.En de twee vrouwen die
we daar zoo handig bezig zien, zijn de
vrouw des huizes en de pleegdochter.
Het werkvolk, door zulk een goed voor
beeld aangespoord, werkt met denzelfden
ijver.
Maar waarom zit die jonkman, daar
tegen dien «rook" of hoop hooi aan, en
waarom arbeidt hij niet mede? Hij
schijnt zich met geheel ander werk dan
hooien bezig te houden. Laat ons wat
naderbij treden. Nu zien we het
hij is aan het vlechten van helm of
grondstof waarvan hij vloermatten zal
vervaardigen. Wij begrijpen nu de ge
heele zaak.
't Is de blinde Kees Volkert; het
gemis van zijn gezicht is de oorzaak dat
hij niet meè hooit. Sedert het ongeluk
dat hem trof, is hij ongeschikt voor vele
zaken, waarvoor hij als knaap reeds zoo
veel lust en aanleg had. Het kwam echter
weinig met zijne geaaidheid overeen om
een werkeloos leven te leiden. Spoedig
verzon hij het een en ander om bezig
te zijn. 't Best slaagde hij in het helm
vlechten, en zoo bekwaam werd hij er in,
dat hij de fijnste matjes vervaardigde
eerst van helin, eene plant waarmeè men
de duinen bezet om het aanstuiven te
bevorderen en 't afstuiven te beletten;
later toen hij er als 't ware een vak van
maakte uit grondstof welke de schippers
voor hem uit Genemuiden, Blokzijl en
andere plaatsen aanvoerden. Zijn fabrikaat
vond veel bijval en daardoor ook nog al
aftrek; niet alleen maakte hij kleine
vloermatten maar hij bestelling ook groote
voor geheele kamers. Wanneer de ge
heele familie aan den veldarbeid bezig
was, ging hij met zijne grondstoffen «op
e wage" ook meè naar 't land en ver
richtte daar zijnen arbeid en bij afwis
seling begeleidde hij het gezang der arbei
ders op zijn accordeon, dat hij flink be
speelde.
Wordt vervolgd).