NIEUWE
JNieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
verschijnt woensdag en zaterdag.
binnenland.
DE GELDKOFFER.
Zaterdag 3 November 1888.
Zeventiende Jaargang.
Onderwijs-hervorming
Feuillet on.
iMKISFIOlTSCII CO UB A NT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend»
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Gelijk velen met ons, hebben wij
er herhaalde malen op aangedrongen,
dat de mannen van de rechterzijde,
die geen vrede hebben met de thans
bestaande regeling van het onder
wijs in zijn verschillende takken,
eens klaar en duidelijk zouden zeggen,
welke veranderingen door hen wor
den gewenscht. Dan kon daarover
van gedachten worden gewisseld, en
was de mogelijkheid geboren, om
tot een vergelijk te komen, waar
door aan den noodiottigen strijd,
die sinds zooveel jaren ons politiek
leven verlamt, een einde werd ge
maakt.
Tot dusver was aan dien wensch
geen gevolg gegeven. Wat in pro
gramma's van kiesvereenigingen en
in meeting-toespraken is gezegd, be
paalde zich tot algemeenheden, zoo
vaag, dat men er alles in kon lezen
wat men verkoos. Een scherpe uit
eenzetting van de wetswijzigingen,
die men als uitkomst van den politie-
ken strijd zocht te verkrijgen, bleef
achterwege, evenals men die te ver
geefs zocht in de organen der anti
liberale tracties. En toch was die
aanwijzing geenszins overbodig te-
achten. Dat onze onderwijsregeling
den hoogsten trap van volmaaktheid
zou hebben bereikt, zal wel nooit
door iemand worden beweerder
blijft nog een uitgebreid veld ter
bearbeiding over. Waarom zou men
dan elkander niet trachten te gemoet
te komen, bij het kiezen van de
richting, in welke de hervormings-
arbeid behoort te worden voortge
zet
Doch dan moet men ook weten,
nauwkeurig weten, welke wenschen
gekoesterd worden.
Thans, nu de vereenigde anti
liberale partijen de meerderheid heb
ben, zou men mogen verwachten dat
eindelijk licht zal 'opgaandat ten
minste in breede trekken wordt
blootgelegd, welke hervormingen in
staat van wording verkeeren. Inder
daad, het schijnt dat weldra de
sluier zal worden weggenomen, die
over de plannen der Regeering hangt.
Intusschen heeft de heer Vermeulen,
afgevaardigde voor het district Hel
mond, een geacht lid van de Katho
lieke partij, het noodig geoordeeld,
zijn denkbeelden betreffende het
onderwijs in een afzonderlijke Nota
bij hel verskg van het Sectie-onder
zoek van Hoofdstuk V der Staats-
begrooting kenbaar te maken. Hij
deed zulks, niet zonder raadpleging
met eenige zijner politieke vrienden,
maar overigens geheel zelfstandig.
Zijn program is dus niet dat van
zijn partij, maar bevat hoofdzakelijk
zijn persoonlijke inzichten.
Wij hebben ons afgevraagd, wat
den heer Vermeulen tot dien stap
kan genoopt hebben, en zoeken te
vergeefs het antwoord. Is het onge
duld, dat de Regeering ons zoolang
omtrent haar voornemens in het
onzekere laat Is het beduchtheid,
dat zij niet ver genoeg gaan zal, en
dat, hetgeen zij denkt aan te bieden,
niet voldoet aan de wenschen van
den afgevaardigde en zijn partijge-
nooten, zoodat hij er behoefte aan
heeft den Minister van Binnenland-
sche Zaken een wenk te geven,
waaruit die bewindsman zien kan
wat van hem wordt verwacht Een
derde onderstelling n.l. dat hier een
hooge eisch wordt gedaan, opdat
men later zich geluk zal wenschen
met degematigdheidvan de Regeering,
indien het blijkt, dat zij zoo ver niet
gaan wil, komt ons niet waar
schijnlijk voor.
En waarlijk, wat de heer Ver
meulen in zijn Nota voorstelt, is niet
weinig. Hij heeft niets meer en
niets minder op het oog, dan een
geheele reorganisatie van ons onder
wijs, hooger, middelbaar en lager
een reorganisatie, die het bestaande
stelsel ongeveer omver werpt, althans
alles op losse schroeven zet.
Op zichzelf reeds zijn zulke diep
gaande plannen niet voor uitvoering
vatbaar. Men keert niet zoo maar
een regeling, die door jarenlange
werking met ons volksleven is vast
gegroeid, geheel om, en schuift niet
een geheel nieuw stelsel in de plaats
van een bestaand. In de studeer
kamer kan ieder staatsman, die het
onderwerp in al zijn deelen heeft1
doorzien, wel een organisatie ont-
werpen die, als men van den grond
af moest opbouwen, zeer bruikbaar
zou zijn, terwijl een ander, die
hetzelfde doet, een ander schema1
voor den dag zal brengen waarvan
verwacht kan worden dat het even
eens tot het doel zou kunnen leiden.
Maar we hebben nu eenmaal zekere
toestanden en verhoudingen, die zich
niet met een tooverslag laten opheffen;
elke verandering moet verband hou
den met hetgeen is, elke hervorming
moet steunen op hetgeen vroeger
werd tot stand gebracht.
Het program van dr. Vermeulen
doet zulks in te geringe mate, dan
dat wij aan zijn poging eenige ge-
daclite van eventueel succès kunnen j
verbinden. Zijn arbeid zal weinig
practische gevolgen hebben.
Om te doen zien, dat het inder
daad een ömkeering, geen «wijziging"
is, die hij voorstelt, bepalen we ons
voor heden tot hetgeen gevraagd
wordt op het gebied van het Middel
baar onderwijs.
Volgens de aangegeven regeling
dan omvat dat onderwijs
a. Burgeravondscholen met be
perkt program, bepaaldelijk be
stemd voor den handwerks-
stand.
b. Hoogere Burgerscholen, allen
met vierjarigen cursus.
c. Technische scholen, onder dezen
ook begrepen landbouwscholen;
voorts nieuwe inrichtingen ten
bate der nijverheid, allen aan
sluitende deels bij de burger
avondscholen, deels bij de hoo
gere burgerscholen.
Dat laatste nummer ziet er op het
papier uitlokkend genoeg uit, ten
minste de naam klinkt goed. Jammer
maar, dat we hier niet de toelichting
vinden, die we noodig hebben- Dat
aansluitende bij, heeft dat de betee-
kenis, dat het doorloopen van een
burgerschoolcursus aan het bezoeken
der technische school moet vooraf
gaan Zoo ja, dan zal deze al heel
weinig bezoekers trekken, omdat de
leertijd niet zooveel jaren kan duren
als dan noodig zou zijn. Wij zouden
gaarne voor verschillende vakken
van industrie scholen zien verrijzen,
maar dan liefst als geheel zelfstan
dige inrichtingen, op gemakkelijke
voorwaarden toegankelijk voor hen
die bewijzen kunnen leveren in vol
doende mate van het gewoon lager
onderwijs te hebben geprofiteerd.
En om die te verkrijgen, zijn geen
ingrijpende veranderingen in de
regeling van het Midd. Onderw.
noodig.
Wat de heer Vermeulen van de
Hoogere Burgerscholen wil maken,
zal wel niet veel instemming vinden.
Laat ons even aanhalen, wat hij
in zijn Nota daarvan zegt
»Be hoogere burgerscholen zijn
allen van vierjarigen cursus. Zij heb
ben met eenige vereenvoudiging het
program der tegenwoordige scholen
met driejarigen cursus, met dien ver
stande, dat de lesuren, welke door
toevoeging van een vierde leerjaar
gewonnen worden, hoofdzakelijk, zoo
niet uitsluitend, zullen besteed wor
den aan practisch taalonderwijs."
(En de wiskundige vakken dan,
die velen in hun verder leven zoo
hard noodig hebben
»IIet getal der hoogere burger
scholen zou aanzienlijk ingekrompen
kunnen worden, hetgeen het best
zal geschieden door geleidelijke op
heffing der Rijks-H. B. Scholen, voor
zoover de gemeenten niet gezind
mochten zijn die met een rijkssubsidie
voor hare rekening over te nemen.
«Overweging zou verdienen, drie
of vier Rijks-H. B. Scholen te be-
ie—
houden, terwijl enkele andere tot
technische scholen zouden hervormd
worden."
We teekenen hierbij aan, dat er
in totaal 11 R. H. B. Scholen zijn
met vijfjarigen, 9 met driejarigen
cursus. Laat men daarvan nog drie
of vier bestaan, dan wordt toch de
«aanzienlijke inkrimping" tot beschei
den grenzen teruggebracht. Maar
bovendien zullen de gemeenten, die
thans met een Rijksschool zijn be
giftigd, niet zoo gemakkelijk zich
haar opheffing getroosten, maar liever
alle krachten inspannen om ze te
behouden, hetgeen den finantiëelen
toestand dier gemeenten niet bevor
derlijk zal zijn.
Doch we zullen ons niet in verdere
bespreking der Nota verdiepenalleen
wanneer zij een punt van ernstig6
overweging wordt komen wij er op
terug. Dit wenschen wij nog te
zeggen Men late de Regeering eens
haar gang gaan, en geve zoo min
mogelijk toe aan den lust tot indivi-
dueele wettenmakerij. De vruchten
van dien wezenlijk moeielijken arbeid
vallen doorgaans niet mee.
Staatsblad No. 157 bevat thans het
Kon. besluit ter uitvoering van art. 2
der wet van 14 Sept. 1888 (Staatsblad
No. 150) tot regeling der voogdij over
Hare koninklijke Hoogheid Wilhelmina
Helena Paulina Maria, Prinses der Ne
derlanden, voor het geval van minder
jarigheid bij hare komst tot den Troon.
In dat besluit worden tot leden van
den Raad van voogdij aangewezen
Mr. W. baron van Goltstein van Olden-
aller, kamerheer des Konings in büiten-
gew. dienst;
Mr. W. A. A. J. baron Schimmelpen-
ninck van der Oije, voorzitter van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal;
Jhr. Mr. J. Röell, lid van de tweede
Kamer der Staten-Generaal; en
A. N. J. M. baron van Brienen van
de Groote Lindt, kamerheer des Konings
in buitengew. dienst.
Een ware geschiedenis uit Thüringen,
DOOR
ASDRÉ HUGO.
VERLOREN.
19) Deze plotselinge herinnering, in ver
band met het daar even ontvangen be
richt, brachten hem in staat van buiten
gewone opgewondenheid. Hij pakte den
boer vast bij den arm.
«Gij weet wie die vreemdeling was.
Gij moet mij hem noemen," riep hij uit.
«Ik weet het niet, mijnheer, zooals ik
u reeds gezegd heb, ik vermoed het al
leen."
«Zeg dan wat gij vermoedt!"
»Hij moet de aanvoerder der smokke
laars zijn geweest 1"
«En wie wist dat?"
«Zijn waren naam heeft tot dusver
nog niemand vernomen." Zoo ging hij met
zachte stem voort, nadat hij voorzichtig
rondom zich heen had gezien »Wij noem
den hem gewoonlijk William!"
William I Zoo had Verena ook den ge-
heimzinnigen vreemdeling genoemd. «Wie
was die William 1"
Arthur drukte den boer nog eenige
geldstukken in de hand en zeide toen
«Laat mij nu alleen.... er is mij niets
meer aan deze plaats gelegen 1"
VII. Zonderlinge berichten.
Zijn alle menschelijke toestanden die
op berekening, op kansen steunen, in een
donkelen nevel gehuld, dien noch scherp
zinnigheid noch doorzicht, van wien ook,
in staat is, geheel op te helderen, zoo is
dit toch nergens zoo sterk waar te nemen
als in het leven van een koopman. Wie
ooit de rijen van cijfers in het boek van
een groote zaak heeft ingezienwie gezien
heeft hoe de lange reeksen van getallen
naast elkander staan en als een leger
voor de oogen van den lezer in slagorde
zijn geschaard, terwijl de twee tegenpar
tijen elkander blijven tarten, totdat de
sterkte aan een kant die aan den anderen
kant dreigt te overtreffen hem zal zeker
een inwendige rilling overvallen zijn.
De chef van de handelsfirma Maurits
Falkening, te Brbehoefde wel is
waar niet door dergelijke zorgen gekweld
te worden, daar de firma als een der
meest soliede en de chef als een der ver
standigste kooplieden, als een bijzonder
ijverig man en als een zeer omzichtig
speculant werd geroemd. Toch zou men,
indien men door de ijzeren traliën voor de
vensters had kunnen heenzien en het gelaat
van den heer Maurits Falkening had kunnen
beschouwen, maar al te duidelijk de
rimpels en saamgetrokken wenkbrauwen
hebben waargenomen, nu de kleine, hel
dere en levendige oogen onder de zware
grijze oogleden over de cijferreeksen
heengleden en voortdurend weder op éene
plaats bleven gevestigd. Was het wellicht
dat vreeselijk spook dat, gelijk zoo dik
wijls het geval is, plotseling voor de blik
ken van den rekenaar oprijsten met schrik
wekkende gebaren over die groote schit
terende getallen heenstrijkt om een waar
schuwend «Mene, mene," te doen hoo-
ren Neen, dit was bij hem niet te
vreezen. Er moeten al zeer vele en zeer
harde slagen van het noodlot worden
toegebracht om de stevigste grondvesten
van zijn huis te doen wankelen. En toch
scheen het het raadslid Falkening want
de chef bekleedde ook dit ambt wegens
het vertrouwen dat zijn medeburgers in
hem stelden ook weder heden toe,
alsof een onzichtbaar spook uit het rijk
der duisternis was opgestegen en met den
knokkeligen vinger op een plaats in zijn
boek wees, waar een naam stond ge
schreven. En juist deze naam, met al de
herinneringen daaraan verbonden, was
het die den handelaar op schrikbarende
wijze folterde,
De zonnestralen, die op het openge
slagen boek schenen, waren, hoewel door
de groene horren eenigzins getemperd,
toch nog sterk genoeg om door hunnen
feilen schijn de oogen van den koopman
te verblinden.
De chef scheen dit te gevoelen, zonder
zich echter in zijne verstrooiing bewust
te zijn van de oorzaak, daar hij meer
malen van zijn boek opzag en juist in het
sterke zonlicht keek, of met zijn hand
over het sterk bezweette voorhoofd heen
streek, totdat hij eindelijk het boek met
zulk een zwaren slag toesmeet, dat de
grijze boekhouder, voor het andere ven
ster in het kleine kantoor gezeten, in
elkander krornp en een oogenblik argwa
nend en met het hoofd schuddend naar
zijn chef opzag, die juist bezig was het
boek in het dubbel afgesloten vak van de
brandvrije geldkist te schuiven en den
sleutel er af te nemen.
«Zijn er brieven gekomen?" vroeg de
chef, toen hij weder op zijn stoel was
gaan zitten.
De aangesprokene knikte toestemmend,
terwijl hij de haren van zijn pruik naar
voren streek.
«Vanwaar?"
«Van Hamburg, Londen en Augsburg,"
luidde het antwoord op dien drogen toon,
die bij de behandeling van zaken in het
handelshuis was ingevoerd. Daarbij spren
kelde de boekhouder de veeren pen, die
hij evenmin als zjjn chef nog voor de
moderne stalen pen had verwisseld, tegen
den muur af, nam de reeds geopende
brieven in de hand en reikte ze aan den
chef over.
«Van belang?" vroeg deze, toen hij ze
overnam.
»Ja!" antwoordde de boekhouder met
een hoofdknik en met gefronst voorhoofd
daarop streek hij opnieuw het haar van
zijn pruik van achter naar voren, vouwde
zijn handen over het dichtgeslagen reke
ning-courantboek en zag naar zijn chef,
om gereed te zijn diens orders te gehoor
zamen.
«Hamburg en Londen worden uitge
voerd, Valerian! Schrijf het hun!"
zeide Falkening, nadat hij een blik had
geslagen op de beide eerste brieven,
dezen weglegde en den derde uit Augs
burg in handen nam.
Wordt vervolgd.)