NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
DE GELDKOFFER.
No. 2.
Zaterdag 5 Januari 1889.
Achttiende Jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Bedelarij.
Feuilleton.
FOORT
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken cn berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiëu viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Er kan met niet genoeg nadruk
op gewezen worden, hoe verderfelijk
het is voor de openbare orde, op
eenigerlei wijze de bedelarij aan te
moedigen. De menschen zijn er niet
voldoende van doordrongen, dat het
hier een overtreding geldt, waar
tegen ons Wetboek straf bedreigt.
Lees er het Strafwetboek maar
op na, de artikelen 432434.
«Met hechtenis van ten hoogste
twaalf dagen wordt gestraftle als
schuldig aan bedelarij, hij die in het
openbaar bedelt2e ais schuldig aan
landlooperij, hij die zonder middelen
van bestaan rondzwerft. Bedelarij of
landlooperij, gepleegd door drie of
meer personen boven den leeftijd van
zestien jaren, wordt gestraft met
hechtenis van ten hoogste drie maan
den. De schuldige aan eene der in
de beide vorige artikelen omschreven
overtredingen kan bovendien, zoo hij
tot werken in staat is. tot plaatsing
in eene rijkswerkinrichting worden
veroordeeld voor ten hoogste drie
jaren."
Dat alles is volkomen duidelijk,
en de wetgever achtte daarmee de
zaak zoo goed geregeld, dat hij zon
der bezwaar kon overgaan tot iets
anders, waartoe hij, in het vol-
gelde artikel, koos het onbe
voegd voeren van een Nederlandschen
adellijken titel of het dragen, zonder
daartoe gerechtigd te zijn, van een
Nederlandsche ridderorde, welke
sprong wel een min of meer komisch
effekt maakt.
Den vaderen van het Strafwetboek
zweefde misschien, wie weet
het? zeker oud-vaderlandsch
rijmpje voor den geestWe hebben
hier geen edelman, we hebben
ook geen bedelman," in welke
regelen de idyllische toestand wordt
geschetst van een dorp, welks ge
heele bevolking tot de middelklasse
"behoort.
Nu, aan bedellieden ontbreekt
het ons, trots Strafwetboek en
politie, geenszins. Dat kan het Straf
wetboek niet helpen, en de politie
moet men er niet hard om vallen.
Het is eenvoudig onze eigen schuld.
Wij zijn het, die deze soort van lui
maken tot hetgeen zij zijn, die
veroorzaken, dat het bedelaarsbedrijf
winstgevender is, dan een aantal
soorten van arbeid.
Om te beginnen met den Iand-
looper, dat is de plaag der dorpen,
de schrik van hen die op eenigen
afstand van de bebouwde kom der
gemeente wonen. Met zijn brutale
tronie vertoont hij zich overal, waar
wat te halen valt. Moeder de vrouw
is bang voor hem, want, zegt zij,
hij kan 's nachts wel brandstichten,
uit wraak, en daar is iets van aan.
Zij betaalt dus liever een verzeke
ringspremie, behalve die aan de
assurantiemaatschappij, waar haar
man voor zorgtzij doet het aan
den vriendelijken bezoeker, om hem
niet in een vijand te veranderen.
Menigmaal slaapt hij 's nachts bij
den boer in 't hooi, en men mag
van geluk spreken als hij niet wat
meegekaapt heeft. In de keuze van
dergelijke souvenirs aan de genoten
gastvrijheid is hij niet lastigalles
is zoowat van zijn gading, want er
is geen artikel zoo vreemd of hij
weet er wel een afnemer voor te
vinden.
Nu is in die gemeenten, die men
vroeger «steden" of aaneengebouwde
dorpen zou genoemd hebben, wel
het getal lieden eenigszins vermin
derd, die zich eenvoudig bepalen tot
het vragen van een aalmoes, dewijl
zij het gevaar, door de politie te
worden opgepakt en ingerekend, niet
geheel denkbeeldig achten. Over het
algemeen toch gaan die lui niet graag
in de doosniet omdat zulks onbe
staanbaar is met hun eergevoel,
aan dien kant zijn zij zich van geen
zwakheid bewust, maar zij hebben
het land aan het water-en-brood-diëet,
waarmede zij de kennismaking inet
de gastvrije verblijfplaats moeten aan-g
knoopen of vernieuwen. Het bedelen
is daarom, evenals zoo menige andere
industrie, een meer ingewikkeld be
drijf geworden, bij hetwelk men
eenige toestellen of werktuigen noodig
heeft. Het draaiorgel is het meest in
zwangzij die er een in eigendom
hebben, die heerlijke instrumenten
worden soms verhuurd ook, be-
hooren tot de aristocratie onder het
bedelaarsgilde. Het geachte publiek
moedigt dat met zekeren ijver aan.
Ruim een jaar geleden vermeldden
de couranten, dat te Ylissingen een
man bij zijn werk een ongeluk had
gekregen, 't welk hem tot hervatten
van zijn taak ongeschikt maakte. Er
kwam een commissie bijeen, die een
beroep deed op medelijdende zielen,
ten einde den man in staat te stellen
voortaan op een andere wijze een
eerlijk stuk brood te verdienen. Gelden
werden ingezameld, en men kocht
voor hem een draaiorgel. In som
mige gemeenten bestaan verordenin
gen, die een bepaalden dag voor
straatmuziek aanwijzen. Op andere
dagen gaat de muzikale bedelaar den
boer op.
Als wij afschaffing van dat dishar
monieus gejengel vragen, dan ver
wijt men ons dat wij zoo verschrik
kelijk prozaïsch zijn, en aan onze
straten, al het schilderachtige en
bekoorlijke willen ontnemen. Maar
vindt gij, die zoo spreekt, die muziek
dan zoo heerlijk, zoudt ge u niet
liever een vaste jaarlijksche contri
butie willen getroosten, om er
voorgoed van ontslagen te zijn? De
bedelende muzikant uit vroegeren
tijd bezigde nog een viool of een
klarineten al waren de tonen, welke
zij aan dat instrument ontlokten, ook
van dien aard, dat alle katten uit de
buurt er tijdelijk dol van werden,
zonder dat Pasteur er evenwel bij
te pas behoefde te komen, er
was, om het zoover te brengen, toch
altijd nog een beetje oefening noodig.
Een orgel draaien kan iedereen.
In Den Haag gebeurde het laatst,
dat een vent in zekere buurt op den
gewonen dag niet mocht draaien,
omdat daar een gevaarlijk zieke was.
Niettemin bezocht hij toch zijn «ge
achte clientèle", ofzooals hij ze
noemde, «zijn klantjes", met den
zwingel ot het handvat, geen vakman
of deskundige zijnde, kan ik niet den
juisten naam der deelen van hel
instrument, in de hand als be
wijsstuk voor zijn identiteit. De politic
rukte hem in, onder beschuldiging
van bedelarij. De man beriep zich
op zijn vak, de klantjes, als ge
tuigen opgeroepen, verklaarden dat
zij gewoon waren hem geregeld een
belooning te geven voor de muziek die
hij maakte en spraken als hun oor
deel uit dat, nu hij door force majeure
de gewone diensten niet kon prestee-
ren, de billijkheid niettemin vorderde
hem zijn honorarium uit te betalen,
en de brave burger werd met
vlag en wimpel vrijgesproken. Toen
hij in die buurt weer draaien mocht,
gaf hij een extra-deuntje ten beste.
Zeer talrijk, onrustbarend talrijk
in sommige gemeenten, zijn de
handeldrijvende of commerciëele bede
laars. Zij koopen eenige doosjes
lucifers, of een half dozijn stukjes
zeep, of wel een dozijn katerntjes
postpapier, en vooruit. Tienmaal op
een dag kunt gij naar de bel loopen
om contributie te betalen, want liet
spreekt vanzelf dat geen sterveling
van hen koopt. Soms drijven zij hun
«zaken" meer grootscheepsze
hebben eenige verscheidenheid van
artikelen, en kondigen vooraf hun
komst aan door in uw brievenbus
een smerig stukje drukwerk te stop
pen, dat zij bij de aanbieding hunner
waar terugvragen en dus in de
hemel weet hoeveel handen reeds is
geweest voor gij u aan de lectuur
kunt verkwikken. Doorgaans is er
sprake in van een «benauwde borst"
of zooiets. Komt uw dochter of de
dienstmaagd op het aanbellen vóór,
i en maakt zij aanstalten om hun de-
deur te sluiten, dan zetten zij den
voet er tusschen. Bij formeele weige
ring geven zij even formeele scheld
woorden ten beste. De politie-agenten
weren hen niet, want het zijn koop
lui. Vraagt gij aan een dienaar der
openbare veiligheid, of die kooplui
wel een patent hebben, dan wordt u
geantwoord dat niet de politie, maar
de ambtenaren der belasting daarop
te letten hebben. Spreekt gij er met
dezen over, dan verneemt gij, dat zij
wel wat anders te doen hebben dan
bedelaars aan te houden.
Doch we zullen deze klachtenlijst
niet langer maken dan zij reeds is,
ieder is in staat haar verder aan te
vullen. Het eenig en afdoend middel,
om aan al die onhebbelijke dingen
een eind te maken is, stipte ont
houding van aalmoezen, onder welken
vorm ook, aan de deur, en een
zóó trouwe, verstandige behartiging
van de belangen des wezenlijk armen
en hulpbehoevenden, dat wij met een
gerust geweten, en zonder van hard
heid beschuldigd te kunnen worden,
mogen weigeren. In sommige Zuid-
Hollandsche gemeenten, inzonderheid
langs de Lek, heeft men, bij het
toenemen van de brutaliteit der bede
laars, den weg der volstrekte afwij
zing ingeslagen, en men bevindt er
zich wel bij.
Vervolg der reisbeschrijving naar de
Transvaal.
Voor het laatste is het noodig een
koffer of kist van bepaalde afmeting te
laten vervaardigen, zoodanig, dat hij ia
de hut onder het onderste bed kan ge
borgen worden.
Het handboek geeft daarvoor opeene
hoogte van 14 Engelsche duim, eene
breedte van twee Engelsche voet en eene
lengte van drie Engelsche voet of 35 bij
61 bij 91 c.M, alles buitenswerk.
Mij bleek evenwel, dat eenigzins min
dere afmeting vooral van de hoogte was
aantebevelen, dat touwen de geriefelijk
ste handvatsels waren, en dat liet mede
j was aantebevelen het deksel zoodanig te
maken, dat het omstreeks halverwege
Een ware geschiedenis uit Thüringen,
DOOR
AXDKÉ HUGO.
36) Ik heb daarop aan de vrouw een
gedeelte der uitgeloofde som uitbetaald en
het overige bij een bankier te Br.... ge
deponeerd met verzoek, zoo het mij mag
gelukken de daders in handen te krijgen,
de geheele som aan de vrouw uit te
keeren. Tot dusver is het geld,- dat
ons onze edelmoedige vriend geleend
heeft, voldoende geweest, ik zeg geleend
heett, want hoewel onze vriend wel zal
hebben moeten denken dat aan ons plot
seling verdwijnen oneerlijkheid ten grond-
sl&g lag, zoo beschouw ik toch de som
enkel als geleend en hoop hem die, wan
neer ik weder daartoe in staat zal zijn,
terug te geven. Ik heb hu wel eenige
honderde thaler over, maar die zullen
zeker op zijn vóór ik de reis ten einde
heb gebracht, en daarom gevoel ik mij ge
drongen u aantesporen, nogmaals aan mij
over te zenden, wat ge kunt ontberen.
Heb ik dit geld ontvangen, dan zal ik
terstond de reis aanvaarden, wat mij nu
des te lichter zal vallen, daar wij nog
slechts met ons tweeën zijn.
«Jean is namelijk in den laatsten tijd
steeds ziek geweest hij geeft de schuld
ervan aan het verwisselen van klimaat
en wil daarom naar zijn vaderland en
Parijs terugkeeren. Zoo terugstootend en
zwijgend hij ook zijn moge, zoo braaf,
eerlijk en trouw is hij aan den anderen
kant tegenover mij geweest, want hij
heeft niet alleen de goede dagen met mij
doorleefd, maar is steeds mijn metgezel
gebleven in de dagen van beproeving,
zoodat ik mijn tranen bijna niet kon in
houden, toen ik van hem moest afscheid
nemen. De invalide echter, mijn oude
tochtgenoot, die de beide schurken even
goed kent als ik, staat er op bij mij te
blijven tot het einde van zijn leven, of
ten minste totdat ik beide mannen heb
gevonden, ten einde althans als getuige
te kunnen optreden
Nu, het overige is voor u van geen
belang, Arthur!" zeide Verena, den brief
ter zijde leggende.
In dit oogenblik werd Clara Huth naar
beneden geroepen; zij nam van Arthur
afscheid en verliet met Verena die haar
uitleidde, de kamer.
Arthur was daar nu alleen. Telkens
kwam hem weder dat beeld voor oogen
en deed dit zijn hart onrustig kloppen.
Daar viel zijn blik op den nog open lig-
genden brief. Hij las dien door. Wat
beteekent dat? Was het zinsbedrog of
niet? Was dat niet juist de zinsnede,
waarmede Verena geëindigd was. Hij
las
Ik verwacht dat gij mij
omtrent William nog iels verders zult
mededeelen, want ik ben benieuwd te
vernemen hoe gij tot elkander staat. Ik
hoop dat uwe betrekking nog dezelfde
is gebleven en dat gij zoo wijs zult zijn
ge weet wat ik daarmede bedoel
tegenover niemand van uwe betrekking
tot elkaar te spreken. Wanneer ik overi
gens van Br...."
Op dit oogenblik trad Verena weder de
kamer binnen. Arthur sidderde, zijn tan
den knarsten op elkaarhij trilde van
hartstocht.
De vroolijke uitdrukking op Verena's
gezicht verdween toen zij het misnoegd
gelaat van Arthur opmerkte en zij zijn
gloeienden blik waarnam. Een gil van
schrik kwam over bare lippen toen zij
den brief in Arthur's hand zag. Zij ijlde
naar hem toe om hem den brief uit de
hand te rukken. Arthur wees haar echter
met een gebiedend gebaar terug en zeide,
zonder van plaats te veranderen, met
saamgetrokken wenkbrauwen, terwijl een
zenuwachtige lach om zijn mond speelde
«Ha, Verena! Beantwoord mij eerst een
vraag! Gij kunt en moet in dit oogenblik,
dat voor mijn geheel levensgeluk beslis
send is, rekenschap geven omtrent een
duister punt ik sta er op, dat gij
eindelijk het zwijgen afbreekt over dien
geheimzinriigen persoon, die hier in den
brief met den naam «William" wordt
bestempeld; dat gij mij eindelijk rond en
openhartig tegemoet treedt en mij uwe
betrekking tegenover hem uiteenzet. Hier
in dezen brief is er weder sprake vati
«betrekkingen", die mij nu duidelijk
moeten worden. Nog heden Zal ik aan
uw, en 3an mijn vader schrijven en
beider inwilliging verzoeken op onze ver-
bindtenis, - ten einde u zoo spoedig moge
lijk mijne vrouw te mogen noemen maar
vóór ik dit doe, moet ik eerst de ge-
wenschte opheldering van u bekomen."
«Mijn Aithur, mijn dierbare Arthur,
gij verlangt meer van mij dan ik kan en
mag doen!" zeide Verena, terwijl zij haar
arm om hem heensloeg. «Een heilige be
lofte bindt mij de tong zoodat ik u over
dien persoon geen andere uitlegging mag
geven, dan u te zeggen dat hij een onzer
naaste bloedverwanten is, en dat hij.
maar neenGij gelooft dat be
grijp ik dat hij tot mij in eenige be
trekking staat. Arthur, ik zweer u bij
Gotl Almachtig dat gij en niemand anders
mij de zijne kan noemen, datditmensch
die booze geest in onze familie, geen de
minste aanspraak heeft op mijr. hart en
alleen door familiebanden aan ons is ver
bonden. Arthur, ik bid en smeek u, hecht
geloof aan mijne woorden en verban dien
onzaligen twijfel, die alleen kan bijdragen,
u het leven te vergallen. Gelooft gij wer
kelijk dat ik u, mijn redder, dien ik dank
verschuldigd ben, als ik het mocht zeggen,
een leugen zou vertellen gelooft gij
dat?"
De liefelijke klank harer stem en de
trouwhartige toon waarop Verena had
gesproken, stilden als met een tooverslaf
de bruisende golven van Arthui's bewo
gen gemoed. Hij sloot Verena in zijn
armen, trok haar naast zich op de sopha,
nam haar hoofdje tusschen zijne handen
en kuste haar de tranen van de wan
gen.
Zoo ging de tijd voorbij totdat de zon
haar laatste stralen door de liooge ven
sters wierp en Arthur aanmaande te
vertrekken.
Wordt vervolgd.)