NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad DE III LEVE! UTRECHT en GELDERLAND. verschijnt woensdag en zaterdag. Leve de Koning! Leve de Koningin! Leve de Prinses! binnenland. DE GELDKOFFER. No. 38. Zaterdag II Mei 1889. Achttiende jaargang. Feuillet on. &MEBSF00RTSCIE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per maanden ƒ1-—; Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 1 6 regels 0,40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend, Groote. letters en vignetten naar plaatsruimte. We kunnen niet zeggen hoe ge lukkig het ons maakt, dat Amers foort den veertigsten herinneringsdag van 's Konings inhuldiging te Amster dam feestelijk zal vieren, 't Is waar, in gemeenten waar men, om welke reden ook, openbaar vreugdebetoon achterwege moet laten, is de blijdschap over het heugelijk feit, dat de feest viering mogelijk maakte, stellig niet minder groot: maar dat neemt niet weg, dat we den bestuurders onzer goede stad dank zijn verschuldigd voor hun kloek optreden. Welk een ommekeer! Binnen lut tel tal van dagen werd de bezorgd heid voor 's Vorsten dierbaar leven plotseling weggenomen door de tijding dat hij zich krachtig genoeg gevoelt om de teugels des bewinds, veertig jaren lang tot heil des vaderlands gevoerd, opnieuw in handen te ne men. En dat gevoel was niet de zelf verblinding eens lijders; het getui genis der geneesheeren verhief, onder bewoordingen die zekere verbazirg doen doorschemeren, het schier won derbare feit boven allen twijfel. Is fr iemand, die zulks had durven hopen? Toen we kort geleden, naar aanle- ding van het veertigjarig jubileum der kroonaanvaarding, enkele spre kende bijzonderheden uit 's Konings leven en regeering in herinnering brachten, konden we niet anders den ken, dan dat de laatste bladzijde die- levensgeschiedenis, eindigende in eei langen lijdensnacht, reeds was ge schreven, en ontbrak ons zelts de moet den wensch uit te spreken dat de 12e Mei den Vorst nog onder de le venden zou vindenimmers, vervul ling van dien wensch kon, onder die omstandigheden, niets anders betee- kenen dan verlenging van een smar telijk, van eene wanhopige worsteling tegen een onverbiddelijk noodlot.? God heeft de beden, uit het hart van elk rechtgeaard Nederlander op geweld voor het behoud van onzen dierbaren Koning, niet onverhoord gelatenden Allerhoogste in de eerste plaats onze dank. Maar onmiddelijk daarna ook een woord van warme hulde aan de Koningin, die trouw haar taak vervulde aan de vorstelijke lijdenssponde, en die nu gewis, nu zij getuige mag zijn, van de algemeene vreugde in Nederland, een schoonen dag beleeft liet jubiléum van 's Konings re geering is zoo rijk van inhoud, dat de overvloed van stof ons schier over stelpt. We zouden willen spreken van de trouw, waarmede de Koning gedurende een zoo lang tijdsverloop niet slechts onze staatsinstellingen heeft geëerbiedigd, doch ook mede werkte aan haar ontwikkelinggelijk hij bij den aanvang zijner regeering diep doordrongen was van het besef der verplichtingen, welke de leiding van een vrije natie hem oplegde, bleef hij immer dien constitutioneelen zin bewaren, die hem tot een voor beeld maakt voor alle vorsten van Europa. In den Koning heeft het openbaar gezag een vast middelpunt de kroon is de behouden haven, waar heen het schip van staat den steven wendt zoo dikwijls politieke stormen de rust dreigen te verstoren, immer werd daar een veilig toevluchtsoord gevonden Koning Willem de Derde regeerde echter niet alleen met het hoofd, doch ook met het hart. Al het lief en leed, dat de Nederlandsche natie in een zoo langdurig tijdsverloop over kwam, trof hem persoonlijk; bij het laatste juichte hij mede, in het eerste deelde hij en trachtte hij zooveel mogelijk te gemoet te komen. Weder- keerig voelde de Nederlandsche natie de zware slagen, die achtereenvolgens het Oranjehuis trollen, en meermalen konden we uit 's Konings mond ver nemen, dat de sympathie zijner ge liefde onderdanen de beste troost was, die hem onder zoo droevige omstandigheden kon te beurt vallen. Met hoeveel vreugde zagen we niet de bloemen van hel huiselijk geluk opnieuw bloeien en geuren in de eenzaam geworden gaardemet hoe levendige belangstelling zagen wij het vorstelijk kind opwassen, dat eenmaal, zoo God het wil, waardig de plaats harer vaderen zal innemen. Die wederzijdsche wisseling van vertroostende of verheugende gevoe lens heeft den reeds zoo hechten band tusschen Oranje en de Nederlandsche natie ongemeen versterkt. Vóór veer tig jaar sprak de Vorst in de Nieuwe Kerk te Amsterdam: „Het is een grootsche roeping, Koning van zulk een volk te zijnen thans, nu de toenmaals twee- en dertigjarige jonge man een grijsaard is geworden, pas herrezen van een pijnlijk krankbed, maar met nieuwen levensmoed bezield, thans is onze weerklank op dat koninklijk woord de hartgrondi, getuigenis; „Het is een onwaardeer baar voorrecht, door zulk een Koning te worden geregeerd Vrede en veiligheid, welvaart en eensgezindheid zijn de zegeningen, die ons volk ten deel zijn geworden onder zijn bestuur. Zij warende vruch ten eener samenwerking, gegrond op wederzijdsche achting. Het vraagstuk van de rechten der kroon tegenover die- der natie behoefde hier nooit te worden gesteld: de Grondwet heeft het voor immer opgelost, en deze bleef des Konings richtsnoer, onder alle omstandigheden. Honderdduizenden brengen hem thans den zoo ruim verdienden dank honderdduizend vereenigen zich in den thans niet meer overmoedigen wensch, dat hei den Hemel moge behagen nog vele jaren aan zijn leven toe te voegen, opdat hij nog lang den scepter moge voeren over een gelukkig en tevreden Nederland honderdduizenden, en zeker wel Amers- foorts burgerij in de eerste rangen, kennen heden slechts één leuze 's Konings beterschap. In steeds wijder kring wint de overtuiging veld, dat in het weeiopleven van onzen Koning een bij zondere genade onzes Gods is te verheer lijken. Zoo stellig had de zich noemende We tenschap verklaard Er is geen beterschap te hopen. Dit werd verklaard, niet in overijling, maar na lang beraadniet door een ver geten arts, maar door een Leidsch pro fessorniet door één man, maar door drie doctoren gelijk. En dat wel verklaard in een officieel visum repertum, waarvan men wist, dat er een Staatsacte op volgen zou. En zie, reeds drie dagen daarna ken tert de toestand. Er komt niet maar een vleugje, maar een crisis, en de Koning leeft op. Hoe zou dan het volk niet zeggen: Dat is wat wonders in onze oogen en opzien in dankzegging tot Hem, die alleen wonde ren doet. Van harte hopen we dan ook, dat op 12 Mei e.k. heel ons vaderland zijn ge beden en dankzeggingen voor zijn Vorst zal uitstortendat de deelneming ook aan de kerkelijke gebeden algemeen zal zijn; en dat 's Konings ambtenaren en de mannen der wetenschap, die hij be noemde, en niet minder zijn officieren van hoogeren er. lageren rang dien dag met het vrome volk mee zullen opgaan om den Heere onzen God voor zoo ver rassende uitkomst te danken. (Standaard) Op last van Z. Al. den Koning bracht de Ned. gezant te Parijs aan pre sident Carnot de gelukwenschen van Z. M. over met het mislukken van den aan slag. Behalve het door den minister van justitie in de laatste bijeenkomst der Eerste kamer toegezegde wetsontwerp betreflende de gedwongen winkelnering zal ook een wetsontwerp houdende ver bod van het dragen van wapenen, weldra de Tweede Kamer bereiken. Vad. De consul-generaal van Frankrijk te Rotterdam heeft bij vleiend schrijven ter kennis van mejuffrouw C. M. Rant- wijk, te Scheveningen, gebracht, dal bij besluit van den president van 'de Fran- sche republiek, d.d. 11 Februari, haar is toegekend de groote gouden medaille 1. kl., wegens bare zelfopofferende daad en moedig gedrag, aan den dag gelegd op den 21. November jl., door in zee te gaar., ten einde den Franschen matroos Francois Personique, schipbreukeling van de Ango, te redden. Voor den invoer van varkens in Duitschland is thans door de Duitsche regeering bepaald, dat niet alleen door den burgemeester der plaats van oor sprong eene verklaring moet worden af gegeven, dat in die plaats geene be- Een ware geschiedenis uit Thüringen, DOOR ANDRÉ HUGO. XXVI. Te St. Wolfgang. 62) «Nu, hoe hebt ge onder mijn dak gerust?" vroeg dokter Marcuet den vol genden ochtend aan Arthur toen deze de huiskamer binnentrad. Arthur hief het gebogen hoofd op. zag den dokter een oogenblik strak aan en zeide toen: «Niet goed, mijnheer. Hoe zou ik echter ook van rust kunnen spreken Voor mij bestaat er geen rust en boven dien heb ik den ganschen nacht eene vreeselijke pijn geleden aan mijne hoofd wonde dat ik rusteloos mijne kamer op en neer heb geloopen, totdat ik tegen den ochtend geweld gebruikte." De dokter wilde juist een antwoord geven, toen van achter uit den gang de stem van een schreiend kind klonk. «Wees zoo goed en ga even in de spreekkamer binnen een paar minu ten ben ik weder bij u I" met deze woor den liep de dokter den gang in. Arthur trad de spreekkamer binnen en !zette zich in den wijden leuningstoel aan het venster neder. Weemoedig zag hij over de binnenplaats been naar de kleine kapel, die tegen den binnenkant van den muur der binnenplaats was gebouwd. Welke gevoelens toch de aanblik van jen bedebuis bij den mensch kan op wekken wanneer hij onbezorgd de toe- lomst tegenblikt en geen angstige pijnen ;era kwellen, nooit zijn die gevoelens nniger en oprechter dan wanneer men iet verlies te betreuren heeft van een leliefde, wanneer men zich zoo geheel enzaam en verlaten voelt staan te mid- (en der wereld. Dan gevoelt ieder, wiens hrt nog niet geheel en al verkoeld is, Ij den onverwachten aanblik van een gdshuis, van een kerkje, behoefte de ogen van de aarde en hare beslomme- riigeri aftewenden en ze opteslaan naar Biven, vanwaar alleen troost en genezing ièhte wachten. lok bij Arthur kreeg dit gevoel de boenhand toen hij de kleine kerk zoo eefjiedwekkend voor zich zag. Zijn geest brfcht hem terug in kindsche dagen, toen hij slechts des levens morglnrood gekend had, toen zijne moeder hem de handen vouwde en hem bidden leerde. Hij kon zich van dat beeld niet losma ken alle bijzonderheden stonden hem zoo levendig voor den geest dat het hem pijn lijk smartte toen het beeld verdween en hij zich weder in de naakte werkelijkheid terug gevoelde. Een traan van weemoed paarlde op zijne wangen. Op dit oogenblik klonk de diepe stem des dokters uit de aangrenzende huiska mer. Hoewel hij vrij luid en levendig sprak, kon Arthur de woorden niet ver staan. Terstond daarop ging de deur open en trad de dokter binnen. Zijne trekken droegen nog den stempel van opgewon denheid. «Wat is er gebeurd?" vroeg Arthur. «Men heeft tegen mijne orders gehan deld I" antwoordde de dokter, met moeite zijn drift bekampende. «Maar, dat daar gelaten I ik had mij eigenlijk aan u willen wijden en uwe wond met nauw gezetheid willen onderzoeken, maar ik ben door omstandigheden verhinderd het nu te doen en stel het dus tot heden avond uit. Wij zullen, zoo ge 't goed vindt, van avond op uw kamer samenko men. Daar kunt ge mij dan het ontstaan van de wor.d naar waarheid mededeelen, opdat ik mijne maatregelen daarnaar kan nemen Wilt ge mij mitsdien vergezellen? Ik ga naar het naastbijge- legen poststation, dat is een half uur van hier." «Zeer gaarne, dokterde frissche winterlucht zal mij geen kwaad doen I" «Wacht dan even hierik moet nog een brief toesluiten en ben terstond teiug. Haal uw overjas en houd u dan gereed de slede is reeds voor I" Een poosje later gleed de slede met den dokter en Arthur over de glinste rende, door de zon beschenen sneeuw vlakte naar denzelfden kant waar de herberg «de Den" moest liggen. Weldra ontwaarde Arthur reeds de herberg die zij na eenige minuten bereikten. «Ik zal hier uw terugkomst afwachten, dokter, ik ken den waard van vroeger en zou gaarne nog wat met hem praten I" zeide Arthur, toen de slede stilhield en de vriendelijke waard met zijn opgeruimd gezicht op den drempel trad. De dokter vond het goed en Arthur steeg uit. Toen hij binnengetreden was, vroeg de dokter den waard om wat vuur. Toen Arthur zich omkeerde zag hij zeer duidelijk, hoe de waard met een sluwen blik op hem, den dokter toeknikte en eenige voor Arthur onverstaanbare woor den mompelde «Nu, van harte welkom, mijnheel zeide de waard, toen hij met Arthur de gelagkamer binnen was getreden, op een toon van onderdanige vriendelijkheid, eigen aan alle herbergiers. «Het verheugt mij bijzonder, dat u mij een bezoek waar dig keurt waarmede kan ik u dienen, mijnheer Falkening?" «Hebt ge een glas grog voor mij?" «Terstond zoo ge het wenschthet water is heet." «Breng het mij dan!" De vlugge waard snelde de kamer uit en trad terstond daarna met het verlangde terug. «Hier mijnheer Falkening dat het u wel bekome." Arthur dronk een slokje. #U hebt er ook van gelust," zeide de waard, die onderwijl naar het venster was getreden. «Het waait duchtig van St. Wolfgang tot hier." »'t Is wel wat frisch geweest, rnaar dat is gezond." «Wel zeker! Hier in den omtrek zijn de menschen dan ook allen van harte gezond I" «Hoe lar.g woont ge hier al?" vroeg Arthur. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1889 | | pagina 1