nieuwe
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
DE GELDK0FFER.
No. 81.
Woensdag 10 October 1888.
Zeventiende Jaargang.
verschijnt woensdag en zaterdag.
binnenland.
Feuilleton.
iMEBSFOORTSCHE COÜRAN?.
VOOR
abonnementsprijs:
Per S maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
1813—1888.
Weldra zullen er voor ons lieve Vader
land wederom heugelijke dagen aanbre
ken, dagen, waarop overal in den lande,
het afschudden van het Fransche juk en
en de herleving onzer vrijheid en onaf
hankelijkheid feestelijk zal worden her
dacht, want het zal dan 75 jaren gele
den zijn, dat Nederland wederom plaats
mocht nemen onder de vrije en zelfstan
dige staten van Europa.
Ook voor onze goede stad Amersfoort
was die gebeurtenis niet alleen van groot
belang, maar ging zij gepaard met om
standigheden, die ongetwijfeld een on-
uitwischbaren indruk maakten op de
toenmalige ingezetenen, en die wel waard
zijn ook door het thans levende nage
slacht algemeen gekend en in het ge
heugen gegrift te worden. Het zal daarom
onzes inziens niet ondienstig zijn het voor
gevallene in onze stad van den 25<m tot
den 28en November 1813 nog eens in
groote trekken in herinnering te bren
gen.
Den 25cn November 1813 des morgens
kwam de Fransche kolonel Falba met zijn
bataillon, sterk 300 Jagers van Woerden
waar het den vorigen dag had deelgenomen
aan den algemeen bekenden moord te
Utrecht terug, met zich voerende een
rijken buit door de plundering verkregen
en op hunne kleederen en wapens overal
de sporen van bloed vertoonende.
Dat eene troep, die dusdanig had huis
gehouden en die eenmaal door moord
lust en plunderziekte was aangetast,
moeielijk meer in bedwang was te hou
den, is begrijpelijk, en dat dit aansteke
lijk werkte op de overige te Utrecht in
garnizoen liggende Fransche troepen be
hoeft geen betoog. De aldaar bevelvoe
rende generaal Molitor, vreezende dat te
Utrecht hetzelfde zoude plaats vinden, als
te Woerden was geschied, zond nog den
zelfden avond de kolonel Falba met zijn ben
de naar Amersfoort. Een gedeelte daarvan
kwam nog in den avond van den 25en
in onze stad aan, anderen, die 's avonds
te zeer beschonken of niet te vinden wa
ren, volgden eerst den volgenden mor
gen. De ongenoode gasten waren toen
287 man sterk.
Wat stond onder die omstandigheden
Amersfoort te wachtenHet zwaard van
Damocles hing boven de stad en hare
inwoners. De aanmatigende taal, die
Falba voerde tegen de overheden der
stad bij zijne komst op het Raadhuis,
beloofde eveneens weinig goeds.
Deze bloeddorstige, tuchtelooze bende
bleef tot den vroegen morgen van den
28en in de stad, steeds dreigende met
moord, brandstichting en plundering. De
officieren waren weinig geneigd hunne
onderhoorigen hiervan terug te houden,
hadden bovendien feitelijk weinig gezag
over deze woeste troep en werden slecht
gehoorzaamd. De soldaten deden alles
om eene schijnbaar wettige reden te vin
den, om tot plundering over te gaan.
Zoo werd bijv. aan jongens en lieden
uit de geringste klasse geld uitgereikt,
ten einde zich daarvoor oranjelinten te
koopen en die in het openbaar te dragen,
of Oranje-bovenlangs de straten te
roepen, hetgeen dan door de officieren
als een beleediging voor de Franschen
of als eene poging tol oproer kon wor
den aangemerkt en hen bewegen moest
om vergunning tot de plundering der stad
te verschaffen.
Niettegenstaande dat alles bleef echter
de rust bewaard en wist de stedelijke
regeering, door het betrachten van de
uiterste voorzichtigheid, door zooveel
mogelijk alle wenschen der woestaards
in te willigen en te voorkomen, enz., het
dreigend gevaar voortdurend af te wen
den, dat vooral Zaterdagavond den
27en zijn toppunt had bereikt. De bevel
hebber werd toen met groote moeite er
toe bewogen, om de soldaten, wier ge
moederen in volle gisting waren geraakt,
niet langer in de barakken te laten,
maar hen op den Hof onder de wapens
te brengen. Hier werd hun brood en
kaas, bier en andere ververschingen uit
gereikt, ten einde hen bezig te houden
en zooveel doenlijk tevreden te stellen.
In den vroegen morgen van Zondag
den 28en ten 4 uur besloot Falba plot
seling met zijn troep de stad te verlaten,
trok de Utrechtsche poort uit en begaf
zich naar Naarden. Wat hem hiertoe
bewoog, is niet bekend; hij gaf voor eene
militaire wandeling te gaan maken en
weldra terug te zullen keeren, doch
hiervan kwam niets, en nog vóór het
daglicht aan den hemel kwam, vertoon
den zich reeds de Kozakken voor de
Kamppoorten werden onmiddelijk binnen
gelaten. Het uur der bevrijding van het
gehate Fransche juk had geslagen, alge-
meene vreugde en dankbaarheid vervin
gen den angst en spanning, waarin de
bevolking in de laatste dagen had ver
keerd. Het was een blijden dag voor
Amersfoort die 28en November 1813, en
en het moet een onvergetelijken dag
blijven voor allen, die onze stad liefheb
ben en wie haar welzijn ter harte gaat.
Aan wie hadden de ingezetenen deze
gelukkige uitkomst naast God vooral te
danken? Wie vooral heeft door zijn wijs
beleid en moedig gedrag hen voor moord
en plundering weten te behoeden? Ter
beantwoording dezer vragen halen wij
hier eenige regelen aan van den heer
M. J. Meulman (Woerden in Slachtmaand
1813, 's Gravenhage 1814), waarmede
wij ons volkomen vereenigen:
«Heeft het Stadsbestuur van Amers
foort, hetwelk in de kommervolle oogen-
blikken der laatste stuiptrekkingen van
het vreemd geweld, zooveel ijver voor
Stad en Burgerij heeft aan den dag ge
legd, alle aanspraak op de achting en
dankbare gevoelens der ingezetenen,
het uitmuntend, staalkundig en recht
vaderlijk gedrag van den Heere Onder
prefect van het Arrondissement Amers
foort, Baron van Snouckaert van Schaum-
burg (sic., leesAlbert Carol Baron
Snouckaert van Schauburg), is bij uit
nemendheid boven allen lof verheven,
Het is vooral aan de aaneenschakeling
van zorgen, aan de gadelooze vooizigtig-
heid en kloek beleid van dezen waar-
digen Magistraat, dat Amersfoort niet
alleen de veiligheid binnen hare muren,
maar inzonderheid, dat hare ingezetenen
het behoud van lijf en goed verschul
digd zijn. Dag en nacht was hij op de
zijde van den Bevelhebber en van de
officieren, die den rneesten invloed op
hem, en op de gistende gemoederen der
naar moord en roof dorstende soldaten
hadden. Langs dien weg onderschepte hij
hunne neigingen, en regelde daarna
dermate zijne handelingen, dat de zoo
menigwerf bedoelde gewelddadigheden
werden afgewend. Onbetwistbaar hangt
de behoudenis van goed en leven eener
Burgerij in dergelijke duistere dagen
veelal van het goed beleid en de voor
zichtigheid van liet Bestuur af slechts
ééne onbedachtzaamheid kan in de ge
volgen onherstelbaar, en voor den Bur
gerstaat nameloos ongelukkig worden.
Dat dan de ingezetenen van Amersfoort
nimmer den man vergeten, die, gedu
rende de hevige orkanen welke in hunne
Stad gewoed hebben, zoo getrouw heeft
te roer gestaan, en door zoovele zelfop
offeringen het schip, hetwelk hij zoo
wel bestuurde, door alle klippen, waarop
het zoo menigwerf dreigde te stooten,
in eene veilige haven heeft doen aan
landen, maar zijn naam met waar gevoel
van dankbaarheid uitgesproken, en zijn
welverdiende roem aan het nageslacht
worde overgebragt."
In ons stedelijk museum prijkt zijn
welgelijkend portret, benevens de lantaarn,
waarmede hij in den morgen van den
28en November 1813 de Fransche bende
bij haar vertrek door de Utrechtsche
poort heeft voorgelicht en uitgeleide ge
daan, en waarmede hij korten tijd daarna
de Kozakken door de Kamppoort heeft
binnengeleid. Een en ander is een ge
schenk van zijn kleinzoon de heer A. C.
Baron Snouckaert van Schauburg, oud-
Majoor der Cavalerie, Kamerheer en
stalmeester van Z. M. den Koning, enz.
Een vroeger ingezetene van
Amersfoort.
Aan de mededeelingen van den
minister van koloniën in de zitting der-
Tweede Kamer van 3 dezer, over het
aan den officier van gezondheid van liet
Indische leger F. J. M. Fiebig opgedra
gen onderzoek omtrent de beri-beri is
het volgende ontleend
De officier van gezondheid J. klasse
bij het Ned.-Indische leger, de heer F.
J. M. Fiebig, heeft aan den gouverneur-
generaal een verzoekschriftgericht, waarin
hij die 8 jaren lang in verschillende
deelen van Indie zich met de studie dier
ziekte heeft beziggehouden mededeelt:
«dat hij door uitgebreide en onbevoor
oordeelde pathologische, anatomische,
klinische en therapeutische onderzoekin
gen tot eene conclusie omtrent het wezen
der ziekte is gekomen, afwijkende van
die van Schende (Baelz), die ook het
resultaat is der onderzoekingen van
Pekelharing-Winkler, en afwijkende van
die van andere zelfstandige onderzoe
kers."
Voor geneeskundigen vooral is het
ook van belang het volgende te verne
men. dat in het verzoek van den heer
Fiebig wordt opgemerkt
dat door requestrants kennis en op
vatting van liet wezen der ziekte de
pathologisch-anatomische en de klinische
ziekteverschijnselen op eene even streng
wetenschappelijke ongedwongen wijze
verklaard worden een eisch, welke aan
eene deugdelijke diagnose moet gesteld
worden, aan welke echter diegenen,
welke eene primaire degeneratieve neuritis
als het pathologisch-anatomische sub
straat der ziekte beschouwen, niet alleen
volgens hunne eigene bekentenis, maar
ook volgens velen der meest bevoegde
Europeesche autoriteiten op neuropatho-
logisch .gebied, van welke wij alleen willen
noemen Charcot in Frankrijk en Erb in
Duitschland, niet kunnen voldoen
«dat requestrant tengevolge zijner
studiën in staat is een standpunt aan te
wijzen, ter beoordeeling der klinische
verschijnselen, van waaruit de ziekte
tot nu toe door geen der anderen be
oordeeld werd hetwelk echter niet alleen
moet worden ingenomen ten opzichte
der therapeutische maatregelen, maar
hetwelk ook meer gegevens oplevert dan
tot nu toe bekend zijn ten opzichte der
keuring en herkeuring en ten opzichte
der al of niet noodzakelijke afkeuring
van aan beri-beri lijdende militairen
»dat requestranls studiën hern eene
rationeele therapie der ziekte hebben
doen kennen, tot welke tot nu toe door
geen der anderen werd geconcludeerd,
welke echter alleen in den door reque-
strants gevonden en beproefden samen
hang werkzaam kan zijn en werkzaam is
«dat requestrant tengevolge zijner
dienstelijke bezigheden als officier van
gezondheid, tijd en kalmte mist om zijne
onderzoekingen met die toewijding en
zoo minutieus uit één stuk te beschrijven
en critisch uit te werken, als het niet
alleen de uitgebreidheid en de groote
beteekenis van het onderwerp en de
wenschelijkheid eener klare en overtui
gende redeneering eischt, maar als ook
de omstandigheid vergt, dat de requestrant
aangaande de opvatting van liet wezen
der ziekte, tegenstander is van mannen,
die in de wetenschap een hooggeachten
naarn hebben."
De gouverneur-generaal heeft aan dit
Een ware geschiedenis uit Thüringen,
DOOR
ANDRÉ HUGO.
12) Zijne droevige trekken, zijn peinzend
gelaat en de rimpels op zijn voorhoofd
stonden in scherpe tegenstelling met de
heerlijke ochtendzon en het zachte azuur
dat zich in vlekkelooze reinheid over de
stad heenspreidde gelijk met het liefelijk
gezang der leeuwerikken daarbuiten.
Arthur had heden ochtend voor al die
schoonheid geen oog, hoewel hij anders
er zooveel belang in steldehij zag niet
op naar het kleurige koepelgewelf, hij
luisterde niet naar het gezang der voge
len zijne gedachten bewogen zich te
zeer in eene geheel andere richting dan
dat hij op de schoonheid der natuur kon
acht slaan.
Toen hij zich den vorigen dag met
Verena had onderhouden, had hij reeds
een hoogst zonderling plan opgevat. De
onderdeelen er van stonden hem toen wel
is waar nog niet duidelijk voor den geest,
maar het gesprek met den hoer had het
plan meer wortel doen schieten en in den
nacht had hij, terwijl hij zich slapeloos
op zijn legerstede omkeerde, dit zoo zeer
tot rijpheid gebracht, dat hij nu meende
tot de uitvoering er van te kunnen over
gaan.
Het geluid van trommelslagen, die al
sterker en sterker weêrklonken, stoorde
hem in zijn nadenken. Toen hij zijne
oogen opsloeg, zag hij een detachement
jagers den hoek van de straat omslaan,
die, te oordeelen naar de wanorde waarin
zij liepen en naar hunne besmulde uni
formen, wel uit een slag schenen geko
men te zijn. Terwijl zij voorttrokken,
werden de vensters van de omliggende
huizen geopend en aanschouwde Arthur
de slaapdronken gezichten van de door
die ongewone rustverstoring uit hun
morgensluimering gewekte bewoners.
Het detachement was voorbijgetrok
ken. Arthur had zijn toilet voleindigd en
men bracht hem zijn ontbijt, dat hij be
steld had.
»Wat was dat?" vroeg hij den kellner.
«Eene afdeeling jagers heeft gisteren
avond een tocht tegen de smokkelaars
ondernomen I"
«Met goed gevolg?"
«Het schijnt er nog al flink te zijn
toegegaan en men zegt dat de smokkelaars
zich goed hebben verweerd, De
jagers hebben drie gekwetsten te Ulmhosen
moeten achterlaten, omdat deze niet kon
den worden vervoerd
«En hoe is het met de smokkelaars
gesteld
»U zijt zeker niet uit deze streek?"
«Neen. maar waarom vraagt ge
dat?"
«Omdat ge anders zoudt weten dat de
smokkelaars even dapper als sluw en listig
zijn. Men zou haast moeten gelooven dat
de kerels een verbond met den duivel
hadden aangegaan of dat zij de kunst
verstaan zich onzichtbaar te maken I"
«Hoe dat?"
«Ja, ziet u, mijnheer, ik heb een neef
bij de jagers hij is onderofficier
die heeft mij daar net den strijd van
dézen nacht verhaald."
»En?"
«De zaak, namelijk de tocht der smok
kelaars, is geweest. De jagers zijn in
alle stilte uitgerukt en hebben zich in
het bosch verdeeld. Bij de plaats, waar
de smokkelaars de grenzen zouden over
trekken, posteerden zich natuurlijk de
meesten om de bende af te wachten. De
smokkelaars hadden echter lont gerooken
en een ander punt gekozen, want ter
wijl de jagers bij de Wolfsbrug wachten
en wachten u zult de streek zeker
niet kennen breken de smokkelaars
de linie door bij het landhuis en eer de
jagers van de Wolfsbrug op het alarm
signaal aan zijn komen snellen, de
Wolfsbrug ligt een goed kwartier van
het landhuis en de weg door het bosch
is verduiveld slecht, vooral bij stikdonke-
ren nacht zijn de weinige soldaten
die zich op de plek bevonden of er heen-
gesneld waren, overrompeld en drie hun
ner door den gewapende aanvoerder en
zijne smokelaars door houwen en schoten
buiten gevecht gesteld."
«Men kent zeker den aanvoerder niet?"
«Neen. het moet een vreemdeling
zijn 1"
«Waarom vermoedt ge dat?"
«Omdat, hoewel iedereen weet dat de
smokkelaars uit dezen streek alleen be
woners van Ulmhosen en Ebersburg zijn,
men niettegenstaande de ijverigste na
sporingen geen der gekwetsten in een dezer
beide plaatsen heelt kunnen vinden. De
aanvoerder heeft namelijk, door het
weigeren van zijn pistool, van een jager
een slag op het hoofd geslagen en door
dien krachtigen sabelstoot zoo verwond
geworden dat hij in elkander is gezonken.
De soldaat heeft zich vervolgens niet
kunnen verweren tegen dé smokkelaars
die op het hulpgeroep van hun aanvoer
der kwamen aansnellen en is zelfs 'door
een schot in 't been buiten gevecht ge
steld. Dat de man goed geraakt heeft, is
zeker, want men heeft, toen er verster
king kwam, duidelijk een bloedplas op de
plaats gevonden, waar de aanvoerder
verwond is geworden; terstond daarop
zijn ook de smokkelaars, nadat zij de
goederen in zekerheid hadden gebracht,
naar alie kanten gevlucht, zonder dat men
er éen heeft kunnen vatten. Men heeft
ook de sporen gevolgd, maar die hielden
bij het landhuis op, zoodat den jagers
niets anders overbleef dan Ulmhosen en
Ebersburg te doorzoeken. Maar ook daar
hebben zij niet het geringste kunnen
vinden, zoodat men wel mag zeggen dat
de smokkelaars zich óf onzichtbaar weten
te maken óf een verbond met den duivel
hebben aangegaan I"
Arthur laclitte over hel bijgeloof van
den kellner.
«Er moet toch veel moed toebehooren
zulk een smokkeltocht mede te doen
«De bewoners van Ulmhosen en Ebers
burg zijn de grootste waaghalzen uren
ver in 't rond.
Een luid geschel stoorde den praatzie
ken kellner in zijne mededeelingen.
Toen hij de kamer had verlaten, dronk
Arthur zijn koffie en trachtte zich toen
voor zijne nachtrust schadeloos te stel
len door zich op de sopha uit te strek-
I ken maar het bericht over de gevolgen