NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. De roode Dwerg. No. 44 Zaterdag I Juni 1889. Achttiende jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Gedwongen winkelnering en nog wat. BINNENLAND. Feuilleton. iMIBSFOORTSCIE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Met niet genoeg te roemen ijver en voortvarendheid heeft de Minister van Justitie gevolg gegeven aan zijn belofte, een onderzoek te doen in stellen naar de misbruiken, die ge zegd werden te heerschen bij de uitbetaling van loon aan de werk lieden, en, zoo deze misbruiken wer kelijk bestaan, een poging te doen om ze door wettelijke maatregelen te bestrijden. Inderdaad is gebleken, dat de klachten niet ongegrond zijn. In vele grensgemeenten wordt, bijvoorbeeld, het loon uitbetaald in vreemde pas munt, en de arbeider is dan genood zaakt, dat geld tegen hoogeren koers in te wisselen, zoodat hij voor zijn levensbehoeften meer -moet betalen dan het geval zou zijn, indien hij van den werkgever datgene ontving waarop hij aanspraak heeft. We behoeven niet eens heel opper vlakkig te oordeelen, om dat eigen lijk diefstal te noemen. Men onthoudt eenvoudig den werkman een deel van wat hem toekomt, als men hem in plaats van tien centen, die hij be dongen heeft, tien twee centimes stukken opdringt, of een halven franc voor een kwartje; en in de omstan digheid, dat zulks tot dusver straffe loos geschiedt, zien we alweder een bewijs, hoe slecht dikwijls ten onzent de bestaande wetten worden gehand haafd. In onze muntwet komt een artikel voor,- hetwelk zegt dat het verboden is andere dan de in die wet genoemde waarden in betaling te geven; als dus een werkman wei gert, de vreemde specie aan te nemen, en men hem niettemin daartoe nood zaakt onder bedreiging dat hij anders geen werk meer krijgen kan, dan zou een daarop gevolgde aanklacht de rechter kennis moeten nemen. De opmerking kan dus gemaakt wor den, dat reeds de bestaande wetten in dit misbruik voorzien. Acht even wel de Regeering het noodzakelijk, dit onderwerp speciaal met het oog op de loonhetaling nog nader te re gelen, dan kunnen wij daar vrede mee hebben, mits het met deze wet maar niet gaat als met zoovele an dere, die door de gebrekkige toepas sing het kwaad, 't welk men er mede wil bestrijden, weinig afbreuk doen. Wat meer bepaald de gedwongen winkelnering aangaat, het aangebo den wetsontwerp geeft daartegen de volgende verbodsbepaling «Overeenkomsten tusschen den werkgever of diens beambten of zet bazen aan den éénen en een aan een hunner ondergeschikten loon trekkende, met betrekking tot het besteden van het loon "op een be paalde wijze, gelden alleen voor zoo ver een loontrekkende zich jegens den werkgever verbindt om de voor zijn arbeid in diens dienst vereischte grondstoffen, werktuigen of bijzondere kleeding op een bepaalde plaats of bij een bepaalden persoon aan te schaffen." In de Memorie van toelichting wordt nader betoogd, dat het misbruik, waarvan hier gesproken is, nog veel vuldig voorkomt. De vrijheid van den arbeider om ergens ter markt te gaan wordt daardoor zeer belemmerd, de prijzen worden soms 25 procent hooger berekend, en het zedelijk na deel van die practijken is, dat bij de werklieden wantrouwen ontstaat te genover den patroon, dien men ver denkt van winstbejag. Vóór alles moet de toestemming verzekerd zijn van degenen, die zich verbinden, en behoort een toestemming, welke door dwaling is verkregen of door geweld afgeperst, van onwaarde te zijn. Kan nu door een wetsbepaling, het misbruik worden uitgeroeid Wij willen het hopen, maar durven er niet vast op afgaan. Men ga maar eens na hoe de toe stand is in tal van kleine gemeenten, waar winkeltje doen de aanvulling is van menig bedrijf, dat op zich zelf geen winst genoeg oplevert om er burgerlijk van te leven. De timmer baas, die met een paar knechts de karweitjes opknapt, zegt tegen de lui Zeg eens,als je koffie noodig hebt, die kun je bij mij net zoo goed en voor den zelfden prijs krijgen als waar je ze tegenwoordig haalt: Vertel dat eens aan je vrouw. En andere kruideniers- en grutterswaren ook. De knecht hoort het aan en neemt er verder geen notitie van. Een poos later zegt de baas: Ja Gerrit, het werk begint erg slap te worden, dus je zult naar een anderen baas moeten uitzien ik zou er nu nog niet van praten, maar jij hebt zoo weinig hart voor mijn belangen, dat ik mij die van jou ook niet heel sterk kan aantrek ken. Nu vragen we: Wat ter wereld kan een wetsbepaling, hoe nauwge zet ook toegepast, daar tegen doen Hier bestaat geen dwang in den let terlijken zin, er-is geen sprake van een overeenkomst, het zaakje loopt dood gewoon in het nadeel van den werkman uit. Want, al zou bij ook zonder schade aan den wensch van zijn baas gehoor hebben kunnen geven, het is best mogelijk dat voor hem redenen bestaan die hem noop ten de klandisie te blijven geven aan anderen, zonder dat hij daar juist rekenschap vari behoefde te doen. Het schijnt ons toe dat een wet gelijk deze zeer gemakkelijk kan ont doken worden. Men betaalt eenvou dig het loon uit, en bepaalt niets omtrent het gebruik: alleen men heeft in arbeidsweigering een krach tig middel in de hand om den werk man juist tot datgene te dwingen wat hem niet in een strafbaren vorm behoeft te worden opgelegd. Alleen de uitbetaling van het lbon in een lokaal waar getapt wordt, deze kan voldoende worden gecontróleerd en dus tegengegaanmaar is de baas of zijn meesterknecht tapper, dan kan niettemin het onthouden van klan disie een reden zijn om de dienst verhouding op te zeggen, zonder dat er eenig verhaal op is. Dat de noodzakelijkheid van der gelijke bepalingen niettemin alge meen wordt gevoeld, is een hoogst treurig verschijnselhet wijst er op, hoe weinig rechtvaardigheidsbegrip er nog is in onze maatschappij. Wij dragen elkanders belangen veel te weinig op het hart, en vandaar dat in vermeerdering van wetten wordt gezocht, wat langs veel zekerder weg moest verkregen kunnen worden, namelijk door verhooging van het peil onzer zedelijkheid. Woensdag morgen te half elf ver trokken H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Wilhelmina per extra trein van liet Loo naar Neuwied, tot aan de hoofd deur van het paleis uitgeleid door Z. M. den Koning. Tot het gevolg behoorden de hofdame freule van der Poll, baron Taets van Amerongen von Natewisch, kamerheer, en Miss Saxton Winter, gou vernante der prinses. H. M. en de prinses groetten de vele bij het vertrek aanwe zigen uiterst minzaam. H. M. scheidde met een handdruk van den intendant, den heer van Steijn. H. M. was geheel in het zwart gekleed, de prinses in het wit met rooden strik. Bij beschikking van den minister van binnenlandsche zaken is bepaald: dat het schriftelijk gedeelte van het examen ter verkrijging van de akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer en hoofdonderwijze res voor het jaar 1889 zal plaats hebben op 25 26 Juni e. k.; dat de mondelinge examens zullen aanvangen op 15 Juli daar aanvolgende, en dat de commissiën met het afnemen dezer examens belast, zitting zullen houden te Breda, Arnhem, s'Graven- hage, Amsterdam, Leeuwarden en Zwolle. Met 1 Sept. a. s. zal te Amsterdam bij genoegzame deelneming het gymnasium op gereformeerden grondslag worden ge opend. De bedoeling is om te beginnen met twee klassen. Wanneer dan een vol gend jaar deze !e en 2e. kl. eene 2e en 3e kl. worden, kan eene nieuwe le kl. worden toegelaten. Op deze wijze stelt men zich voor, in korten tijd een gym nasium met 6 klassen te verkrijgen. De leerlingen zijn niet gebonden om na het einde van den cursus als student tot de Vrije Universiteit over te gaan. Zij kunnen zich ook aan het eindexamen ter toelating tot de rijksuniversiteiten (of gemeente-universiteit) onderwerpen. De Deen, die in een buitengewoon politieblad was gesignaleerd, als verdacht van diefstal in een hotel te 'sGravenhage, is door de Belgische politie te Antwerpen aangehouden' De verdachte had zes dagen in een der beste hotels vertoefd, en deed zich als een gentleman voor. In den nacht van Zondag moet hij in een kamer van een Zwitsersch heer' met behulp van een sleutel die op de deur paste, zijn binnen gedrongen en ontvreemde een aanzienlijk bedrag aan vreemd bankpapier en goud geld. Mede moet hij opeene andere kamer ook nog portemonnaies met geld hebben medegenomen. Des ochtends vroeg verliet hij het hotel om aan 't Rijnspoorslalion eenig goudgeld te wisselen, keerde toen terug, vroeg zijne rekening, betaalde die en vertrok met het Hollandsch spoor van 7.11. Den Zwitserschen heer had hij op diens kamer ingesloten. Toen deze hij zijn ontwaken den diefstal bemerkte, was de vogel gevlogen. Onmiddellijk zond de hotelhouder eenige personen den vermoe- delijken dader achterna, maar ook van daar was hij weer vertrokken. Bij zijne aanhouding had de dader Dog een belang rijk deel van het gestolene in zijn bezit. Woensdag werd te Utrecht, in het gebouw der maatschappij, de jaar lijksche algemeene vergadering gehouden van aan deelhouders der Nederlandsche Centraal- spoorweg-maatschappij. De vergadering werd bijgewoond door 7 aandeelhouders te zamen uitbrengende 241 stemmen, De balans en de winst- en verliesreke ning over 1888 werden goedgekeurd. De winst- en verliesrekening laat toe de af lossing van 263 obligatiën, overeenkom stig de label van oflossing met f235. en uitbetaling ten volle der coupons no. 52 en 53; waarna er ditmaal ter verdee ling volgens art. 30 der statuten een saldo 1 Er was eens een kleine roode dwerg. Van alle dwergen die ooit geleefd hebben was hij degeen die het meeste kwaad deed, en er de meeste drukte van maakte. En dit was nog te meer een wonder, omdat hij zoo belachelijk klein was. Ik weet zeker dat gij nooit kleiner dwerg gezien hebt, noch er van gehoord of ge lezen hebt. HU was slechts eenige centimeters lang en zooals gij weet, meet men zelfs kleine menschen gewoonlijk bij de voet. Deze wonderlijke dwerg wooDde in een won derlijk klein hol. Het was er donker, laag gewelfd, en hij was er goed be waakt. Twee ivoren hekken sloten hem geheel in, dan volgden weer twee buiten hekken die ook zeer dicht gesloten waren. Kortom niemand in het gansche land was beter opgesloten, en toch, in weerwil van dit alles was er geen dwerg die men zoo moeielijk in bedwang kon houden. Geen smid kon een slot maken dat voor deze dwerg voldeed. Wel konden zij woeste roovers opsluiten of wilde dieren in ijze ren kooien gevangen houden, maar slot noch grendel kon dit kleine schepsel be dwingen. Zijn naaste buurman woonde in een hol dat in 't geheel geen sluiting had, maar hij was ook zoo stil en vreedzaam, dat men bijna nooit zijn geluid hoorde, behalve nu en dan in zijn slaap. Een eindje verder den bergweg opbeef den twee broeders die slechts een heel dun vlies over hun hol hadden, en dit was voor hen voldoende, maar als zjj oud en zwak geworden waren, hadden zij wel eens behoefte aan glazen hekken om hen te beschermen. En aan beide zijden van den berg leefden nog twee andere dwer gen wier woning nooit gesloten konden worden, daar hunne deuren nacht en dag openstonden. Het is dus duidelijk dat de roode dwerg het meest te vreezen was, omdat hij zoo goed ingesloten was. Hoe verkeerd is het toch te zeggen dat kleinigheden er weinig toe doen. Hij is nog maar een kind zeggen de men schen soms alsof dat niets beduidde, terwijl juist dat kleine kind het huis maakte tot wat het is, en de geheele huishouding dat kind maakt tot wat het voor immer en altijd wezen zal. Het is maar een kleinigheid zegt de dronkaard en de verleider alsof die kleinigheid niet altijd weel te veel" beteekende en niet de wortel is van alle kwaad. Zoo waren er ook vele menschen die over deze vreesehjke dwerg sprekende, zeiden: »Hij is zoo klein dat het er wei nig toe doet wat hij uitvoert. En toch geloof ik dat deze kleine dwerg machti ger was dan iets ter wereld ja machtiger dan de wereld zelve met haar krachtige winden en ruischende zeëen. Neen wacht, één was er sterker, maar ook slechts één, een koning, waarvan gij hooren zult vódr mijn verhaal uit is. Van alle wonderlijke dingen die ik je van dezen dwerg vertellen kon, was dit misschien het vreemdst. »Hij ging nooit van huis. Soms kondt gij hem zien om het hoekje van zijn ivoren hek, maar dan was hij weer binnen, vödr hij een woord kon zeggen. Zoo als gij ziet had hij dus geen onzichtbaar kleed of zevenmijls laar zen noodig zooals gewoonlijk andere dwer gen tot hunne beschikking hebben. Maar hoewel devréeselijke Roode Dwerg nooit buiten zijn hol omzwierf, had hij honderden gedienstigen die hij met bood schappen uitzond. In één oogwenk kon hij een heel leger daarvan uitzenden. Elk van dezen droeg een onzichtbaar kleed zoodat niemand ze kon zien, en nog minder betasten. Elk droeg een paar wonderlijke zevenmijls laarzen, die hen ;n weinig tijds overal heen brachten. Velen dezer boodschappers waren met kleine schichten en vergiftigde pijlen ge wapend, die ernstige wonden toebrachten, of zwerende zeere plekken achterlieten, die heel langzaam genezen. Soms deed die wreede dwerg zijn hol open om een zwerm van zijn wreede hel pers uit te laten, die met fakkels en brandende houten gewapend een huis of een straat, ja soms een geheel dorp of stad in brand staken. Ja eens of twee maal had hij zelfs het heele land in vlam gezet. Soms gebeurde het ook dat een bende roovers uit het hol kroop, om den een of andere ongelukkige te •overvallen, en hem van alles te berooven, wat hem lief was. Niemand was te hoog voor dezen vree- selijken dwerg, niemand te nederig, of te arm. Ja, ware een reus als Goliath zijn weg langs gekomen de dwerg zou hem zoo lang geplaagd hebben totdat hij blij zou zijn te kunnen ontsnappen. Zwakke en weerlooze vrouwen en kinderen wer den al even slecht door hem behandeld. En hij was nog niet tevreden als hij ze verjaagd en verdreven had, o neen! die het verst van hem woonden werden nog het slechts door hem behandeld. Zoo was deze verschrikkelijke dwerg. Over het kwaad, dat hij deed. Ik zou veel te uitvoerig wordeu als ik u slechts de helft wou vertellen, van al het kwaad dat uit dal vreeselijke hol kwam. Ja, al werd ik zoo oud als Methu- salem en schreef al de dagen mijns le vens, dan zou ik u nog niet alles van hem opgeteekend hebben. Er was geen man in het dorp, die er niet het zijne van wist. Sommigen vertelden van de vrienden die hij gescheiden had, anderen hadden het over de vijanden die hij ge maakt had. En velen spraken over de hevige twisten die hij voortdurend ver oorzaakte. Zelfs in dat kleine dorp waren er die meenden, dat zij door hem hun tehuis hadden verloren, terwijl sommigen die stil en teruggetrokken waren, wisten welke harten hij gebroken had. Daar hadt ge onder anderen die baas van der Drift, die daar woonde in dat lage witte huisje met het rieten dak en dat ouderwetsche tuintje ervoor de dwerg liet hem geen rust. Kwaamt ge hem tegen, dan zaagt ge een ongelukkig ge zicht en hoorde een dof gebrom, waarin hij te kennen gaf, dat alles hem tegen liep. Wordt varvolqd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1889 | | pagina 1