NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
DE ERFGOEDBEZITTER,
UTRECHT EN GELDERLAND.
No. 59.
Woensdag 24 Juli 1889.
Achttiende jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
Feuilleton.
iMEBSFOORTSCIE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Naar de Dordr. Ct. verneemt, be
staat bij den heer de Geer van Jutfaas,
afgevaardigde voor Sliedrecht, wegens
hoogen leeftijd, het voornemen zijn ont
slag te nemen, als lid van de Tweede
Kamer.
De commissie voor de militaire
wetboeken, welke, met het militair straf
wetboek gereed is en dat ontwerp aan
de regeering heeft ingediend, heeft een
aanvang gemaakt met de samenstelling
van een reglement van krijgstucht.
Dit reglement bevat die overtredingen
tegen de krijgstucht, waarop straffen zijn
gesteld, die niet door de krijgsraden,
maar door de commandeerende officieren
of detachements-commandanten kunnen
worden opgelegd.
Te Hengeloo is ook eene afdeeling
der Nederlandsche Heidemaatschappij op
gericht.
Langs den IJsel zijn reeds millioe-
nen steenen vervaardigd. Sommige fa
brieken hebben nu reeds 4 millioen ge
reed, terwijl in gewone jaren gedurende
den geheelen zomer 5 millioen vervaar
digd worden. Over den aftrek valt niet
te klagen. De prijzen zijn hooger dan ver
leden jaar.
Zaterdag is te Den Helder aan den
zeedijk uit zee aangespoeld een in staat
van ontbinding verkeerend gedeelte van
een vrouwenlichaam. Aan het lijk ont
brak een gedeelte van het bovenlijf met
het hoofd, terwijl de beide beenen onder
de knieën eveneens werden gemist. De
overblijfselen werden onmiddellijk gekist
en begraven.
Den 15den Juli 11. is door den heer
M. Talens Hzn., commissionair in effec
ten te Uithuizen, aldaar op de post be
zorgd een aangeteekenden brief, inhou
dende eene waarde van pl. m. f7000 aan
effecten en coupons, en geadresseerd aan
de heeren Van Harpsen en Rodenberg te
Amsterdam. Bij opening van het pakket
aan het postkantoor te Onderdendain
werd de brief met het bijbehoorend advies
vermist. De politie is met de zaak bekend
en doet ijverig onderzoek.
Uit Winterswijk wordt aan de N.
R. Ct. gemeld
«Een landman, dezer dagen in de on
middellijke nabijheid onzer gemeente op
zijnen akker werkzaam, deed daar eene
merkwaardige vondst. Het was een me
daille uit de eerste eeuw onzer jaartelling.
Op de éene zijde vertoont zich in hoog
relief de kop van een Romeinsch veldheer,
met het randschrift S(ervius) Sulp (icius)
Calba Caesar Avgfustus). Op de andere
zijde vertoont zich een man in het ge
waad der praetoren, die naar het schijnt
een anderen (Galba zelf?) voorstelt, en
eenige, voor het podium staande Romein-
sche krijgslieden, die hunne vanen omhoog
heffen. (Zooals men weet, volgde de Spaan-
sche landvoogd Galba in het jaar 68
keizer Nero op, doch regeerde slechts
weinige maanden).
De medaille is van brons en iets klei
ner dan een rijksdaalder. De beeldjes
zijn een weinig afgesleten, de rand niet
meer geheel zuiver en het onderschrift
der podium-voorstelling dientengevolge
niet gemakkelijk te ontcijferen. Maar
voor het overige is het stuk zeer goed
bewaard."
De oude kano, sabels strijdbijl en
groote sleutel, die bij do werken aan den
Nieuwen Maasmond, bij Heusden onder
Berne, op den bodem van de nieuwe
Maas werden gevonden en opgegraven,
zijn voor rekening van den staat inge
pakt en naar het museum te 's Hage
verzonden. Arbeid en kosten zullen aan
den aannemer der werkzaamheden door
den Staat vergoed worden.
In de kano werden nog menschen-
beenderen gevonden. Zij is ongeveer 7
meter lang en l1/, meter breed, uit een
eiken boomstam gehouwen. Sleutel en
spijkers waren volgens ooggetuigen nog
blank. Men schat den ouderdom van een
en ander op meer dan duizend jaren.
Te Rotterdam werd Vrijdagavond
ruim 12 ure een schipper, die met een
vrouwspersoon door de Vierwindenstraat
kwam, aangesproken door een Italiaan,
die hen had opgewacht. Na eene woor
denwisseling trok de laatste zijn mes en
bracht den schipper drie levensgevaarlijke
wonden toe, een in het hoofd, een in de
borst en een in den buik, terwijl de
vrouw eene snede over den pols bekwam.
Daarna nam de dader de vlucht, maar
werd spoedig opgepakt door de politie,
die veel moeite had, om hem tegen de
woede van het volk te beschermen. Dr.
Eshuys deed de beide gekwetsten, waar
van de schipper in bewustelooze toestand
verkeerde, naar het ziekenhuis brengen.
De vrouw werd daar verbonden, de schip
per wordt er verpleegdgister ochtend
was hij nog in leven. De dader legt
groote onverschilligheid aan den dag; hij
heeft vroeger in het Indische leger gediend
en liep nu te Rotteidam met beeldjes te
koop. (Maasbode.)
Te Wageningen is procesverbaal
opgemaakt tegen eene dienstbode, die, na
van een oud getuigschrift het jaartal te
hebben veranderd, daarmede getracht
heeft te Rotterdam een dienst te beko
men. Dit misdrijf is strafbaar gesteld bij
art. 230 van het wetboek van strafrecht.
In haar laasten dienst had men haar een
getuigschrift geweigerd.
Te Franeker zal 31 Juli a, s. eene
groote kaatspartij worden gehouden,
waarbij worden toegekend: een 1e prijs,
van negen gouden Willems, uitgeloofd
door het gemeentebestuur van Franeker;
een 2e prijs, van drie gouden Willems,
uitgeloofd door jhr. mr. F. J. J. van
Eijsinga, lid der Eerste Kamer, en een
3e prijs, van f 15, uitgeloofd door mr.
A. Ferf.
Bovendien worden vier koningsprijzen
uitgeloofd, als een zilveren bal, geschenk
van den commissaris des Konings een
zilveren medaille, van mr. Lycklama a
Nijeholt, oud-burgem. van Franeker, en
twee bronzen medailles, geschonken door
de permanente commissie.
Eergisteravond zijn door den voor
trein van trein no. 46 der H. IJ. S. M.
ter hoogte van het kruispunt bij den
Rijnspoorweg bij den Haag drie koeien
gedood. Een werd letterlijk verbrijzeld.
De beide andere zijn door de machine
doodgeslagen. Men vermoedt, dat de
dieren, door het open geraken van 't hek
der weide, op den Schenkweg gekomen,
en vandaar op de spoorlijn geloopen zijn.
Voor het examen ter verkrijging
van de acte Fransch (L. O,) hebben zich
te Utrecht aangemeld 846 candidaten.
Uit Utrecht wordt gemeld, dat
aldaar het plan bestaat tot oprichting
van een Landbouwbank, waarin de aan
zienlijksten uit den lande zouden ge
ïnteresseerd zijn, ten einde den landbouw
gemakkelijker crediet te kunnen ver
schaffen.
Aan de firma J. H. de Swart en
Zn. te 's-Gravenhage is door Burg. en
Weth. opgedragen het maken van een
Eyffeltoren op V,0 gedeelte der ware
grootte, welke in den vijver op den Vijver
berg geplaatst en bij gelegenheid van
den verjaardag van prinses Wilhelmina
schitterend verlicht zal worden.
Een Duitscher uit Muhlheim te
Scheveningen gelogeerd, bracht een paar
duiven mede, die hij drie weken achter
een opsloot. Na die gevangenschap wer
den de diertjes vrijgelaten maar keerden
niet weer in hun hok. De Duitscher
achtte zijn duiven verloren, toen hij
Vrijdag van een zijner vrienden bericht
kreeg, dat beide duiven, wel uitgehon
gerd en vermagerd, maar toch behouden
te Muhlbeim waren aangekomen.
In den nacht van Zaterdag op
Zondag j.l. is te Utrecht ten l'/2 ure,
een hevige brand uitgebarsten ten huize
van den bleeker S. op sKoningslust. Hij
ontstond op de droogzolders, vernielde
de daar te drogen hangende wasschen,
terwijl verder de geheele woning een
prooi der vlammen werd. Het huis en
de inboedel waren verzekerd, de aan
den bleeker toevertrouwde goederen
echter niet.
Uit Utrecht schrijft men
«De laatste dag der Utrechtsche kermis
valt op Zaterdag en wordt steeds, zooals
ook dit jaar, druk bezocht door boeren
knechts en dito meiden uit de om
streken.
Reeds in den vroegen morgen kiezen
zij zich paarsgewijze eene plaats op de
bovenverdiepingen der om het kermis
terrein gelegen koffiehuizen, waar dan
tot in den laten avond de beker, ge
vuld met «rood en suiker" of wel met
«parfait d'amour" lustig rondgaat. Zelden
loopt dit vriendschappelijk samenzijn
zonder kloppartij af.
Dit was dan ook Zaterdag jl. het ge
val. Een vrijend paartje werd aangespro
ken door een stevigen boerenknaap,
die beweerde meer aanspraak op de
«deern" te kunnen doen gelden, dan baar
tegenwoordige minnaar en veroorloofde
zich daarom eenige handtastelijkheden
tegenover haar.
Hieruit ontwikkelde zich een vecht
partij, waarbij de aanrander op erge
wijze werd verwond door toegebrachte
slagen met een ijzeren aschbak.
Het einde was, dat de verwonde zich
ondergeneeskundige behandeling moest
stellen en de beleedigde minnaar door
de politie werd medegenomen."
Uit Benkum, gemeente Tubbergen,
wordt aan de Tw. Ct. omtrent de daar
gevonden petroleumbron, nader gemeld:
«Nadat de put leeg gepompt en droog
geveild was, heeft men haar, bij een
onderzoek in loco van het Dagelijksch
Bestuur dezer gemeente, dat den volgen
den dag plaats greep, opnieuw openge
maakt en onderzocht. Hierbij werd op het
water, dat er weer ingeweld was, eene
zeer geringe hoeveelheid petroleum waar
genomen, in de verte niet in verhouding
tot de eerste ontdekking. Hierdoor is de
hoop niet verlevendigd geworden.
Terwijl nu sommige geloofwaardige
personen verhalen, dat hier vroeger reeds
deskundigen naar petroleum gezocht heb
ben, is het ook een feit, dat voor eenige
jaien dicht bij de waterput petroleum in
vaten is neergelegd geweest. De tijd
zal moeten leeren, of wij met eene bron
van petroleum of van teleurstelling te
doen hebben."
Men schrijft aan de Java-bode uit
Tjilegon
«Op den ochtend van den 15en heersch-
te hier en in de omstreken onder de
bevolking een buitengewone stilte. Het
was alsof de bevolking was uitgestorven.
Om 7 uur 's ochtends zou de executie
der ter dood veroordeelden plaats hebben.
Om G'/i uur werd een gedeelte van het
detachement aangewezen, om de ter dood
veroordeelden uit de gevangenis te bren
gen naar de executieplaats, welke gelegen
is op circa 12 minuten loopens van het
kampement op den weg naar Bodjonogoro.
Zelfs voor de gevangenis, waar daags
te voren wel een 50 60 familieleden,
zoowel vrouwen, mannen en kinderen
zich ophielden, was op dien ochtend,
EEN VERHAAL
DOOR
flCSTAAF NIERITZ,
11) De jachthonden, twee aan twee te
zaam gekoppeld, blaften en huilden van
ongeduld op 't slotplein. Ten einde te
beletten dat zij hunnen drijver niet om
ver of voortrukten, had deze de touwen
verscheidene malen om zijn lijf gewikkeld
en verzette hij zich met alle kracht tegen
de voorwaarts dringende dieren. Het aan
zienlijk aantal drijvers, bestaande uit
dorpelingen van beiderlei kunne en van
allen leeftijd, verliet reeds het slotpleiD
voorafgegaan door den houtvester en zijn
jongen. De bedienden met hunne paarden
en die van hun meesters aan de hand,
wachtten al pratende op hunne heeren,
die nog in 't slot aan een rijk bezetten
disch zaten te ontbijten. In de kamer van
den baron stond Willner voor Hans en
bezwoer hem met gevouwen handen van
de voorgenomen jacht af te zien.
«Genadige heer," sprak Willner, «gij
hebt u te veel vijanden gemaakt. Onder
deze is de houtvester Pinter de ergste,
en het meest te duchten. Hij heeft reeds
herhaalde malende hevigste bedreigingen
tegen u uitgebraakt en zich uitgelaten,
dat hij er ik weet niet hoeveel om zou
geven, als hij u dood voor zijn voeten
zag liggen. De verwarring van de jacht,
waarin reeds menigeen zonder opzet is
doodgeschoten, is eene te uitmuntende
gelegenheid tot wraakneming om onge
straft een misdaad te plegen. Er zijn
genoeg voorwendsels te vinden om uw
wegblijven van de jacht te verontschul
digen, ja men zou het zelfs bij de me
nigte van deelnemers niet eens opletten.
Welk een ongeluk zou 't voor ons allen
zijn, als gij zoudt worden vermoord!"
«Maar wie zou 't durven wagen, ter
wijl ik mij te midden van mijn vrienden
en overige jachtgezellen bevind hernam
Hans. «Ik kan er mij niet aan onttrekken,
als ik mij niet aan welverdiende spotter
nij wil blootstellen. Ieder ander zou min
der gemist worden dan ik, die door mijn
betrekking een der hoofdpersonen bij de
jacht ben. Hebben mijn vijanden inder
daad slechte bedoelingen met mij, dan
geef ik hun toch dagelijks beter gelegen
heid die uit te voeren, dan juist van
daag op de jacht. Ons leven is in Gods
hand, zonder Zijn wil sterft zelfs geen
muschje. Ik dank u voor uw welgemeende
waarschuwing en beloof u op mijne hoede
te zullen zijn tegen ieder mogelijk gevaar.
Tot weèrziens dus!"
Hans ging heen, Willner volgde hem.
Hij mengde zich onder de drijvers om,
zooals hij zeide, met de hulp der Godde
lijke Voorzienigheid desnoods een be
schermengel van vleesch en been voor
zijn meester te zijn. Met dat oogmerk
volgde hij zijn heer zooveel doenlijk op
den voet, waardoor hij zich zelf bloot
stelde aan de mogelijkheid om door een
onhandig of ongelukkig schutter te worden
getroffen.
Een aanzienlijke menigte wild van alle
soorten was opeen open plek van 't bosch
te zamen gedreven, en werd door de
drijvers onder woest geschreeuw terug
gehouden, om het te beletten door het
kreupelhout heen te breken. Nu nam
het bloedbad van de ongelukkige woud
bewoners een aanvang. Van alle kanten
vloog het doodende lood onder de opeen
gehoopte ontstelde dieren, die vergeefs
pogingen aanwendden om te ontkomen.
Het knallen der buksen, het luide hallo
geroep der jagers, de aanvurende toonen
der jachthorens, het blaffen der honden,
het ver in T rond weerklinkende ge
schreeuw der drijvers en het geweld,
dat zij door ratels en door het slaan met
knuppels tegen de boomen teweegbrach
ten, maakte het onmogelijk zijn eigen
woord te hooren. De jacht had juist
haar toppunt bereikt, toen Willner, met
een doordringende kreet van schrik, met
groote sprongen naar een nabijzijnd
kreupelboschje snelde, dat zich in den
rug der schutters bevond.
Op hetzelfde oogenblik weerklonk een
flauwe kort afgebroken knal, die zeer
veel gelijkenis had met het geluidzooals
kinderen dit met een zoogenaamde klap
bus van vlierroer of door het snelle
slingeren van een toegevonwen blad pa
pier door de lucht voortbrengen. Het, in
het woest getier onopgemerkt schot trof
echter den opzichter Hans, die. terwijl
hij met zijn rechterhand naar zijn hoofd
tastte, bewusteloos ter aarde stortte.
Zijn val ging gepaard met een luid
knallend geweerschot, waarvan dekt uit
damp een eind ver achter den rug van
den gevallene opsteeg.
Willner veranderde snel zijn loop, liep
naar den baron toe, en riep met klagende
stem: «Ach, mijn arme, genadige heer!
Waarom moest gij mijn waarschuwing
ook in den wind slaan
De jacht werd afgebroken en hield
zelfs geheel op, zoodat de nog levende
dieren vrij en vroolijk hun heenkomen
zochten. De jachtgezellen kwamen ver
schrikt toegeloopen, en vroegen elkander
terwijl zij hun gevallen kameraad om
ringden «Wat is er gebeurd? floe is
hem dat ongeluk overkomen
Door vele vriendenhanden werd de
baron opgericht. Zijn aangezicht was
onkenbaar door het daarlangs druipende
bloed.
«Hij leeft klonk de blijde kreet.
«Hij heeft alleen een schampschot aan
zijn linkerwang. Maar hoe was dat mo
gelijk? Wie was die onhandige schutter?"
«Geen onhandige, maar een moord
zuchtige!" riep Willner in de grootste
opgewondenheid. «De jagersknecht Stam
mer is de sluipmoordenaar. Ik zag hoe
hij plotseling daar in 't hoschje oprees
en met de windbus op mijn meester
aanlegde. Ik kwam te laat, want voor
dat ik hem kon bereiken drukte hij los."
«Pakt den moordenaar Laat hem niet
ontvluchten Waar is hij Zoo klonk
het van alle kanten. Behalve degenen
die Hans verpleegden, liepen allen naar
het door Willner aangewezen boschje.
Zelfs de kamerheer bevond zich onder
hen. In het boschje vond men den jagers
knecht Stammer in zijn bloed badende.
Naast hem lag de windbus waarmeeAij