NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
DE GELDKOFFER.
No. 39.
Woensdag 15 Mei 1889.
Achttiende jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
Feuilleton.
ilWEBSFOORTSCIE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIE Ni
Van 1 6 regels 0,40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viern.aal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
PROCLAMATIE.
Geliefde Landgenoot en en Onderdanen
Heden zijn veertig jaren voorbij
gegaan sedert den dag waarop Ik
plechtig de Regeering over het Ne-
derlandsche Volk heb aanvaard.
Zal Mijn volk van Mij getuigen,
dat Ik Mijn Koninklijk woord heb
gestand gedaan, Ik weet, dat in lief
en leed, in blijde en droeve dagen,
Mijn Volk getrouw is gebleven aan
Mij en Mijn Huis.
Ik heb er steeds naar gestreefd,
de welvaart en den bloei van ons
Vaderland te bevorderen.
Met innigen dank jegens den Al
machtige zie Ik op het vervlogen tijd
perk terug. Zijn zegen heeft het oud
verbond van Oranje en Nederland
bevestigd.
Over de toekomst van Mijn Huis
en Mijn Volk roep Ik op dezen plech-
tigen dag dienzelfden zegen in. De
herinnering aan het verleden is Mij
een waarborg voor de toekomst:
Oranje en Nederland onder Gods zegen
eén, krachtig en vrij!
Het Loo, 12 Mei 1889
WILLEM.
Reeds per bulletin Maandag jl. aan onze
abonné's in de stad gemeld.
Van hen, die 12 Mei 1849, bij de
inhuldiging des Konings leden waren van
de Eerste Kamer der Staten-Generaal, is
geen enkele meer in leven.
Van de toenmalige leden der Tweede
Kamer zijn nog 7 in leven: de heeren
mr. J. B. J. Hengst, mr. J. P. P. baron
van Zuylen van Nijevelt, beiden thans
leden van de Eerste Kamer, mr. J. Dirks
te Leeuwarden, mr. D. van Eek te
's-Gravenhage, mr. A. W. Engelen te
Tiel, W. Wintgens te Gravenhage en
mr. H. J. Smit, Noord-Brabant.
Uit Apeldoorn wordt geschreven
«Apeldoorn is geheel in feestdosch
't is overal groen en vlaggen en poorten
wat men ziet en overal voornemens tot
iilumineeren.
Zondag morgen waren alle kerken ei
vol, ook H. M. en de Prinses waren in
de Herv. Kerk. Beiden deden des namid
dags een rijtoer door het versierde dorp,
dat wemelde van tallooze voetgangers en
rijtuigen.
Zaterdag had de Prinses, namens Hare
Moeder, giften uitgereikt aan het manne
lijk en vrouwelijk personeel van het Pa
leis en Domein, en dien middag waren
dat personeel met hun gezin uitgenoodigd
in het Park eene voorstelling bij te wo
nen; de grooten werden in verbazing ge
bracht door den ouden Bamberg, die we
der zijnen ouden roem gehandhaafd heeft
rit opnieuw toonde, dat hij meester in de
kunst is, en der kleineren aandacht wis
ten de heeren Jacobus Verhoeven Zn.
te boeien door de poppenkast. H. M. en
de Prinses met eenige heeren en dames
zagen eenigen tijd toe en betuigden Hare
hooge tevredenheid.
Bij gelegenheid van het 40-jarig jubi
leum van Z. M. onzen Koning is door
het korps officieren van het 6e reg. inf.
te Breda een prachtige bloemkrans, met
gecalligrafeerde opdracht, aan Z. M. ver
zonden. Deze opdracht, gevat in een
marokijn lederen omslag, waarop in ver
gulde letters «Aan Z. M. onzen Koning"
en van binnen met zijde gevoerd, is een
kunststuk, meesterlijk door den le lui
tenant V. uitgevoerd en die daarvoor
ruimschoots den dank zijner kameraden
zal inoogsten.
Naar aanleiding der veertigjarige
regeering van den Koning-Groothertog
zegt de Luxemburger Zeitung onder
anderen «Gedurende dien tijd hebben
Koning en volk ruimschoots gelegenheid
gehad om elkaar te leeren kennen en
waardeeren. De Koning kwam herhaal
delijk in het land en werd met geest
drift door de Luxemburgers ontvangen.
De verschillende crisissen, door den loop
der gebeurtenissen over het groothertog
dom gebracht, en die, dank zij de tus-
Een ware geschiedenis uit Thüringen,
DOOR
AADBÉ HUGO.
schenkomst der Kroon, ten slotte zonder
nadeel afliepen, hebben vorst en onder
danen nader tot elkaar gebracht, Het
land gevoelde innige deelneming wegens
de ziekte van zijn Groothertog en ver
heugde zich van harte, toen haar gun
stige loop hem in staat stelde, de regee-
ringzaken te hervatten. Diesniettegen-
staande zal de viering zich tot eene
kerkelijke dankzegging moeten bepalen.
Binnenkort zal het land gelegenheid heb
ben, zijn vijftigjarig bestaan te herden
ken. Tegen dien tijd kan Z. M. ver
moedelijk geheel hersteld zijn en zijn
gezondheidstoestand hem veroorloven,
aan het feest deel te nemen. Van die
vijftig jaren behooit het gedeelte tot
het regeeringstijdperk van Willem III
het feest zal mitsdien ten roem strek
ken van den grijzen monarch, onder
wiens scepter Luxemburgs zedelijke en
stoffelijke toestanden zulk een verblij
dende ontwikkeling hebben verkregen,
Heil en zegen Willem III
In den nacht van Zaterdag op Zon
dag is de Oranjevlag, die van den Haag-
sche toren uitstak, door personen, blijk
baar socialisten, die den toren zijn weten
binnen te dringen, verwisseld voor eene
roode vlag. Voor 9 uur wapperde echter
weder de Oranjevlag van den toren. De
politie doet ijverig onderzoek. x-
De Prinses von Wied schonk aan
de Herv. Gem. te Baarn f 100 voor een
nieuw orgel.
De minister van Oorlog heeft be
paald, dat de commandant van het corps,
hetwelk een detachement uitzendt, daar
van kennis moet geven aan den plaatse
lijken of garnizoens-commandant in de
plaats van bestemming, met opgave van
de sterkte van het detachement, van het
doel waarmede het wordt uitgezonden,
alsmede van den naam en den rang of
graad van den commandant en voorts
eventueel met uitnoodiging, maatregelen
te treilen, om het bij een corps van het
garnizoen in de menage of in subsisten
ce te doen opnemen. Zoo mogelijk moet
ook het vermoedelijk uur van aankomst
in de plaats van bestemming worden
vermeld.
Te Zutfen is Woensdag het nieuw
gebouwde ziekenhuis aan den Coehoorn-
singel geopend. Het is gebouwd door het
bestuur van het Oude en Nieuwe Gast
huis. Het gebouw heeft aan den voor
geve) drie ingangen, waarvan de midden-
ste de hoofdingang is, de deur ter lin
kerzijde is bestemd voor den dagelijk-
schen dienst en die ter rechterzijde voert
in een afgesloten poitaal, dat toegang
verleent lot een vertrek voor heelkundig
onderzoek en tot eene operatiezaal, als
mede tot een vertrek, waarin patiënten
die tijdelijk uit de maatschappij moeten
verwijderd worden, afgezonderd van de
overigen worden verpleegd. Uit de operatie
zaal kunnen de geopereerden door mid
del van een lift naar de daarboven ge
legen vertrekken, bestemd voor hnnne
verpleging, vervoerd worden.
Aan de achterzijde van het gebouw
bevinden zich op den beganen grond vier
ziekenzalen, elk voor zes bedden; op de
bovenverdieping zijn twee ziekenzalen en
acht vertrekken bestemd voor betalende
patiënten of zieken, welke van de overigen
afgezonderd moeten worden.
Het 14e jaarverslag van de Prins
Hendriks-stichting te Egmond aan Zee
bevat een beschrijving van de uitbreiding
die deze voor de verzorging van oude
zeelieden bestemde inrichting in liet af-
geloopen jaar heeft ondergaan. De in
richting werd door deze verbouwing zeer
in haar voordeel gewijzigd. De zieken
worden nu in een geheel afgescheiden
gedeelte verpleegd, dat ruim en luchtig
en op het zuiden gelegen is De nieuwe
eet- en conversatiezaal valt zeer in de
smaak der verpleegden. Met de beplan
ting van het woeste erf. groot circa 19
aren, achter de stichting gelegen en waar
op die nieuwe zaal uitzicht geeft, is een
begin gemaakt. Mettertijd zal dit een
aardig plekje in de duinen worden, maar
de aanleg is kostbaar en welkom waren
daarom de schenkingen van planten en
gewassen, die daarvoor ontvangen wer
den, o.a. van de Utrechtsche firma H.
van Lunteren Zoon.
Ook onder de giften in geld vonden
wij eenigen uit Utrecht vei meld. Aan
menigeen, die in het lot van deze oude
zeelieden belang stelt, zal ecliter deze
stichting nog onbekend zijn, en daarom
brengen wij gaarna de uitnoodiging van
regenten aan belangstellenden over, om
in den zomer eens een uitstapje te maken
naar Egmond aan zee en meer van nabij
kennis te maken met deze stichting,
waarop elke Nederlander met recht trotsch
mag zijn, niet zoozeer om het gebouw,
want dit kan niet op uiterlijke schoon
heid bogen, maar wel omdat daar de
plaats is waar de oude zeeman, recht
gelukkig en tevreden, de dagen die hem
nog resten, mag slijten. „Het is waar
lijk een indrukwekkend gezicht schrijven
regenten in hun verslag 80 van die
zonen der zee, wier levenslot niet veel
benijdenswaardigs opleverde, door hangen
strijd gebogen, vergrijsd, ja soms zeifs
verminkt, met hun nog fleren blik te
aanschouwen. Zij die weten, wat het voor
een zeeman zeggen wil 13 malen schip
breuk geleden en alles verloren te hebben
in den strijd tegen de woeste golven,
waarin velen zijner kameraden een giaf
vonden, terwijl hij bewaard mocht blij
ven, - zij zullen het kunnen begrijpen
dat die 84er nog zoo gaarne een paar
jaartjes hier zou blijven „als het God
behaagd", want zegt bij de ruw-
sten en gehardsten zij worden weer mensch
als zij eenigen tijd liier zijn".
Onder de 27 verpleegden, die in het
afgeloopen jaar werden geplaatst, bevon
den zich 4 gehuwde paren. Het getal ver
pleegden bedroeg op 31 December 80
personen, terwijl het nieuwe jaar geopend
werd met een candidatenlijst, waarop 15
personen voorkomen.
De Stichtste Tramwaymaatschappij
hield Zaterdag jl. hare jaarlijksche ver
gadering.
Het dividend werd bepaald op 5 pCt.
van de in omloop zijnde extra dividend
bewijzen.
Het personenvervoer in 1888 bedroeg
f 03 530.27% en het goederenvervoer
f 1890.50.
De uitgaven bedroegen f 47,641.16%
zoodat, na verschillende afschrijvingen,
de te verdeelen winst beliep f 11,247.48.
Toen Zondag ochtend de Gooische
stoomtram over de Hakkelaarsbi ug reed
zakte deze in, als een gevolg, denkt men
van de aanvaring van een schip. Een der
dwarsliggers was gebroken. Gelukkig kwam
de tram veilig aan de overzijde en on
dervindt alleen het verkeer eenige ver
traging. De opzichter van den waterstaat
63) «Ja dat zal nu zoowat twee
maanden zijn, dat ik hier ben I"
«Maar dan zult gij de menschen toch
nog niet zoo goed kennen, als gij zoo
even zeidet?"
«O ja, mijnheer Falkening ik ben
geboortig uit deze streek. Grossbeerdorf,
een half uur voorbij St. Wolfgang, is mijn
geboorteplaats."
«Zijt gij daarom hierheen getrokken 1"
«Dat niet! Het is zeer toevallig toege
gaan dat ik aan deze herberg ben geko
men."
«Hoe dan?"
«Wel, u weet dat ik te Ulmhosen een
klein eigendom bezat. Ik kan niet zeggen
dat ik van honger behoefde te sterven,
dat zou een leugen zijn, maar toch beviel
het mij daar niet goed meer. De grens
soldaten waren zeer versterkt juist in onze
streek en Ulmhosen stond geheel en al
onder hun opzicht Ge begrijpt wat
ik daarmede meen Zoo begon mij
de plaats te vervelen ik was reeds
lang van plan mijn huisje te verkoopen
en had er ook reeds half en half een
kooper voor gevonden, toen een verschrik
kelijk ongeluk over mij kwam. Eens op
een dag namelijk sloeg de bliksem in mijn
huisje en ik was een bedelaar!"
«Had gij dan niets geassureerd?"
«In Ulmhosen is niemand geassureerd
«Dat was toch zeer lichtzinnig!"
«Ja dat heb ik later ook gezegd, toen
ik op den straatweg stond met vrouw en
kind en klaagde en weende. Dat er ech
ter geen ongeluk zoo groot is of er komt
nog een gelukje bij, zooals het spreek
woord luidt, ondervond ik zelf. Terwijl
ik zoo, op den weg staande, over mijn
ongeluk nadacht en hopeloos de toekomst
tegemoet zag, komt er een rijtuig aan
gereden een zwarte, diepgesluierde dame
buigt zich er uit en vraagt naar de
eigenaar van het verbrande goed. Ik
treed nader en neem mijn muts af Toen
zegt ze mij dat ik naar het logement
moest komen, waar zij verder met mij
zou spreken. En toen ik er kwam, mijn
heer Falkening, en zag wie de dame
was
De waard hield een oogenblik op.
Arthur werd gejaagd. In zijn mat oog
werd een brandend vuur zichtbaar.
»Nu?" vroeg hij haastig.
«Toen beefde ik van blijdschap, want
want
«Verder... verder...!" riep Arthur.
«Toen herkende ik in de darne uwe
echtgenoote
«Verena?"
«Ja, zij was het
«En wat gebeurde er verder?" vroeg
Arthur.
«Zij verhaalde mij dat zij eene kleine
heiberg wist, waarvan de eigenaar kort
geleden gestorven was, en dat zij mij
het geld zou geven om die herberg te
koopen. Toen zij mij nu de plaats noemde
en ik vernam, dat deze dicht bij mijne
geboorteplaats lag, toen juichte ik en
dankte haar. Ik kuste haar de hand en
noemde haar mijne weldoenster en God
weet hoe nog meer, want wij, mindere
lui, kunnen bij dergelijke gelegenheden
ons zoo niet inhouden en onze woorden
niet zoo inkleeden als de beschaafde
menschen. Zoo ben ik in het bezit
van dit huisje gekomen!"
«En waar bleef Verena?"
Deze vraag scheen den waard niet te
bevallen, want hij zocht eenige oogenblik-
ken naar zijne woorden alvorens hij Ar
thur kon antwoorden.
«Zij wilde, zoo ik mij niet geheel en
al bedrieg, weder naar Frankrijk gaan
«Weet gij verder niets van haar?"
«Neen, voor zoover ik mij herinner!"
antwoordde de waard het antwoord ont
wijkende.
Arthur dronk in een teug zijn glas
uit en verlangde een nieuw.
Terwijl de waard het haalde, liep Ar
thur met groote stappen door de Kamer,
nu het hoofd in de hoogte geheven, dan
weder naar den grond gebogen.
«Steeds, steeds weder tijding van haar,
altijd sporen, maar nimmer een uitgangs
punt van waar ik den loop kan volgen!"
Arthur bleef in het midden der kamer
staan en keek zwaarmoedig naar den
grond, zoodat de waard, over dien aan
blik verschrikt, zoolang in de deur nauw
lettend bleef toezien, totdat Arthur weder
aan het venster was getreden. Toen dezt
hier met gevouwen handen zijn blik over
de besneeuwde vlakte liet weiden, toen
eerst trad de waard weder binnen, zette
het glas op tafel neder en zeide:
«Hier, mijnheer Falkening wel moge
het u smaken!"
Arthur keerde zich om, ging zwijgend
naar de tafel en ledigde het glas ten halve.
Er heerschte eene pijnlijke stilte. Ar
thur bleef peinzende voor zich staren op
het witgeschuurd tafelblad en de waard
trommelde, verlegen wat hij verder zeg
gen zon, een poos lang met zijn dikken
vinger op het raam, totdat hij eindelijk
weder woorden scheen te hebben gevon
dentoen draaide hij zijn muts ter zij
en keek met een sclialkschen glimlach
om de lippen naar zijn gast.
«Het verheugt mij echter, dat Verena
nu in zulk een gelukkigen staat leeft
Toen Arthur verwonderd opkeek, ging
de waard voort: «Ja, ja, ik weet wel
mijnheer Falkening, dat het mij niet
veroor loofd is zoo losweg Verena te zeg
gen, maar ik ben sedert zoo langen lijd
er aan gewoon gewordenbovendien
wilde zij het zelve hebben, want als ik
haar mevrouw Falkening noemde, dan....
dan
De waard zweeg stilhet kwam Arthur
voor dat zijne stem beefde.
«Nu verder!" zei Falkening onge
duldig.
dan kwamen haar de tranen
in de oogen, en zeide zij tot mij op een
toon, dien ik mijn geheele leven niet ver
geten zal«Noem mij Verena, evenals
toen ik nog in het landhuis woonde
en «Verena" noemde hij mij ook in dien
tijd, dien ik tot den gelukkigste in mijn
leven reken!" voegde zij et zuchtende
bij. Toen verborg zij haar schoon gelaat
in hare handen en weende zoo bitter datliet
mij zeer deed en ik mijn eigen ongeluk