NI1UWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. DE GELDKOFFER. No. 26. Zaterdag 30 Maart 1889. Achttiende jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. „In een onbewaakt oopM" BINNENLAND. Feuilleton. AMEBSFOORTSCIIC1UHANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Er zijn dingen, die men op zijn allerminst honderdmaal moet zeggen wil het iets helpen, en daartoe behooren ook de allereenvoudigste. Dat is vervelend voor den hoorder, maar nog vervelender voor den zegs man. Maar daar het niet anders schijnt te kunnen, moeten beide zich die eentonigheid maar getroosten, als een ofler dat zij brengen aan het alge meen belang. Wat we na die niet zeer schitte rende inleiding wenschen te doen volgen, vindt zijn aanleiding in een soort van courantenberichten naar het bijgaand model: «TeU viel, ineen onbewaakt oogen- blik, terwijl de moeder even afwezig was, een twee-jarig meisje in een kuip met heet water. Het kind be kwam hevige brandwonden, en is, na een smartelijk lijden van drie da gen, bezweken." 't Kan ook gloeiende pap geweest zijn. Er zijn haast geen vloeistoffen of vloeibare spijzen te bedenken, zoo wat tot honderd centigraden verhit, waarin niet nu en dan kinderen om het leven komen. Als iemand zich de moeite wilde geven, statistieke aan- teekeningen te houden van het getal slachtoffers der «onbewaaktheid in den loop van één jaar, voor zooverre zij hem, door trouwe lezing van zijn dagblad, worden medegedeeld, 't zou een niet onbelangrijk cijfer worden. In de wijze, waarop het droe vig geval zich voordoet, is ook nogal verscheidenheid. Vandaag een moeder die eventjes van de waschtobbe is weggeloopen, waarbij zij, ten einde den fiscus noodelooze drukte te be sparen, olie en loog als reinigings materiaal gebruikte; de loogilesch stond op tafel, de kleine jongen be nuttigde de gelegenheid om eventjes van het lekkers te snoepenarme stumpert, als hij er het leven nog afbrengt zal het zijn, om immer met een ziekelijk lichaam te moeten tobben. Gisteren was het een knaapje in een tafelstoel vastgebonden, onder de waakzame hoede van een vierjarig zusje. Natuurlijk is gezorgd dat de lucifers onder het bereik der kleuter staan. Zij gaat een vlammetje maken om broertje zoet te houden, een oogenblik later hooren de buren een jammerlijk geschreeuw, en even daar na komt moeder aanhollen, met nog een stuk van het gezellig praatje waarmede zij den tijd kortte op de lippen, maar nu vreeselijk gillende om haar arme schapen. Een andermaal is er een ketel ko kende koffie op tafel gereed gezet om den hulpeloos achtergebleven kin dertjes de gelegenheid te geven, keel en maag te verbranden, 't Spreekt vanzelf, boos opzet bleef hier geheel buiten spel, ofschoon men inderdaad haast geneigd zou zijn dit te onder stellen, als men let op de groote waarschijnlijkheid dat een ongeluk zou gebeuren. Schrijver dezer regelen was een poos geleden getuige van het volgend geval. Een jongetje van vijf jaar speelde in zijn eentje op een stapel planken aan den kant van een breed en diep vaarwater. Een voorbijgaand politie agent greep het kind bij den arm en zei„Wil je daar eens vandaan gaan en naar huis loopenEen paar belangstellende buurvrouwen gingen legen den man opspelen, en riepen dat hij het knaapje niet „aan z'n lijf mocht komen." Hij liet de dames razen en vervolgde zijn weg. De vrou wen maakten van de zaak een heele gebeurtenis, en rieden den vader aan om beter op zijn kind te passen? Neen, om den agent te „verklagen" die het zoo in den arm geknepen had. Des avonds vernam men dat het ventje weer was weggeloopen en nu vermist werd. Nu kwam de heele buurt in opschudding. Er werd een dreg gehaald, jawel, na eenig zoe ken haalde men het lijkje op. De gebruikelijke „radeloosheid" van den vader bleef niet achterwege. Nu zouden we weieens gevraagd willen hebben of dergelijke feiten, die zich in afwisselende vormen schier dagelijks voordoen, volstrekt geen uitwerking hebben op allen, die voor de verzorging van kinderen verant woordelijk zijn? Dat zij in den regel niet onder het bereik van de straf wet vallen, heelt zijn goede reden: vooreerst toch zijn de ouders, wier kind op zoo noodlottige wijze om het leven komt of voor altoos verminkt wordt, zwaar genoeg gestraftin de tweede plaats is het moeielijk te be wijzen, dat er termen tot vervolging zijn, op grond van grove nalatigheid. Maar wat wij wel zouden verlangen is, dat in alle soortgelijke gevallen de politie een ernstig onderzoek in stelde om de bijzonderheden te weten, opdat een mededeeüng van die om standigheden anderen misschien een' afschrikkend voorbeeld mocht geven, en de ongeluks berichten wat zeld zamer worden, door meerdere be hoedzaamheid. Nogeens, het is zoo dood-eenvou- dig. Moeders mogen haar kleine kin deren niet aan hun lot overlaten, om welke reden ook. Die jonge stumpers zijn niet toerekenbaar, maar de ouders zijn het in dubbele mate. Nog een andere soort van „onge lukken" is er, waarvan niet slechts kinderen, maar zelfs volwassenen meermalen het slaehtofler worden wij bedoelen het gevaar van getroffen te worden door het schot van een niet behoorlijk opgeborgen geladen geweer. De een of andere huisgenoot krijgt het in 't vizier, gaat er een beetje mee „exerceeren", wat bij al onzen weerzin van militairisme voor velen een zeer gewilde liefhebberij schijnt te zijn, legt „spelende" op iemand aan, en pats! daar knet tert het schot. Een ongeluk zit in een klein hoekje zegt het spreekwoord. Daarmee schudt men evenwel de verantwoordelijkheid niet van zich af. Het is onbetwistbaar dat de meeste rampen ontstaan door onvoorzichtigheid, door gebrek aan voorzorg, omdat men niet behoor lijk uit de oogen keek en lette op de gevolgen die een betrekkelijk gering verzuim soms na zich sleept. We gelooven, dat de publieke opinie zich met die soort van dingen bezig moet houden. Het is niet genoeg, de slachtoffers te beklagen en de meest mogelijke deernis te betuigen met de ouders, men behoort den laatsten aan het verstand te brengen, dat we onze hersens gekregen hebben om ze te gebruiken, niet om ze te doen vergroeien tot een zetel van versuft heid. Men behoort den moed te be zitten, het gewetenlooze van derge lijke verzuimen flink te doen uit komen. Wie door nalatigheid iemands leven in gevaar brengt, is strafbaar volgens de wet, en verzuimen, aan eigen kinderen gepleegd, zijn het niet min der dan andere tekortkomingen. Het zwakkere deel des menschdoms te beschermen tegen het gebrek aan voorzorg, dat onophoudelijk slacht offers maakt, is ieders plicht, en we mogen daarom niet ailaten van te waarschuwen, al is het ook zeven maal zeventig maal. Al weet men vooruit, dat die terechtwijzingen de stem zullen zijn des roependen, toch maar gesproken, met den meesten nadruk. Of het helpen zal of niet, dat is hier de vraag niet; en of de waar schuwing wel aan het rechte kantoor zal komen, mag evenmin gewicht in de schaal leggen. Hoe doof de men seden ook zijn mogen, als zij niet hooren willen, toch zal eindelijk wat meer worden nagedacht. Laat ons daarom volhouden, al lijkt het ook dat het niets geeft; er wor den zóóveel woorden gesproken die, als een galmend gerucht, ledig de zie len voorbij gaan, als één waar schuwing één paar menschen tot meer behoedzaamheid aanspoort, dan is reeds eenig goed gedaan. Ter wille van dat doel zal men hel ons niet euvel duiden, dat wij nogeens poogden te herhalen wat reeds lang zoo duidelijk is gezegd. De Staats-Courant bevat het vol gende bericht omtrent den toestand van Z. M. den Koning Volgens verklaring van de geneesheeren des Konings is in Zr. M's. toestand in de laatste week weinig verandering gekomen, terwijl de ongunstige verschijnselen aanhouden en eerder toe- dan afnemen. De raad van ministers, samenge steld uit de hoofden der ministerieele departementen, Van oordeel, dat Zijne Majesteit de Koning buiten staat geraakt is, de regee ring waar te nemen, Gezien het advies van den Raad van State van den 27. Maart 1889, Gelet op de artikelen 38 en 39 van de grondwet, Heeft goedgevonden en verstaan De Staten-generaal in vereenigde ver gadering bijeen te roepen op Dinsdag den 2. April 1889, des namiddags ten twee ure, rnet uitrioodiging aan de leden der beide Kamers, zich op dat tijdstip in de vergaderzaal van de Tweede Kcmer der Staten-Generaal te vereenigen. Afschrift van dit besluit zal worden gezonden aan de beide Kamers der Staten- Generaal. 's Gravenhage, 28 Maart 1889. De minister van buitenlandsche zaken IIartsen. De minister van justitie, Ruvs van Beehenukoek. De minister van binnenlandsche zaken Mackay. De minister van marine, Dyserinck. De minister van financiën, Godin de Beaufort. De minister van oorlog Bergansius. De minister van waterstaat, handel en nijverheid, Havelaar. De minister van koloniën, Keuchenius. Een ware geschiedenis uit Thüringen, door ANDRE HUGO. 50) Zoo ging ging de avond voorbij, zon der dat Verena de oorzaak van de slechte stemming van haar echtgenoot had ver nomen. Toen Arthur, op aanraden van zijne bezorgde vrouw, zijn legerstede had op gezocht, vervolgden hem ook daar de verwarde beelden zijner fantasie. Hij dacht weder bij Flammarion te zijn, hij zag op nieuw het flikkeren der gasvlammen, hij hoorde nogmaals het ruischen van het gordijn, toen hij het wegschoof en zag op nieuw zeer duidelijk het beeld van Verena. Onrustig wiep hij zich om en om. Hoe hol en dof, maar tevens hoe duidelijk klonken nu weder de woorden in zijn oor: «Ik zie eene nette woning een beeld- schoone vrouw zit onder de veranda maar niet alleen naast haar zit een man, donker van kleur en van gelaat, met vollen baard.hij trekt haar tot zich zij zinkt aan zijne borst, haar ronde arm slaat zij om den hals van den man, die een woord uitspreekt dat als Verena klinkt." «Gij liegt, Flammarion!" riep Arthur zoo luide uit dat Verena sidderde en van haar stoel voor het bed opsprong. Was het smart over de ongesteldheid van haar man, of was het een ander gevoel in haar binnenste dat haar deed beven toen hij die Fransche meisjesnaam uitsprak? Wij weten het niet; zij vouwde de han den, zag een oogenblik biddende naar boven en boog toen over haar echtgenoot heen. Tranen gleden langs de bleeke wangen der jonge vrouw, zonder dat zij bemerkte, hoe die gloeiende druppels op Arthur's voorhoofd vielen en hem deden ontwaken. «Verena!" sprak hij dof. «Zijt gij mijn trouwe echtgenoote?" Arthur voelde de vochtige wangen tegen zijn gelaat, toen Verena's lippen zijn mond sloten. Verena zuchtte. Arthur herhaalde nogmaals op den zelfden toon zijne vraag. «Maar, Arthur, wat spreekt gij toch. Welke bewijzen verlangt gij dan nog meer van mij dan dat gij mijn innig geliefde man zijt?" Donkere schaduwen zweefden over Arthur's gelaat, toen trok hyzyn jeugdig vrouwtje tot zich en kuste haar zoolang totdat hij in zalige droomen verzonk en de slaap zijn macht op hem uitoefende. Verena maakte zich uit zijne omarming los en ging op den stoel naast zijn bed zitten. Toen Arthur in den ochtendstond ont waakte en zijne oogen opende, zag hij Verena met gesloten oogen zitten. Zij zat daar met gevouwen handen. De schijn van het matte licht liet de schoone, fijne trekken van haar gelaat in hunne zuiver heid en reinheid volmaakt uitkomen. Een vriendelijk lachje speelde om haar mond. Eu deze vrouw zou liefde huichelen? Neen, Arthur, uwe zinnen zijn beneveld En als het nu toch eens waarheid was! Arthur kon niet verder denken, want Verena was door de beweging die Arthur gemaakt had, ontwaakthare groote, ge voelvolle oogen keken hem aan. «Ge moet wonderlijke droomen gehad hebben, lieve, te oordeelen naar de beel den die u voor den geest stonden!" «Heb ik dan gesproken?" «Zeer veel, mijn Arthur, vooral was het" haar gelaat werd door een pur perrood bedekt en zij fronsde even haar voorhoofd «een meisjesnaamFlamma rion noemdet gij haar! Arthur gevoelde al te duidelijk uit den toon harer stem dat Verena moeite deed deze opmerking onverschillig uitte- spreken. Eo weder kwam die onzalige gedachte bij hem op: zoo dat alles toch veinzerij ware? Hij kon niet voortgaan met Verena te spreken, hij sloot zijtie oogen en viel na een korte poos opnieuw in slaap. Toen Arthur den volgenden dag Verena het verlies van den koffer en diens inhoud medegedeeld had en in eene droevige stemming bleef, zocht zij hem, hoewel te vergeefs, te troosten. In Arthur's binnenste bruischte een oceaan, door hevigen storm opgezweept. En zoo wij ons zijn toestand voorstellen kon het wel anders? Aan den eenen kant het verlies van een aanzienlijken schat en aan de andere zijde twijfel aan Ve rena's trouw. Wat het laatste punt be treft, trachtte hij zich wel intepraten, dat het belachelijk van hem was, aan de influisteringen van de Fransche waarzeg ster ook in de verste verte eenig gewicht te hechten. Alle verstandige gronden bracht hij bij om zich die ongelukkige gedachte uit het hoofd te zetten. Alles vergeefsHad hij zich ook at gedurende eenige oogenblikken van die gedachte los gemaakt, dan kwam van den anderen kant de gedachte bij hem op aan de ze kerheid waarmede Flammarion hem alles had medegedeeld, en was dat beeld we der verdwenen, dan kwamen hem de gis teren avond afgeluisterde woorden met alle kracht weder voor den geest, zoodat hij zich onuitsprekelijk ongelukkig ge voelde. Nu eens stond hij op liet punt Verena open en vrijmoedig tegemoet te gaan en rekenschap van haar te vragen, dan weder werd hij door zulk een diepe moedeloosheid bevangen dat hij zijn plan liet varen en liever in onrust wenschte voortteleven, dan met koenheid den Gor- diaanschen knoop doortehakken. Verena schreef natuurlijk de oorzaak van zijn gemelijkheid en onaangenaam humeur toe aan het geleden verlies en liep hem dus zooveel mogelijk den ge- heelen dag uit den weg; wellicht ook hield haar de door hem 's nachts ge noemde meisjesnaam, Flammarion, on aangenaam bezig. Zoo naderde de avond. Arthur keek een dagblad in, waarin de opvoering van den Freischutz dien avond stond aangekondigd. Er kwam eene gedachte bij hem op. «We zullen van avond naar het theater gaan I" zeide hij, toen Veiena de kamer binnentrad. Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1889 | | pagina 1