NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad DE ERFGOEDBEZITTER, UTRECHT EN GELDERLAND. No. 52. Zaterdag 29 Juni 1889. Achttiende jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BERICHT. Eeo aanpvallene verfledi BINNENLAND. Feuilleton. &MERSF00RTSCIE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden ƒ1.Franco per po9t door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummeri 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Vjin 1 6 regels 0,40 iedere regel raoer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal borokond. Groote lettors en vignotton naar plaatsruimte. Onze geachte aboniié's worden beleefd nitgenoodigd de In dit blad voorkomende uiedcdeeling omtrent bet Premieboek: TOOK HONDERD JAREN, De Groote Franaclie Revolutie, aan het Nodcrlandsche volk verhaald door G. Veldernian, vooral te lezen. DE UlTGEVEfl. Do Geschiedenis als Leervak, door A. M. Kollewijn Nz. In een brochure, onlangs bij onzen uitgever verschenen, bepleit de Heer Kollewijn het goed recht der Geschie denis als vak van onderwijs. Zooda nig pleidooi is niet overbodigin onze dagen, waarin met zooveel voorliefde „het practische" op den voorgrond wordt gesteld, en men zich van be langrijke vraagstukken afmaakt met eenvoudig de balans van het stolle- lijk voordeel ter hand te nemen, kan het wel niet anders, of het genoemde leervak wordt in zijn bestaan meer malen met ernstig gevaar bedreigd. Daar komt nog bij, dat men van de geschiedenis een illustratie van eigen meeningen en opvattingen heeft willen maken. Niet tevreden met de vermelding van de eenvoudige- wêl- geconstateerde feiten, onder er kenning dat te alle tijden tnenschen met menschelijke hartstochten bezield, ook menschelijke verkeerdheden heb ben kunnen begaan, verhief men his torische personen, in wie men aan hangers van ten naaste bij dezelfde gevoelens als welke men zelf is toe gedaan, gelooft te erkennen, tot hel den zonder smet of blaam, terwijl omgekeerd schier geen enkele goede hoedanigheid is te ontdekken bij hen, die als bestrijders dierzelfde gevoelens zijn opgetreden. Zoo plaatst men de historie in een valsch licht, en ver wringt men de feiten tot een samen stel van onjuiste voorstellingen, olïert men de kennis van het verleden op aan hetgeen men de belangen van het heden noemt. Dat is niet slechts onwetenschappelijk, het is ook onze delijk. Schr. zegt terecht„Er is voel aan gelegen, dat de leerlingen zoo spoedig mogelijk leeren, het goede in anderen, met wie zij in sommige op zichten in overtuiging verschillen, te waardeeren. Wij kunnen eerbied heb ben voor de zedelijke grootheid van paus Gregorius VII, al behooren wij niet tot zijne kerk, en den geloofs moed van Johannes Hus bewonderen, al zijn wij zijne leer niet toegedaan." Ons dunkt, al kon men met het onderwijs in geschiedenis slechts dit doel bereiken, n.l. het besef wekken dat wij eerbied behooren te hebben voor het karakter dergenen, dieniet met ons in dezelfde l ichting denken, reeds dan zouden we dat leervak onze waardeering niet mogen ont houden. Er zijn evenwel nog een aantal andere redenen. Zij leert ons behoedzaamheid in liet beoordeelen van de daden van anderen, en let ten op de omstandigheden waaronder deze verricht werden, alsmede op de drijfveren, door welke zij, die deze handelingen pleegden, werden aan gezet. „Jacques Clément vermoordde Hendrik III. Die daad keuren wij on voorwaardelijk af. Maar daarom was Jacques Clément nog geen gemeon moordenaar. Hij meende een goede daad te doen in 't belang der kerk, waaraan hij innig gehecht was. Wie lieden zulk eene daad verrichtte zou niet te verontschuldigen zijn, omdat de openbare meening thans in op stand komt tegen die van den tijd van Jacques Clément, toen een poli tieke moord niet voor zoo slecht werd gehouden. Farma en zijne eerste op volgers als landvoogd der Zuidelijke Nederlanden lieten zich in met moord aanslagen op het leven van Prins Maurits en zijn toch te allen tijde voorfatsoenlijkemenschen gehouden." De groote les, die de geschiedenis geeft, een les die we niet kunnen missen, omdat zij een vasten grond slag levert voor ons geloof aan de waarde van der menschen arbeid, is deze, dat we op elk gebied immer vorderen: dat vooruitgang de wet is voor de menschlieid in het algemeen, voor de volken in liet bij zonder. Ja, gaat een natie onder den drang der gebeurtenissen verloren, wat zij verrichtte in liet belang der beschaving is daarmee geenszins der vernietiging prijsgegeven, want andere volken treden in haar plaats, zetten den afgebroken arbeid voort, bouwen verder op hetgeen reeds ge sticht is. Deze waarheid doet zich gelden bij elk onderdeel van het his torisch onderzoek en treedt reeds in helder licht wanneer men slechts de hoofdzaken kan behandelen. Let bijv. eens op het belastingwe zen. Een onderwijzer, die voor zijn klasse den graventijd behandelt, kan er gemakkelijk op wijzen hoe de opbrengst der „beden" diende om in de persoonlijke behoeften van den vorst en van zijn weelderige hofhou ding te voorzien, om oorlogen te be kostigen die met de belangen des volks niets te maken haddenhoe in later tijd de gebrekkige inning van de belastingen oorzaak was, dat een groot deel der opbrengst bleef han gen tusschen de vingers der pachters, enz. Het is, zooals Schr. zegt: „men stelle zicli maar eens voor, hoe vroe ger de verkeerswegen ontbraken of slecht en onveilig waren, hoe stede lingen des avonds hun vee binnen de stad moesten halen, daar het an ders 's nachts uit de weide werd ge stolen hoe de rechtspraak slecht en partijdig was; hoe men door van meening te verschillen met de over heid, zonder nog oproer te kraaien, uit zijne woonplaats verbannen 'en daardoor van zijne broodwinning be roofd kon worden; hoe voordeelige baantjes niet aan belasting betalende ingezetenen, maar aan bedienden, vaak vreemdelingen, werden geschonken of aan iemand, die de dienstmeid van een regent tot vrouw wildo nemen. Wie die en dergelijke toestanden met do heden- daagsche vergelijkt, nu wij zooveel meer veiligheid voor personen en eigendommen bezittennu de recht spraak zooveel heter isnu de regee ring een open oog heeft voor de al- gemeene welvaartnu er meer bil lijkheid wordt betracht in het ver geven van postennu door het ne men van aigemeene gezondheidsmaat regelen het sterven van menschen en van vee aan besmettelijke ziekten zoo sterk is afgenomenhij moge vinden, dat hij wat lioog in de be lasting is aangeslagen, hij weet nu ten minste, wat hij voor zijn geld heeft." Veel is er den lieer Kollewijn aan gelegen, dat men bij liet onderwijs in geschiedenis vooral spreekt over de maatschappelijke toestanden in verschillende tijdperken en bij onder scheiden volken, 0111 daarin de over eenkomstige verschijnselen te verge lijken en den vooruitgang te con- stateeren. Wij zijn dit geheel met hem eens. Al moge het, inzonder heid bij het eerste onderricht, on ontbeerlijk zijn de verhalen verge zeld te doen gaan van een beknopt overzicht der voornaamste feiten, in chronologische volgorde, en deze den leerling te laten memoriseeren, om die feiten zelve is het niet in de eerste plaats te doenmen heeft hun opvolging slechts noodig als het ge raamte der geschiedenis, zonder het welk zij, welke moeite men er ook aan wijden moge, een vormlooze massa wordt, zonder stevigheideen war winkel van voorstellingen zonder sa menhang, die men niet weet te plaatsen in de lijst van den tijd waar toe zij behooren. Zelfs is het latei- zulk een groot gemis niet, als namen en jaartallen eenigermate uit het ge heugen gerakenzij hebben dan hun dienst gedaan, en, heelt men ze voor het een of ander doel noodig, men weet waar ze terug le vinden. Het boekje, waaraan wij in boven staande regelen een beschouwing wijdden, is niet uitsluitend voor on derwijzers geschreven; integendeol, ieder die ooit, hoe weinig ook, „aan geschiedenis heeft gedaan" zal het met genoegen lezen. Het bevat een doorgaande toelichting van de stel ling: De menschlieid gaat vooruit, in elk opzicht. Er zijn tegenwoordig hcele en halve pessimisten in over vloed, die zulks in twijfel trekken. Ter hunner bekeering, zij ook hun de lezing van de brochuro van den lieer Kollewijn aanbevolen. Jongens, die den leeftijd van 1410 jaar hebben bereikt, zonder lichaamsge breken zjjn en lust hebben in het zeemans leven, kunnen mits zij goed oppassen, zich vormen voor den dienst bij 's Rijks Zeemacht. Voorzien van de noodige stuk ken, kunnen zij zich op alle werkdagen aanmelden aan de Kweekschool voor Zee vaart, te Leiden, De directeur dier inrichting, de Heer C. H. de Goeje, geeft, op franco aanvrage, steeds gaarne nadere inlichtingen omtrent den aard der te sluiten verbintenis, als mede omtrent de vooruitzichten der be doelde knapen. Maandag 1 Juli zal liet kamp hij Zeist betrokken worden door het corps genietroepen uit Utrecht, ter vermoedelijke sterkte van 29 officieren en 870 onder officieren en manschappen. Waarschijnlijk zal het corps alsdan voor het eerst door de muziek worden voorafgegaan. Maandag middag, meldt de /lsscr Cf., vertrokken een 50-tal personen met de barg6 van Assen, om in de rijkswerk inrichting te Vecnhuizen te worden opgenomen. Een van hen scheen dat als een pleizierig uitstapje te beschouwen, althans hij blies een lustig deuntje op een doedelzak. Binnen eerie week zijn thar.s meer dan 100 personen over Assen daarheen ver voerd. Maandagjl. moeten weder verscheidene personen uit Veenhuizen zijn weggeloopcn, omdat het hun te warm was om te hooien. EEN VERHAAL DOOR GCSTAAF N'IERITZ. 4) Toen Hans de eetzaal binnentrad, boog eene liefelijke meisjesgestalte metgemaak- ten ernst diep voor hem neder. Twee rijen parelwitte tanden lachten hem tus schen de frisch roode lippen tegen en eene welluidende stem sprak«Zooals ik met genoegen heb gehoord, mag ik u, mijnheer, als achterneef begroeten en op Durrenstein welkom heeten. Laat ons goede vrienden, trouwe buren zijn. Dan zal alles wel schikken. Hier is mijn hand not bezegeling van dien bond." Geefi schaaps- geiten- of kalfsleder be dekt het kleine handje, dat stevig de hand^van den aangenaam verrasten Hans drukti. Diepe kuiltjes lagen in de gevulde bloze: de wangen en twee blauwe oogen blor^en boven het kleine stompneusje. Aan hj^ V achterhoofd hing geen haarkogei, maar het haar hing in lange, natuurlijke krullen over een blanken, slanken hals af. Het meisje was iets kleiner, maar gevulder dan Bertha. «Jonkvrouw Pauline van Sannenbruch, onze altijd vroolijke gast," sprak de kamerheer. «Wat onze Bertha aan de op geruimdheid te kort schiet, heeft Pauline te veel. En toch kunnen zij elkander zeer goed verdragen, en dat zelfde hoop ik ook van u, beste neef." Na afloop van den maaitijd, waarbij Pauline het meestesprak en daarbij dikwijls genoeg haar parelwitte tanden liet zien nam de kamerheer zijn neef ter zijde. «Wij hebben nog eene niet onbelangrijke aangelegenheid af te doen, Hans. Uw papa heeft mij ontwijkend geantwoord welk honorarium gij als directeur mijner goederen zoudt verlangen. Zooveel ik uit zijn schrijven betrekkelijk deze zaak op maakte, laat hij de bepaling geheel aan mijn goeddunken over. Luister nu naar hetgeen ik u zal voorstellen. Behalve vrijen kost en inwoning stel ik een mijner be dienden, benevens een rijpaard, geheel ter uwer beschikking, en geef ik u een jaargeld van vijfhonderd daalders, behalve nog vijf percent van de meerdere opbrengst die het landgoed door uw beheer zal op leveren. Zijtgij daarmeè tevreden, Hans?" «Volkomen oom I" hernam de jonge man. «Maar zult gij geen berouw hebben over uwe belofte, wanneer uwe inkomsten zich eens mochten verdubbelen?" «Integendeel, Hans," riep de kamerheer in geestdrift, «mijne dankbaarheid zou met de opbrengst grooter worden." Het eerste verdiepte de jonge nieuwe directeur zich in de nauwkeurige opgaven van de ontvangsten en uitgaven van het erfgoed, in de contracten en huurvoor waarden der verschillende beambten en dienstboden, zoomede in hunne bezoldi gingen en loonen. Daarop liet hij zich door den kamerheer aan allen als hun nieuwen opzichter voorstellen, wien zij blindelings hadden te gehoorzamen. Onder dat talrijke personeel was er een boekhouder en zijn klerk, een opper- en onder rentmeester, drie opzichters, drie verschillende rangen van knechten en even zoovele onder de meiden, een huishoud ster, een baas over de brouwerij en jon gen, een oppei brandewijristoker en gezel, een opzichter van 'tvee met zijn onder geschikten, een houtvester en jagersge zel om kort te gaan, er was een aantal lieden waarover de zes-en-twintig jarige baron heerschappij moest voeren. Hij zag hoe de houtvester den boek houder een spotachtig lachenden blik toe wierp. Evenzoo min ontging hem het hoofdschudden van den grijzen veeopzich ter en het beteekenisvolle wenken van den brouwer aarr de brandewijnstoker. In eene bondige, korte toespraak, die Hans van Durrenstein tot de aanwezigen hield, beloofde hij hun eene goede be handeling, strenge rechtvaardigheid, on partijdigheid, stipte uitbetaling der loonen en billijke verzorging bij ziekte. Daaren tegen verwachtte hij van den anderen kant strenge eerlijkheid, werkzaamheid en gehoorzaamheid. Met innemende harte lijkheid reikte hij daarop aan de meesten de hand, terwijl hij daarbij de hoop uit sprak dat er steeds tusschen hen bij trouwe samenwerking eene vriendschap pelijke betrekking mocht blijven bestaan. Bij deze laatste belofte, waarbij de kamerheer ook tegenwoordig was, fronste deze liet voorhoofd en toen hij later met zijn neef alleen was, zeide hij op tame lijk strengen toon: «Van vriendschap en vertrouwelijkheid moet men met dat slag van volk volstrekt niet spreken. Zij vergeten anders maar al te licht, dat ze slechts hebben te gehoorzamen. Be denk dat, Hans." Deze liet nu het allereerst id zijn ka mer ontbieden de vrouw, welke over de opbrengst der koeien, geiten en van het pluimgedierte had te waken. «Juffrouw Pornsel," zoo sprak hij haar aan, «ik wilde wel van u weten hoe het gemiddeld wekelijks of maandelijks staat met den verkoop van melk, room, boter, eieren, kaasen hoeveel de hoenderen, eenden, duiven, pauwen en kalkoenen opbrengen." «Dat wisselt nog al af, mijnheer," ant woordde de vrouw, «dat hangt veel van omstandigheden af. Somtijds gebruiken ze veel in huis, somtijds minder, en van daar dat de verkoop zoo verschillend is. Bij tijden geeft een gedeelte der koeien geen melk, of er is weinig navraag naar. De prijs van de boter is ook niot altijd gelijk. Het gemeste gevogelte wordt veelal in 't slot gebruikt en wordt slechts zelden in de stad ter markt gebracht." «Laat mij uw boek eens zien," hernam de opzichter, «dat gij natuurlijk in uw betrekking dient le houden." «Boekhouden Ik antwoordde de vrouw met puntig wordende neus.«Ik ben eene eerlijke vrouw, maar met de pen omgaan daar heb ik geen verstand van, en daar ben ik ook niet op gehuurd. Wat ze op 't kasteel van mij verlangen, dat lever ik af; het geld voor de verkochte waren betaal ik iederen Zaterdag avond aan den boekhouder uit. Zoo is 't tot nu toe gegaan en zoo zal 't ook verder moe ten blijven." Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1889 | | pagina 1