cd O a VI SLECHTS 24 UREN. van een aanzienlijke partij GH1IM MUS- H J0MMST1IS, DHl-SMSONS, KINMRPMS.IIBP1KWI, aanstaande VRIJDAG, den 28. JUNI, des morgens ten 10 nnr door den De verkoop duurt slechts 24 uren. H O - r< fiö a DE ERFGOEDSEÏITTED, Derde Blad der Nieuwe Amersfoortsche Courant van Woensdag 26 Juni 1889. BROEKEN, LUSTRE JASSEN, DRILJASSEN en eene partij BUK3KING en KAHIGARENS. ffl bestaande uit: Van eene opgeheven uitgebreide winkelzaak te Amsterdam zullen Deurwaarder D. C. PRINS alhier, bij den Heer A. MATERS, in het Café „De Arend1' te Amersfoort, even buiten de stad aan de Arnhemscheweg, publiek om contant geld verhoekt worden. =Deze deugdelijke Kleedingstukken zijn voor ieder gratis te bezichtigen, zoonoodig te passen op Donderdag, den dag voor den verkoop. Feuilleton. a Belangrijke verkooping kleedinqstïmen Snelpersdruk van A. M. Slothouwer. Amersfoort. lllg pi'jlUuui lO Alio 1/ SJWJl WWUtg 111 Ut dagen, waarin met zooveel voorliefde „het practische" op den voorgrond wordt gesteld, en men zich van be langrijke vraagstukken afmaakt met eenvoudig de balans van het stoffe lijk voordeel ter hand te nemen, kan het wel niet anders, of het genoemde leervak wordt in zijn bestaan meer malen met ernstig gevaar bedreigd. Daar komt nog bij, dat men van de geschiedenis een illustratie van eigen meeningen en opvattingen heeft willen maken. Niet tevreden met de vermelding van de eenvoudige- wêl- geconstateerde feiten, onder er kenning dat te alle tijden menschen met menschelijke hartstochten bezield, ook menschelijke verkeerdheden heb ben kunnen begaan, verhief men his torische personen, in wie men aan hangers van ten naaste bij dezelfde gevoelens als welke men zelf is toe gedaan, gelooft te erkennen, tot hel den zonder smet of blaam, terwijl omgekeerd schier geen enkele goede hoedanigheid is te ontdekken bij hen, die als bestrijders dierzelfde gevoelens zijn opgetreden. Zoo plaatst men de historie in een valsch licht, en ver wringt men de feiten tot een samen- UlOb UHO All UOAVUUG HVJtlhUlg UOUtlOU. reeds dan zouden we dat leervak onze waardeering niet mogen ont houden. Er zijn evenwel nog een aantal andere redenen. Zij leert ons behoedzaamheid in het beoordeelen van de daden van anderen, en let ten op de omstandigheden waaronder deze verricht werden, alsmede op de drijfveren, door welke zij, die deze handelingen pleegden, werden aan gezet. „Jacques Clément vermoordde Hendrik III. Die daad keuren wij on voorwaardelijk af. Maar daarom was Jacques Clément nog geen gemeen moordenaar. Hij meende een goede daad te doen in 't belang der kerk, waaraan hij innig gehecht was. Wie heden zulk eene daad verrichtte zou niet te verontschuldigen zijn, omdat de openbare meening thans in op stand komt tegen die van den tijd van Jacques Clément, toen een poli tieke moord niet voor zoo slecht werd gehouden. Farma en zijne eerste op volgers als landvoogd der Zuidelijke Nederlanden lieten zich in met moord aanslagen op het leven van Prins Maurits en zijn toch te allen tijde voor fatsoenlijke menschen gehouden. De groote les, die de geschiedenis zen. Een onderwijzer, die voor zijn klasse den graventijd behandelt, kan er gemakkelijk op wijzen hoe de opbrengst der „beden" diende om in de persoonlijke behoeften van den vorst en van zijn weelderige hofhou ding te voorzien, om oorlogen te be kostigen die met de belangen des volks niets te maken haddenhoe in later tijd de gebrekkige inning van de belastingen oorzaak was, dat een groot deel der opbrengst bleef han gen tusschen de vingers der pachters, enz. Het is, zooals Schr. zegt„men stelle zich maar eens voor, hoe vroe ger de verkeerswegen ontbraken of slecht en onveilig waren, hoe stede lingen des avonds hun vee binnen de stad moesten halen, daar het an ders 's nachts uit de weide werd ge stolen hoe de rechtspraak slecht en partijdig was; hoe men door van meening te verschillen met de over heid, zonder nog oproer te kraaien, uit zijne woonplaats verbannen en daardoor van zijne broodwinning be roofd kon worden; hoe voordeelige baantjes niet aan belasting betalende ingezetenen, maar aan bedienden, vaak vreemdelingen, van regenten v»av invrl «_»aJ ilov olluct tt'ljo in geschiedenis vooral spreekt over de maatschappelijke toestanden in verschillende tijdperken en bij onder scheiden volken, om daarin de over eenkomstige verschijnselen te verge lijken en den vooruitgang te con- stateeren. Wij zijn dit geheel met hem eens. Al moge het, inzonder heid bij het eerste onderricht, on ontbeerlijk zijn de verhalen verge zeld te doen gaan van een beknopt overzicht der voornaamste feiten, in chronologische volgorde, en deze den leerling te laten memoriseeren, om die feiten zelve is het niet in de eerste plaats te doenmen heeft hun opvolging slechts noodig als het ge raamte der geschiedenis, zonder het welk zij, welke moeite men er ook aan wijden moge, een vormlooze massa wordt, zonder stevigheid; een war winkel van voorstellingen zonder sa menhang, die men niet weet te plaatsen in de lijst van den tijd waar toe zij behooren. Zelfs is het later zulk een groot gemis niet, als namen en jaartallen eenigermate uit het ge heugen gerakenzij hebben dan hun dienst gedaan, en, heeft men ze voor het een of ander doel noodig, men leven, kunnen mits zij goed oppassen, zich vormen voor den dienst bij 's Rijks Zeemacht. Voorzien van de noodige stuk ken, kunnen zij zich op alle werkdagen aanmelden aan de Kweekschool voor Zee vaart, te Leiden, De directeur dier inrichting, de Heer C. H. de Goeje, geeft, op franco aanvrage, steeds gaarne nadere inlichtingen omtrent den aard der te sluiten verbintenis, als mede omtrent de vooruitzichten der be doelde knapen. Maandag 1 Juli zal het kamp bij Zeist betrokken worden door het corps genietroepen uit Utrecht, ter vermoedelijke sterkte van 29 officieren en 870 onder officieren en manschappen. Waarschijnlijk zal het corps alsdan voor het eerst door de muziek worden voorafgegaan. Maandag middag, meldt de Asser Ct., vertrokken een 50-tal personen met de barge van Assen, om in de rijkswerk inrichting te Veenhuizen te worden opgenomen. Een van hen scheen dat als een pleizierig uitstapje te beschouwen, althans hij blies een lustig deuntje op een doedelzak. Binnen eene week zijn thar.s meer dan 100 personen over Assen daarheen ver voerd. Maandagjl. moeten weder verscheidene personen uit Veenhuizen zijn weggeloopen, omdat het hun te warm was om te hooien. EEN VERHAAL door GUST A AF 3ÏIERITZ. 4) Toen Hans de eetzaal binnentrad, boog eene liefelijke meisjesgestalte metgemaak- ten ernst diep voor hem neder. Twee rijen parelwitte tanden lachten hem tus schen de frisch roode lippen tegen en eene welluidende stem sprak: «Zooals ik met genoegen heb gehoord, mag ik u, mijnheer, als achterneef begroeten en op Durrenstein welkom heeten. Laat ons goede vrienden, trouwe buren zijn. Dan zal alles wel schikken. Hier is mijn hand tot bezegeling van dien bond." Geen schaaps- geiten- of kalfsleder be dekt het kleine handje, dat stevig de hand van den aangenaam verrasten Hans druktj. Diepe kuiltjes lagen in de gevulde bloze de wangen en twee blauwe oogen blon' en boven hetkleinestompneusje. Aan hft i.achterhoofd hing geen haarkogel, maar het haar hing in lange, natuurlijke krullen over een blanken, slanken hals af. Het meisje was iets kleiner, maar gevulder dan Bertha. «Jonkvrouw Pauline van Sannenbruch, onze altijd vroolijke gast," sprak de kamerheer. «Wat onze Bertha aan de op geruimdheid te kort schiet, heeft Pauline te veel. En toch kunnen zij elkander zeer goed verdragen, en dat zelfde hoop ik ook van u, beste neef." Na afloop van den maaltijd, waarbij Pauline het meestesprak en daarbij dikwijls genoeg haar parelwitte tanden liet zien nam de kamerheer zijn neef ter zijde. »Wij hebben nog eene niet onbelangrijke aangelegenheid af te doen, Hans. Uw papa heeft mij ontwijkend geantwoord welk honorarium gij al3 directeur mijner goederen zoudt verlangen. Zooveel ik uit zijn schrijven betrekkelijk deze zaak op maakte, laat hij de bepaling geheel aan mijn goeddunken over. Luister nu naar hetgeen ik u zal voorstellen. Behalve vrijen kost en inwoning stel ik een mijner be dienden, benevens een rijpaard, geheel ter uwer beschikking, en geef ik u een jaargeld van vijfhonderd daalders, behalve nog vijf percent van de meerdere opbrengst die het landgoed door uw beheer zal op leveren. Zijtgij daarmeè tevreden, Hans?" «Volkomen oom 1" hernam de jonge man. «Maar zult gij geen berouw hebben over uwe belofte, wanneer uwe inkomsten zich eens mochten verdubbelen?" «Integendeel, Hans," riep de kamerheer in geestdrift, «mijne dankbaarheid zou met de opbrengst grooter worden." Het eerste verdiepte de jonge nieuwe directeur zich jn de nauwkeurige opgaven van de ontvangsten en uitgaven van het erfgoed, in de contracten en huurvoor waarden der verschillende beambten en dienstboden, zoomede in hunne bezoldi gingen en loonen. Daarop liet hij zich door den kamerheer aan allen als hun nieuwen opzichter voorstellen, wien zij blindelings badden te gehoorzamen. Onder dat talrijke personeel was er een boekhouder en zijn klerk, een opper- en onder rentmeester, drie opzichters, drie verschillende rangen van knechten en even zoovele onder de meiden, een huishoud ster, een baas over de brouwerij en jon gen, een oppei brandewijristoker en gezel, een opzichter van 'tvee met zijn onder geschikten, een houtvester en jagersge zel om kort te gaan, er was een aantal lieden waarover de zes-en-twintig jarige baron heerschappij moest voeren. Hij zag hoe de houtvester den boek houder een spotachtig lachenden blik toe wierp. Evenzoo min ontging hem het hoofdschudden van den grijzen veeopzich ter en het beteekeuisvolle wenken van den brouwer aarr de brandewijnstoker. In eene bondige, korte toespraak, die Hans van Durrenstein tot de aanwezigen hield, beloofde hij hun eene goede be handeling, strenge rechtvaardigheid, on partijdigheid, stipte uitbetaling der loonen en billijke verzorging bij ziekte. Daaren tegen verwachtte hij van den anderen kant strenge eerlijkheid, werkzaamheid en gehoorzaamheid. Met innemende harte lijkheid reikte hij daarop aandemeeslen de hand, terwijl hij daarbij de hoop uit sprak dat er steeds tusschen hen bij trouwe samenwerking eene vriendschap pelijke betrekking mocht blijven bestaan. Bij deze laatste belofte, waarbij de kamerheer ook tegenwoordig was, fronste deze het voorhoofd en toen hij later met zijn neef alleen was, zeide hij op tame lijk strengen toon: «Van vriendschap en vertrouwelijkheid moet men met dat slag van volk volstrekt niet spreken. Zij vergeten anders maar al te licht, dat ze slechts hebben te gehoorzamen. Be denk dat, Hans." Deze liet nu het allereerst in zijn ka mer ontbieden de vrouw, welke over de opbrengst der koeien, geiten en van het pluimgedierte had te waken. «Juffrouw Pomsel," zoo sprak hij haar aan, »ik wilde wel van u weten hoe het gemiddeld wekelijks of maandelijks staat met den verkoop van rnelk, room, boter, eieren, kaasen hoeveel de hoenderen, eenden, duiven, pauwen en kalkoenen opbrengen." «Dat wisselt nog al af, mijnheer," ant woordde de vrouw, «dat hangt veel van omstandigheden af. Somtijds gebruiken ze veel in huis, somtijds minder, en van daar dat de verkoop zoo verschillend is. Bij tijden geeft een gedeelte der koeien geen melk, of er is weinig navraag naar. De prijs van de boter is ook niet altijd gelijk. Het gemeste gevogelte wordt veelal in 'tslot gebruikt en wordt slechts zelden in de stad ter markt gebracht." «Laat mij uw boek eens zien," hernam de opzichter, «dat gij natuurlijk in uw betrekking dient te houden." «Boekhouden? Ik?" antwoordde de vrouw met puntig wordende neus.«Ik ben eene eerlijke vrouw, maar met de pen omgaan daar heb ik geen verstand van, en daar ben ik ook niet op gehuurd. Wat ze op 't kasteel van mij verlangen, dat lever ik af; het geld voor de verkochte waren betaal ik iederen Zaterdag avond aan den boekhouder uit. Zoo is 't tot nu toe gegaan en zoo zal 't ook verder moe ten blijven." Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1889 | | pagina 9