nieuwe Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. EINDELIJK ONTDEKT. DE GELDKOFFER. No. 10. Zaterdag 2 Februari 1889. Achttiende Jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Aan onze Abonné's Vijftig Centen. B Pensioenwetten. Feuilleton. IMEBSFOORTSCHE COÜBANT. VOOR abonnementsprijs: Per S maanden 1.Franco por post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 1 6 regels 0,40 f iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Tot 15 Februari a.s. wordt door ons de inteekening opengesteld op den prachtige n, rijk geïllustreerden Preiuie-Rouian Deze premie zal ditmaal worden afge leverd, gebonden in keurig linnen stem- pelbandmet zwart en goud. In het gewone geval kost zulk een boek f3. Uitsluitend voor onze lezers stellen wij het verkrijgbaar voor slechts Gelieve zoo spoedig mogelijk achter staande BON uil te knippen en met bijvoeging van 50 centen aan ons Bureau in te zenden. Abonné's buiten de stad ontvangen het boek franco per poit tegen inzending van een post wissel van 65 cent. egin Maart a.s. wordt deze premie aan alle inteekenaren verzonden. DE UITGEVER. Dat over het algemeen de plannen van den Minister van Financiën ten aanzien van het pensioenfonds bij de ambtenaren, inzonderheid bij de oudere, toejuiching vinden, verwon dert ons niet. Zij ttoch zullen, door de aanneming der ingediende voor stellen in beteren toestand geraken, naardien zij in het vervolg, zonder dat zij er verder iets voor behoeven te betalen, niet alleen zelf pensioen ontvangen, maar ook hun eventueele weduwen en weezen, de laatste tot dat de jongste hunner 18 jaar oud zal zijn, ten laste van de schatkist gepensioneerd zullen worden. Op het persoonlijk pensioen hebben zij, vol gens de wet, rechtdaarvoor betaal den zij, en zullen ook zij die vóór het in werkingtreden der gewijzigde wet nog worden aangesteld, ten zij hun jaarwedde minder dan f 400 mocht bedragen, moeten betalen Een ware geschiedenis uit Thüringen, DOOR AN'DRÉ HUGO. een afloopende korting op hun trac- tement, zijnde één vol jaar salaris, invorderbaar in vijf of zeven jaarlijk- sche termijnen. Zij koopen zich dus een pensioenverzekering. Echter on der één voorbehoud, namelijk dat liet hun te verleenen ontslag eervol zij. Is zulks niet het geval, dan blijft het geld onder de trouwe hoede van den Staat, en de belanghebbende ziet er geen cent van, ofschoon hij even goed als de anderen zijn premie heeft betaald. Dat is het verschil met een particuliere pensioen verzekering-kas, die onvoorwaardelijk uitkeert wat men bedongen heeft. Of de latere ambtenaren ook zoo in hun schik zullen zijn? Voor hen, die na het in werking treden der nieuwe wet in dienst zullen komen, is bepaald dat de Staat hun persoonlijk pensi oen voor zijn rekening neemt. Dat is heel mooihet kan worden gelijkge steld met feitelijke tractemen Is ver hooging gedurende de eerste dienst jaren, en wie zou daar niet dankbaar voor zijn? De Staat kan dat doen, omdat er een potje is van 35 mi hoen gulden, samengevloeid uit te veel geinde pensioensbijdragen, voor al gedurende de jaren 18461873, toen de ambtenaren, behalve de pas vermelde afloopende, nog een door- loopende korting moesten betalen van 2 procent van het tractement. Of dat potje, waarvan de Minister, als vergoeding voor den waarborg dien de Staat op zich neemt, dadelijk 8 milioen wil bestemmen voor schuld delging, toereikend zal zijn om aan alle verplichtingen het hoofd te bie den, en zoo niet, hoe lang het dan zal strekken, kan niemand uit rekenen, zelfs niet bij benadering. Maar de we zullen maar zeggen nieuwe ambtenaren krijgen ook het vooruitzicht, dat aan hun wedu wen en weezen pensioen zal worden verleend. Zij moeten daarvoor even wel 5 procent missen van alle be zoldigingen, emolumenten, wachtgel den en pensioenen die hun ten deel zullen vallen. Inderdaad zijn zij dus ook beter af dan de tegenwoordige ambtenaren, aangezien volgens bere kening der Staatscommissie, die be last is geweest met het onderzoek van de pensioensquaestie, een afloo pende korting zooals tot heden toe wordt betaald, gelijk staat met een doorloopende van 6.53 procent. Dat maakt dus eigenlijk een winst van 1.53 procent, plus het vooruitzicht van weduwen- en weezenpensioen, voor een huisvader een zaak van niet geringe beteekenis. De latere ambtenaren, die de ge schiedenis van de pensioenwetten licht vergeten, zullen er mogelijk een beetje anders over gaan oordeelen. Aangesteld op een vast salaris met aanspraak op pensioen bij eervol ont slag, beschouwen zij dit natuuilijk als een verkregen recht, en dan gaan zij vragen, of c e kans op \ve- duivenpensioon wiel 'fptvecgo tegen het jaarlijksche offer, dat zij moeten brengen. En wanneer zij er toe komen, die vraag ontkennend te beantwoor den, zal men hun in beginsel geen ongelijk kunnen geven. Want wat is het geval Levenslang zullen zij moeten contribueeren, ten einde zich slechts één bepaalde kans van restitutie te verzekeren. Over leven zij hun vrouw en laten zij geen kind beneden den leeftijd van 18 jaar na, dan hebben zij uitsluitend voor anderen bijgedragen. Nu klinkt het schijnbaar wel mooi, dat al de leden van een corps zich een opoffering getroosten om te voorzien in de ver zorging van weduwen en weezen, maar datzelfde heeft men bij elke soort van levensverzekering, waarin rnen, door de vrije beschikking over het verzekerde kapitaal te behouden, oneindig meer kansen op restitutie openlaat. Wanneer die geldelijke op offering een dwang is geworden, ge lijk uit deze wettelijke regeling voort vloeit, een dwang waaraan nie mand, ook al blijft hij ongehuwd, zich zal kunnen onttrekken, dan kan zulks niet dienen om de sympathie met den maatregel te verhoogen. We zeggen dit niet met het doel, i om critiek uit te oefenen over het beginsel, dat aan de hier besproken wetsvoordracht ten grondslag ligt. Erkend moet worden, dat de Regee- ring staat voor een moeielijkc beslis sing, bij den toenemenden drang om, gelet op den rijkdom van het pen sioenfonds, ook weduwen en weezen van rijksambtenaren in den kring der gepensioneerden op te nemen. De rechtsvraag doet zich voor, aan wien het surplus van het fonds eigenlijk toebehoort. De een is van oordeel dat de Staat volkomen bevoegd is, die gelden te naasten, daar zij wer kelijk niemands eigendom zjjn: de ambtenaren zijn benoemd op hun be kende conditiën, waarvan de korting er één wasde Staat nam daar tegen over bepaalde verplichtingen op zich, waaraan voldaan ia, zoo lat or goon reden tot klagen is Plaatst men zich niet op dat standpunt, en beschouwt men de korting eenvoudig als een verzekeringspremie, door den Staat beheerd, dan zou het surplus een dividend moeten zijn voor de deel hebbers of hun erfgenamen. Maar wie zijn die, en hoe zijn die alle op te sporen, van 1846 af? En het gaat toch niet aan, eenvoudig te zeggen omdat wij ze niet alle kunnen vin den, zullen we slechts de thans in functie zijnde ambtenaren en de nog levende gepensioneerden als deelge- reehtigden beschouwen. Wie zal kun nen uitmaken, wat hier recht en bil lijkheid vordert? Tegen weduwenpensioenfondsen door den Staat beheerd, met vaste premie, bestaat dit groote bezwaar, dat zij op geen wetenschappelijken grondslag rusten. Of' 5 procent te veel of te weinig is, kan niet nage gaan worden. Het spreekt vanzelf dat daardoor allerlei niet te vermij den onbillijkhedenontstaan.Of iemand op 23 jarigen of 43 jarigen leeftijd in Staatsdienst treedt, zijn procents- gewijze premie blijft dezelfde, en hij geniet volmaakt dezelfde voordeelen, of geniet ze niet als zijn omstan digheden dat niet meebrengen. Doch juist om die reden kunnen we ons niet verklaren, waarom zoo veel anderen, niet tot de klasse dei- Rij ksambtenaren behoorende, hunke ren naar Staatszorg voor weduwen- pensioenen. Ware het voor hen niet oneindig beter, dat zij zelf die zorg op zich namen? Gesteld dat iemand, zoodra hij inkomsten gaat genieten uit onverschillig welke betrekking, onmiddelijk besluit 5 procent van die inkomsten als premie te storten in dekaseencr soliede levensverzekering maatschappij, is hij er dan niet veel beter aan toe Hij kan dan de be taling vaststellen van een kapitaal bij zijn overlijden, dat altijd aan zijn erven, wie die ook zijn mogen, wordt uitbetaald. Met dat kapitaal kan op olLo manior oor. uitkooring ton bato van een bepaald persoon worden be dongen, en ieder kan dat regelen in overeenstemming met zijn bijzonde re omstandigheden. Stel iemand sterft betrekkelijk jong, ongehuwd, en laat een hulpbehoevende moeder na; al heeft hij vele jaren aan het rijkswe duwen- en weezenpensioenfonds bij gedragen, de Staat keert in dat ge val niet uit. De levensverzekering maatschappij betaald de geassureerde som aan de moeder, die daarvoor, indien zij dat wenscht een lijfrente kan koopen. En zoo zijn er meerdere gevallen te noemen, waarbij duidelijk blijkt dat het de voorkeur verdient, deze zaak zelf te beheeren dan haar aan de goede zorgen van de Over heid op te dragen. De Staat scheert natuurlijk alle belangbebben over één kam bij een levensverzekering is elk deelhebber een individu, met wien afzonderlijk op bij contract bepaal de voorwaarden rekening wordt ge houden. En bovendien, dat immer leunen tegen de Staatspilaren is toch niet in overeenstemming met gezonde 44) De oude man wiep een strengen blik ter zijde naar zijn neef. «Ik kan het volstrekt niet vinden, Ka- rel I" zeide hij. «Zijt gij het niet met mij eens?" vroeg nu de neef aan Arthur. »Hij heeft veel ondervinding 1" ant woordde Arthur. »Of echter zijn binnenste zoo is, als zijn uitwendig aanzien, doet vermoeden, weet ik niet, hoewel het toch schijnt!" «Dat is juist, wat ik zeggen wildeviel Bauernfeld Arthur in de rede. «Onder een schoon, glad omhulsel ligt zeer dikwijls een ruwe, soms wormstekige kern ver borgen. Ik heb in het leven «Maar, oom!" viel nu de neef van Bauernfeld deze weder in de rede op een toon, waarin Arthur eene waarschuwing meende te hooren«bedenk toch 1 Maar hemel! De trein vertrekt en onze reisgezel is er nog niet. Goede God riep hij met een verschrikt gelaat uit, terwijl hij het hoofd, dat hij buiten het portier had gestoken, terugtrok; «de vermetele kerel sprong daareven op de loopplank van de locomotief. Oom zie eens even naar buiten De aangesprokene voldeed aan het ver zoek. «Hij zal ons toch niet ontgaan?" fluis terde de neef zoo zacht mogelijk, opdat Arthur het niet zou hooren. «Dat niet, ik ken hem!" antwoordde Bauernfeld op even zachten toon. «Wij moeten nu echter op alles gevat zijn Houd u gereed het oogenblik nadert waarop gij uw vuurproef zult moeten doorstaan I" Hoe snel en zacht Bauernfeld deze woorden ook had gefluisterd, Arthur had ze toch verstaan. Een schrikkelijk voorgevoel maakte zich plotseling van hem meester. Zou het doel zijner reis verraden zijn? Zouden zijne drie reisgezellen ook vermomde dieven wezen Zijn angst klom met ieder oogenblik. Hij tastte naar zijn revolver onder zijn overjas, om als het op zijn leven was aangelegd, dit zoo duur mogelijk te ver- koopen. Tevens rees het beeld van Verena voor zijn geest op. Een zonderlinge smart, een verlangen drong in zijn hart. zoodat hij ternauwernood bemerkte dat Bauernfeld over hern ging zitten en zijn neef zich in den anderen hoek plaatste. Zoo verliep de tijd totdat de trein bij het volgend station stilhield. Arthur wilde uit de coupé springen om óf in eene andere te gaan zitten of ten minste hulp te vragen, toen de deur werd opengerukt en Wallner naar binnen stapte. «Vervloekt, wat een slecht weder!" riep hij bij het instappen. »En dan nog op de locomotief te moeten staan, neen dat is allesbehalve aangenaam. Ik heb namelijk op de locomotief moeten blijven staan; anders had ik kunnen achterblijven en mijn goed in den steek laten. Ik heb in mijn koffer eenige stukken, die voor mij van onschatbare waarde zijn. De koffer is wel is waar niet gemakkelijk te openen, daar hij van een letterslot is voorzien en ik niet geloof dat iemand dit zal kunnen openen, zoo hij niet bekend is met het woord, maar men kan niet weten wat er gebeurt." «Bovendien," zoo ging hij voort, terwijl hij Arthur aanzag, «hebt gij, mijnheer Falkening, een koffer die zoo sprekend op de mijne lijkt als een ei op een ander. Hoe licht zou daarmede verwisseling kun- j nen plaats hebben. Gij zoudt echter mijn koffer toch zoo heel gauw niet kunnen openen, want gij zoudt lang moeten raden om op het bijna onuitspreekbare woord «Honolulo" te komen, niet waar, mijnheer Falkening?" «Zeker, mijnheer!" antwoordde deze kortaf. «Hebt u ook zulk een verschrikkelijk klinkend woord gekozen om uw slot te openen?" «Neen, mijn woord is zeer eenvondig." «En mag men het weten?" «Het kan voor u toch van geen belang zijn, mijnheer, en daarom verzwijg ik het liever!" «Gij zijt een geheimzinnige kerel, mijn heer Falkening! Jammer, dat ge geen diplomaat zijt geworden. Met uw gesloten mond en uwe terughoudendheid hadt ge een schoone carrière kunnen maken!" Een hevige stoot, een schel gefluit en een daarop volgend geknars en gepiep, gepaard met eene vermindering in snel heid van den trein, die nu ook plotseling ophield, brak het gesprek af. De neef van Bauernfeld was de eerste, die uit het porfier een voorbijganger toe riep: «Waar zijn wij?" «Een uur van St. Quentin!" was het antwoord. «Wat is er dan gebeurd?" vroeg de neef aan een ander, die naar het achter einde van den trein liep. «De stoombuizen in den ketel zijn ge sprongen." «Neen, van den goederenwagen is een as gebroken en de wagen is zwaar be schadigd," klonk de stem van den con ducteur. «Hemel, laat mij er uit!" riep Arthur verschrikt. «Mij ook, riep Wallner nu. Tegelijker tijd drong hij den neef van Bauernfeld van het portier af, opende de deur en sprong naar buiten. «Het ongeval zal ons tenminste twee of drie uur ophouden 1" zeide Wallner misnoegd. «Maar rnen moet zich daar over heen kunnen zetien en zich in het onvermijdelijke schikken. Wilt gij niet mijnheer Baurenfeld en zijn neef naar de restauratie begeleiden? deze kan zoo mijn oog zich niet in de duisternis vergist," Wallner hield de hand boven zijne oogen «ternauwernood vijf minuten van hier zijn verwijderd. Zoodra het goed in veiligheid is kom ik bij u." Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1889 | | pagina 1