NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
De roode Dwerg.
No. 45.
Woensdag 5 Juni 1889.
Achttiende jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
Feuilleton.
&MEBSF00RTSCHE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden f 1.— Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 1 6 regels 0,40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Binnenkort kan, volgens de Avond
post, de indiening bij de Tweede Kamer
/orden verwacht van een wetsontwerp
tot aanwijzing van de hooge en gewich
tige openbare betrekkingen, die aanspraak
geven op eene benoeming tot lid van de
Eerste Kamer der Stalen-Generaal, en
zulks ter vervanging van de thans gel
dende voorloopige regeling bij koninklijk
besluit. De lijst van bedoelde betrekkin
gen zal, naar men verneemt, in dat
wetsontwerp veel uitgebreider zijn dan
de thans geldende.
Het bestuur van den Algemeenen
Bond van R. K. kiesvereenigingen zal
bijeenkomen op Maandag 17 Juni, ter
behandeling van het rapport der staats
commissie voor de militaire wetten.
Onder de benoemingen in de Staats
courant van Vrijdag komen er twee voor,
die ouwillekeurig de aandacht trekken,
nl. de benoeming tot kapitein van de
gepensioneerde lste-luitenants der infan
terie van het leger in Ned.-Indië W. Con-
furius en W. C. C. Luske. Deze beide
officieren toch zijn uit den Atjeh-oorlog
zeer bekend en beiden zijn in dien strijd
zoodanig verwond, dat zij voor den wer-
kelijken dienst ongeschikt zijn geworden.
De heer Conturius verloor de beide oogen,
terwijl de heer Luske bij het maken van
eene patrouille in handen van den vijand
viel. Behalve eenfge kogelwonden kreeg
hij een 17-tal klewanghoutven, en letter
lijk getjintangd werd hij uit de handen
van den bloeddorstigen vijand verlost.
Niemand durfde hopen hem in het leven
te behouden; alleen nu wijlen de dirig.
officier van gezondheid Roger wanhoopte
niet. Met de meeste toewijding vatte
deze kundige geneesheer zijne taak op.
Hoewel zijn tijd om van Atjeh te worden
afgelost reeds lang was gekomen, wei
gerde hij te gaan, om zich aan de ver
pleging van den heer Luske te kunnen
wijden, en hij had de voldoening dezen
in zooverie te genezen, dat hij zonder
bezwaar naar Batavia kon worden geëva
cueerd. Daar werd de behandeling voort
gezet, en ten slotte voltooide dr. Metzger
te Amsterdam de bijna volkomen gene
zing. Voor den dienst bleef de heer Luske
ongeschikt, daar hij door de klewang-
houwen eenige vingers had verloren en
een der beenen onherstelbaar was ge
kwetst. Vandaar dat pensioneering volgde.
Sedert woont de heer Luske te Amster
dam.
De koninklijke onderscheiding, aan deze
beide betrekkelijk nog jonge mannen ten
deel gevallen, zal zeer zeker vooral bij
het Indische leger, waar zij door ieder
geëerd en bemind werden, met groote
blijdschap worden vernomen.
De raad van commissarissen der
Heidemaatschappij heeft in zijne laatst
gehouden vergadering een programma
van werkzaamheden opgesteld. Volgens
dat programma zal
a. een onderzoek ingesteld worden
naar den toestand der woeste gronden
in ons land en een legger dier gronden
opgemaakt. Bij dit onderzoek zal zooveel
mogelijk de hulp ingeroepen worden van
de afdeelingen, aan wie daartoe een lijst
van vraagpunten toegezonden zal worden.
Wanneer een legger gereed zal zijn, zal
de maatschappij zich in verbinding stellen
met de verschillende eigenaren van onbe
bouwde gronden, om deze, voor zoover
noodig, tot het in cultuur brengen er
van op te wekken
b. de maatschappij trachten in ver
schillende provinciën, waar woeste gron
den liggen, terrein te verkrijgen, waar
model-ontginningen aangelegd zullen wor
den, De boschbazen, die het eind examen
der boschbouwsehool te Frederiksoord
afgelegd zullen hebben en voor het doel
der maatschappij geschikt bevonden wor
den, zullen door haar in dienst genomen
en onder toezicht van den waarnemen-
den directeur met de zorg over die ont
ginningen belast worden
c. de maatschappij door verschillende
middelen pogen de oprichting te bevor
deren van grootere of kleinere vennoot-
schappeo, die zich het ontginnen van
woeste gronden ten doel stellen, door of
onder toezicht van de ambtenaren der
maatschappij
d. voortgegaan worden met op ver
schillende plaatsen in ons land voor
drachten te doen houden en daaraan,
zooveel het met het oog op de beschik
bare krachten mogelijk is, uitbreidin
geven. Het bestuur zal onderzoeken of
wellicht meerdere personen dat lot dus
verre in ons land gevonden zullen kunnen
worden, die geschikt en geneigd zijn
dergelijke voordrachten te houden
e. zoo spoedig mogelijk een daartoe
bekwaam persoon opgeleid worden tot
deskundige voor den aanleg van vloei-
weiden. Uitzending daartoe naar een der
inrichtingen van onderwijs in dat vak,
naar Duitschland of België, staat daarbij
op den voorgrond
f. door liet uitgeven van geschriften,
kennis aangaande boschbouw, grondge-
steldheid enz. verspreid worden.
Aan het bestuur werd opgedragen
naar gelang de omstandigheden en de
geldmiddelen het zullen toelaten, dit
programma geleidelijk en zoo spoedig
mogelijk in uitvoering te brengen. In
overeenstemming daarmeè werd de be
grooting vastgesteld in ontvangst en in
uitgaaf tot een bedrag van f5400.
Ook de rekening over het afgeloopen
jaar, natuurlijk hoofdzakelijk de oprich
tingskosten der maatschappij betreffende,
werd voorloopig vast-gesteld, Deze zal,
overeenkomstig de statuten, in de op
1 Juli te houden algemeene vergadering
definitief vastgesteld worden.
Verder werd door den voorzitter nog
medegedeeld, dat volgens de bevelen des
Koriings, met de door Z. M. aan de
maatschappij geschonken gelden, onbe
middelde heidebezilters in de gelegen
heid gesteld werden hun gronden in
cultuur te brengen.
Den 31en Mei 1889 heeft aan het
Departement van Buitenlandsche Zaken
de uitwisseling plaats gehad der akten
van bekrachtiging van de op 2 Juni
1887 te Washington door de wederzijd-
sclie gevolmachtigden van Nederland en
de Vereenigde Stalen van Amerika onder-
teekende overeenkomst, tot regeling der
wederkeerige uitlevering van misdadigers.
Eene lSjar ige dienstbode te Dord
recht had van hare mevrouw verlof ge
kregen om Woensdag naar Gorinchem te
gaan, waar haar vrijer als- kanonnier in
garnizoen lag, teneinde rnet hem te ge
nieten van de Koningsfeesten op dien dag.
Maar om op reis te gaan en een ganschen
dag flink pret te maken, had zij een ge
vulde portemonnaie noodig. Orn die te
spekken, maakte zij den lessenaar open
van den zoon des huizes en nam er een
groen papiertje uit. Dat papiertje werd
te Gorinchem in een koffiehuis gewisseld.
Het paartje vierde braaf pret en vond
het geducht jammer dat de vrijer weer
naar de. kazerne,, zij weer naar Dordt
moest. Zonderling genoeg sprak bij
hare thuiskomst niemand over vermis
sing van het geld misschien was de
diefstal nog niet ontdekt, maar toch
brandde het overschot, nog bijna f30
haar in den zak. al had zij ook niet het
minste vermoeden van de ontknooping,
die spoedig volgen zou. Bij de politie
in Gorinchem werd Donderdag namelijk
aangifte gedaan, dat daar in een koffie
huis door eene juffrouw en een kanon
nier eene bon voor veertig sigaren was
uitgegeven voor een bankbiljet van veer
tig gulden. Een onderzoek werd inge
steld, waarvan het gevolg was een tele
gram aan de Dordtsche politie met ver
zoek de bedriegster op te sporen. Spoe
dig was die gevonden het nog in haar
bezit zijnde geld werd in beslag geno
men en ter zake van beide misdrijven
proces-verbaal tegen haar opgemaakt.
Te Kampen zijn dezer dagen kort
na elkander 2 zusters overleden, die
duizenden guldens 'sjaars te verteren
hadden, doch er zeer sobertjes van heb
ben geleefd. Het is thans ook gebleken,
dat haar beddegoed bestond uit lappen,
gevuld met verteerd stroo en boekweiten-
doppen, zoodat liet naar de mestvaalt
moest worden gebracht.
Onder Stompwijk is eergisteren een
gruwelijke moord gepleegd. Aan twee
Haagsche metselaarsknechts, die uit vis
schen waren, werd het verblijf op zeker
stuk land door een boer ontzegd. Toen
zij niet wilden heengaan, mengde de zoon
van den boer zich in het geschil, doch
aan dezen werd door een der metselaars
met een mes onder het oor een hevige
stoot toegebracht, zoodat de hersens wer
den geraakt, en de man, vader van zes
kinderen, kort daarna overleed. De twee
Hagenaars gingen op de vlucht, doch
werden gisterenavond in een herberg in
de Zuilingstraat te's Gravenhage in hech
tenis genomen.
Men deelt aan de N. R. Ct. mede,
dat- de sociaal-democraat P. v. d. Stadt,
na bij den moordaanslag op vrouw Visser
te Haarlem tegenwoordig te zijn geweest,
het land heeft verlaten, met achterlating
van vrouw en kinderen. Hij moet zich
te Gent ophouden.
Het Vliegend Blad meldt het vol
gende
Toen wij de vorige week de schaking
mededeelden van eene vrouw op den open
baren weg, haalden velen ongeloovig de
schouders op. Die meening is thans ech
ter veranderd en algemeen is men thans
overtuigd, dat onze straten des avonds
en des nachts onveilig worden gemaakt
door een laaghartig wezen, dat de eer
belaagt van fatsoenlijke vrouwen en meis
jes. Juffrouw van den Bogaards begint
gelukkig een weinig te herstellen van den
verschrikkelijken schok, die haar zenuw
gestel ondervond, toen zij bemerkte, dat
een schurk haar in een onbekend huis
onder dak had gebracht. Haar verhaal
is zoo onopgesmukt, dat niemand die haar
zelve het voorval hoorde vertellen, aan de
waarheid zal twijfelen.
Dit voorval schijnt zamen te hangen
met eene andere gebeurtenis, die ook
vreemd klinkt, maar geheel betrouwbaar
is.
Daaromtrent verneemt De Tijd de
volgende bijzonderheden.
Van vertrouwbare zijde werd ons een
mededeeling gedaan van groot gewicht,
daar zij er wellicht toe kan bijdragen om
op het spoor te komen van den boos
wicht, die jl. Zaterdagavond een aanslag
pleegde op de vrijheid eener gehuwde
vrouw en, wie weet, aan welke wandaden
meer zich zou hebben schuldig gemaakt,
zoo niet zijn slachtoffer hem op het laat
ste oogenblik ware ontsnapt. Er blijkt
namelijk uit, dat naar alle waarschijnlijk
heid hetzelfde sujet reeds bij een vroegeren
aanslag van gelijken aard is betrokken ge
weest. De dienstbode I.ena Br. 's avonds
uit haar dienst in de Reguliersbreestraat
naar huis gaande, werd herhaaldelijk
lastig gevallen door een als heer gekleed
jongmensch, rnet knevel en sikje, die haar
wilde trakteeren. Ofschoon telkens kortaf
aan het verstand gebracht, dat hij niet
aan het rechte kantoor was, gaf hij den
moed niet op.
Op zekeren avond ontmoette Lena het
lastig individu andermaal, en opnieuw
werd zij aangeklampt met het verzoek
haar te mogen begeleiden. Dit geschiedde
2) Nooit was het goed weer, zijn oogst
mislukte dan ook altijd, maar als om hem
te logenstraffen verschenen ieder jaar
lange rijen tarwe halmen. Hij zou nog
eens van honger omkomen, dat wist hij
zeker, al schenen ook zijn breede schou
ders en zijn weldoorvoed lichaam den spot
met hem te drijven. Het was alles het
werk van dien kleinen rooden dwerg.
Daar hadt ge zijn dienstboden hij had
nooit zoo'n troep gezien. Niet één kon
't bij hem uithouden, landbouwer, melk
meid, keukenmeid, schaapherderallen
gingen even gauw heen als zij gekomen
waren. Ook al het werk van dien slech
ten rooden Dwerg. Zelfs zijn hond kwam
al kruipende en gluipende, met zijn staart
tusschen de achterpooten naar hem toe.
Verder had ge Jaap de zoon van de
weduwe. Hoe ver had de jongen het
niet kunnen brengen. Toen hij nog een
kleine krullebol was, had de Landheer
al pleizier in hem gekregen, en naar
school gezonden. Ieder zei toen al dat
de jongen zijn fortuin gemaakt was. En
dat zou ook waar geweest zijn als die
rooden dwerg niet alles bedorven had.
In den tijd van eenige minuten vernie
tigde hij al zijn schoone vooruitzichten.
Daarop ging Jaap naar een groote stad,
en 'tging hem goed zeide men. Jaap zou
er wel komen zeiden de dorpelingen, toen
er een uit de groote stad terug kwam
die vertelde dat Jaap een heele heer was.
Hij steeg al hooger en hooger en wat
zou hem beletten, op een goeden dag
burgemeester van London te worden.
Alles goed en wel als die roode dwerg
er niet geweest was. Op zekeren dag
kwam hij wéér, niets doende dan straat
slijpen tot dat hij ten laatste als land
verhuizer weg moest, zijne oude moeder
eenzaam en met gebroken hart achterla
tende. Als ik u zijn geheele geschiedenis
kon vertellen, zoudt ge alweer inzien
dat het alles de schuld was van dien
akeligen rooden Dwerg.
Verder hadt ge nog arme Hein de
timmerman, die met die knappe en wak
kere Bet van den schoolmeester getrouwd
was. Als men zijn aardig huisje zag,
waar de rozen en de kamperfoelie zoo
welig tegen op groeiden, zou men den
ken dat hij de gelukkigste man in het
dorp was. En dat was hij ook, voor zoo
ver minnende harten, bestendig werk en
goede verdiensten iemand gelukkig kun
nen maken. Geen wonder dus dat Hein
lustig fluitende naar zijn werk ging, en
lustig fluitende thuis kwam, en gij iiem
in zijn winkel vroolijk zingende aan zijn
schaafbank vond, terwijl de krullen om
hem heenvlogen.
Helaas, hij zou altijd even lustig heb
ben kunnen fluiten, als die leelijke roode
Dwerg niet gekomen was. Die dwaze
Bet dacht er niet aan, onvoorzichtig had
zij de deur opengelaten, zoodat de dwerg
een heele zwerm van zijn boosdoeners,
naar binnen joeg, die slechts een gelegen
heid opwachtten om op Hein los te stor
men, en hem zoo te plagen, dat hij dik
wijls in de kroeg zijri toevlucht zocht.
Men zou zeggen dat Bet met een half
oog had kunnen zien wat de Dwerg deed
maar neen met haar beide oogen, die
schitterden als sterren, zag zij niets.
Telkens kwam het leger van den Dwerg
met vernieuwde woede, met spietsen, pij
len en zwaarden gewapend op Hein af,
zoodat weldra zijn vaste plaats 's avonds
in de Blauwe Beer was in plaats van
thuis. Hij floot niet meer bij komen of
gaan en de krullen vielen zwijgend en
langzaam langs hem neer. Bet zocht ook
weldra haar troost in de flesch, en ver
zuimde haar werk, zoodat de rozen van
haar wangen verbleekten, even gauw als
die in haar tuintje verwelkten; het aar
dige hutje was al gauw niet meer te
herkennen, zulk een invloed had die
vreeselijke dwerg,
Mij dunkt gij hebt uzelven al eens af
gevraagd waarom de menschen zich niet
tegen dezen wreeden Dwerg verzetten en
een einde maakten aan zijn boosheid?
Die van der Drift onder anderen had
veel wespennesten uitgebrand; wat be
lette hem een bosje stroo te nemen en
het hol van den dwerg in brand te ste
ken zoodat hij met zijn heele bende om
kwam;? Of waarom gebruikte die sterke
en dappere Jaap zijn knods niet om den
dwerg en zijn helpers in bedwang te
houden? Of Hein de knappe timmerman
wel mij dunkt met eenige planken en
wat schroeven kon men ze allen onscha
delijk maken. Gij zult gaan denken dat
deze geschiedenis niet waar is.
Eli dat is toch wel het geval. Het is
ook waar gebeurd dat van der Drift en
Jaap en Hein en al de dorpelingen ieder
heel wat hadden kunnen doen. Maar het
is ook waar dat zij het niet deden. Waar
om? dat is de grootste vraag, die al bonder de
jaren onbeantwoord is gebleven.
Maar nu zou ik wel eens willen weten,
of gij iemand kent die altijd goed en vrien
delijk, aardig en voorkomend is? Het is
zoo prettig dit alles te kunnen zijn, en
het maakt iedereen zoo gelukkig. Waarom
zijn zij het dan niet, van derDrift en Jaap
en Hein?
O, maar zegt gij,'t isveel gemakkelijker
om zoo'n kleinen dwerg machtigjte worden
dan om altijd vriendelijk en voorkomend
te zijn
Daar is toch niet zooveel onderscheid
in als gij wel denkt, luister maar eens
goed.
Hoewel zoo als ik zeide, zij veel hadden
kunnen doen, maar niets deden, konden
zij toch met hun allen den dwerg niet
vastzetten. Voor vuur was hij riielbang,
integendeel als een echte salamander ver
heugde hij er zich in. Balken konden hem
niet insluiten' ketenen konden hem niet
binden. Knuppelslagen maakten hem nog
erger. De oudste en wijsste menschen uit
het dorp zeiden dat het maar het best
was om hem zooveel mogelijk te ontloo-
pen, want volgens huune herinneringen
was hij altijd een plaag van het land geweest
vddr hun tijd en die hunner vaderen, hij
honderde jaren oud en zou nog wel hon
derden van jaren kunnen leven dachten
zij. Er was dus geen vooruitzicht om van
hem af te komen. En om hem te genezen,
daartoe zagen zij geen kans. Zij hadden
getracht hem om te koopen entevleien,
zij hadden hem gedreigd en mishandeld;
maar hij lag daar ever. kalm in zijn hól,