NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
DE ERFGOEDBEZIITER,
UTRECHT EN GELDERLAND.
No. 70.
Zaterdag 31 Augustus 1889.
Achttiende jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
OPTIMISTEN.
BINNENLAND.
Feuilleton.
een verhaal
4MEHSF00RTSCIE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De Wereld is het schouwtooneel
van vele dwaasheden, misdrijven,
gruwelen, het jachtveld van velerlei
baatzucht en heerschzucht. Nevens
het goede, dat we misschien wel zul
len willen opmerken, is er niet wei
nig dat stof geeft tot ergernis en
meer dan dal. Of moeten wij ons
eenvoudig vroolijk maken, dat het er
»zoo raar naar toe gaat.
Reeds in de Oudheid hield men er
die tweëerlei opvatting op na, zooals
blijkt uit de tegenstelling tusschen
de twee Grieksche wijsgeeren Demo-
critus en Heraclitus, waarvan de eer
ste steeds lachte om dezelfde din
gen, die den ander tranen afpersten.
Geen van beide gevoelsuitingen schij
nen de zaak echter verholpen te
hebben.
In de philosophie van onzen tijd
strijden insgelijks twee beschouwin
gen om den voorrang. Het pessimis
me ziet de dingen donker in: het
ontkent de mogelijkheid van verbe
tering en geeft eigenlijk niet eens
toe dat er iets goeds bestaat. Het
leven is, wel beschouwd niet veel
meer dan een voortdurende strijd,
waarvan geen vruchten, die dien
naam verdienen, zijn te wachten,
en waarvoor het dus niet eens de
moeite loont, de wapenen op te vat
ten. Zoekt men naar de drijfveren
der menschelijke handelingen, men
vindt slechts égoïsme, en zoo iemand
zich nog het lot aantrekt van hem,
die zijn «broeder" genoemd wordt,
het is alleen omdat hij er voor
zichzelf voordeel mee kan behalen.
De hoogste wijsheid van het gros
der menschen is een instinctmatige
zucht tot zelfbehoudwie inderdaad
vrij wil zijn, maakt zich los van de
verplichtingen, die een maatschappe
lijke conventie, even onzinnig als de
rest, hem heeft opgelegd, of be
ter nog, ontrukt zich aan een leven
dat slechts een samenstel is van er
gernissen en verdrietelijkheden. Im
mers, reeds eeuwen bij eeuwen is
geklaagd over allerlei onvolmaakthe
den, is het uitzicht geopend op be
tere tijden, en wat is van al die
voorspiegelingen gekomen
Tot onze groote geruststelling kun
nen wij dikwijls ontwaren, dat deze
wanhopige opvatting meer in théorie
dan in de practijk bestaat, en
dat zij, die haar zijn toegedaan, toch
niet in gebreke blijven de bloemen
te verzamelen, welke zij op hun le
venspad ontmoeten. Pessimistische
jongelui, want onder de jeugd
vindt deze soort van levenswijsheid
nogal aanhangers, kunnen soms
pret genoeg maken, en dat is een
zoo heilzaam tegengif, dat gewoon
lijk na verloop van eenige jaren de
sombere stemming tot het verleden
behoort. Alleen in zeer ernstige ge
vallen ontaardt zij soms in nihilisme
en anarchisme, maar die hevige
graden van de ziekte behooren meer
bij onze buren thuis.
Van de tegengestelde opvatting, het
optimisme, bestaan insgelijks, soorten,
klassen en graden. Met alles tevreden
zijn slechts de lichtzinnigen die 't zelf
nogal goed hebben: voor alles on
verschillig alleen dwazen en domooren.
Een verstandig optimisme ziet bij
voorkeur en het allereerst de licht
zijde der dingen, zonder daarom te
ontkennen, dat er veel en donkere
schaduw is; het slaat den blik ook
op de onvolkomenheden, maar is ge
neigd vooruitgang te erkennen als
blijkt dat het vroeger erger was dan
thans. Zelfs wanneer we moeten
cor.stateeren, dat er op eenig gebied
achteruitgang is, zooals helaas maar
al te dikwijls het geval is, dan leert
de ervaring, dat de weg voorwaarts
niet altijd in rechte lijn is aangelegd,
dat dikwijls gelaveerd en teruggegaan
wordt om een verder gelegen punt
te bereiken. Het optimisme rust op
liet geloof aan de toekomst van het
menschelijke geslacht, een vast ver
trouwen op den ontwikkelingsgang,
dien ons geslacht, strijdende en lij
dende, maar uit den strijd nieuwe
kracht en uit het lijden hoogere vol
making puttende, heeft af te leggen.
Daar is evenwel een boten opper
vlakkig optimisme, dat onder de
leuze«alles komt terecht," zich van
de wereldsche dingen weinig aan
trekt, en daardoor al heel weinig doet
om het maatschappelijk doel te hel
pen bereiken.
Dat doel is geen ander, dan de
som van gemeenschappelijk geluk
zoo groot mogelijk te maken, niet
uitsluitend door zelf te genieten,
evenmin door zichzelven van alle ge
not te onthouden, maar door de
aangenaamheden en lusten des levens
in ruime mate over allen te versprei
den. Dat is een taak, de inspanning
van een gansch leven waard, en die
immer haar belooning metzichdraagt;
om haar te verrichten, moet men
optimist zijn, want wie niet gelooft
aan menschelijk geluk zal zich ook
niet geroepen voelen, het in eenig
opzicht bevorderlijk te zijn.
Nu weten we allen, hoe hard voor
vele onzer medemenschen de strijd
om het bestaan is, en wat er al mis
lukte pogingen worden aangewend,
om zelfs de onontbeerlijkste benoo-
digdheden te verwerven. Men tracht
ons weieens te overtuigen, dat de
armoede toenemende is, inzonderheid
in de zoogenaamde middelpunten dei-
beschaving: statistieken hieromtrent
zijn moeielijk te leveren, maar als
men de klachten uit vroegere tijden
verneemt, dan is er redelijke grond
tot twijfel. Maar in elk geval, waar de
algemeeno ontwikkeling voortschrijdt
is het zeker, dat het lijden dieper
wordt gevoeld.
Een optimisme, dat van dat alles
liefst zoo weinig mogelijk wil zien,
heeft geen recht van bestaan. Inte
gendeel, wij behooren ons rekening
te geven van den toestand, de won
den te peilen, waaraan de maatschap
pij lijdende is. Indien wij werkelijk
gelooven aan een betere toekomst,
dan moet dat geloof niet in de lucht
hangen, doch op deugdelijken basis
steunen, namelijk op de begeerte van
allen, om het mogelijke te doen ten
einde die tijden voor te bereiden. De
gouden eeuw, waarvan de dichterlijke
fantasie van alle volken onder ver
schillende vormen gewaagt, ligt niet
in een nevelachtig verleden, ver ach
terons, maar daarginds in 't verschiet;
en al zal geen onzer die aanschou
wen, toch moeten wij er heen, moe
ten wij voortgaan, in de richting die
de humaniteit ons aanwijst.
Nu is het heel gemakkelijk onze
zwakke krachten, ons betrekkelijk
onvermogen -als voorwendsel van
nietsdoen aan te wenden. Als allen
zoo doen komen we geen stap ver
der. Ieder heeft in zijn eigen kring,
hoe beperkt ook, gelegenheid om voor
het gebouw der toekomsteen steentje
aan te dragen, ieder kan bij zijn
allernaasten door voorbeeld en door
woord de gevoelens van menschen-
min aankweeken, welker toepassing
op de verschillende aangelegenheden
des levens het middel moet zijn om
de maatschappij te vernieuwen door
den beteren geest, die al haar leden
bezielt.
Er wordt in onze dagen wel ge
speculeerd op de ontevredenheid der
massa't heeft er wel iets van, dat
men van hetmenschenras een Ismaëls-
geslacht wil maken, welks hand is
opgeheven tegen allen, terwijl het
ook aller band dreigend ziet uitge
strekt. De pessimisten beweren al
weer dat het zóó gaan moetdat de
maatschappij een crisis moet door
staan, om tot nieuw en beter leven
te worden gewekt.
Wij hebben een andere voorstelling
van de werkelijkheid. Sociale harts
tochten, politieke geschillen, kerke
lijke twisten, kunnen den normalen
toestand niet zijn. Laat allen die
vrede willen, de stem verheffen, de
handen ineenslaandat zij tot el
kander zeggen Broeders, er is een
groot werk te verrichten, helpen
wij er aan, elk naar de mate zijner
krachten. Dat optimisme heeft het
recht aan zijn zijde: het bezit de
macht, de wereld te hervormen.
Door de regeering is f 9000 aan
gevraagd voor de restauratie van het
oude stadhuis te Woerden.
Wegens een den 31en Jan. afloopende
huur is er behoefte aan een nieuw post
en telegraafkantoor. Wanneer voor dezen
dienst het aan het Rijk toebehoorend
kantongeiechtsgebouw wordt ingeruimd,
terwijl hel monumentale Raadhuis ter
beschikking van het kantongerecht wordt
gesteld, worden de kosten voor den aan
koop of de stichting van een nieuw post
en telegraafkantoor uitgespaard. Vóór
31 Jan. moet derhalve de restauratie van
het monument zoo ver gevorderd zijn,
dat daardoor geen belemmering ontstaat.
Tot voltooiing van het werk zal nog
ongeveer f 3000 noodig zijn.
De pogingen tot het oprichten van
een centraal Israël, Oudemannen- en
vrouwenhuis voor Nederland, en orn
daarvoor het gesticht te Gouda in te
richten, beloven, naar gemeld wordt, een
gunstigen uitslag. Vele personen in den
lande hebben zich reeds voor een jaar-
lijksche contributie verbonden.
Men meldt uit Haarlem
«Hoort men steeds veel gewagen van
verzet der burgerij teger, de politie, hier
ziet men juist het omgekeerde zonder
vragen zelfs wordt de politie geholpen of
haar het werk uit de handen genomen.
Zoo werd Woensdag in den vooravond
een dronken persoon, die ruzie maakte,
door een burger in de kraag gepakt en
naar het politie-bureau gebracht."
Zondag jl. vond men in het zakje,
waarmede in den voormiddag-godsdienst
oefening der Roomsch-Katholieke kerk
te Almelo, ten behoeve der diaconie,
gecollecteerd was, een briefje van ongeveer
dezen inhoud «Ik heb de offerbus be
stolen hierbij ruim f 5 terug het overige
volgt aanstaanden Zondag." Het briefje
bevatte echter slechts één cent.
door
GVSTAAF KIERITZ.
22) Hoe lief zag het jonge vrouwtje er
uit met hare volle ronde armen, haar
blozende wangen, haar vol, lang over den
blanken hals afhangend haat, de kleine
voetjes die onder het korte Friesche rokje
uitkwamen en zelfs een stukje van haar
welgevormd been liet zien. Edgard's
hartstochtelijkheid ontwaakte bij dat ge
zicht. Hij vergat Serena, den brief
al het andere en snelde naar den tuin.
Hij had zijn uniform niet aan, maar een
huiskleed en lichte schoenen, zoo'dat hij
zonder bemerkt of gehoord te worden de
ijverige wiedster naderen kon. Hij boog
zich over haar heen en sloeg zijne armen
om haar middel. Treesje, denkende dat
het haar man was, keek lachend naar
hem om. Dat lachen veranderde echter
plotseling in een hevigen schrik, die van
een afwerend gebaar vergezeld ging. Zij
trachtte zich uit zijne omhelzing loster uk
ken, wat haar echter niet gelukte, terwijl
zij woedend riep
«Laat mij los, genadige heer Ik be
dank u wel voor zulk eene vrijpostig
heid."
«Kom wees nu niet zoo boos, Treesje,"
antwoordde Edgard, terwijl bij het vrouw
tje nog steviger vasthield. «Wij zijn toch
alleen en niemand ziet ons. AJlen op het
slot zijn uitgegaan. Ik bemin u en zou
zoo gaarne door u wederbemind worden."
«Gij vergeet," antwoordde Treesje,"
terwijl zij hem met alle kracht poogde
af te weren, «dat ik getrouwd ben en een
goeden man heb, dien ik boven alle andere
mannen liefheb."
«Zwijg van uwen man, dien bleeken
pennelikker met zijn holle oogen," riep
Edgard verachtelijk uit, «hij verdient in
't geheel niet zoo'n mooi vrouwtje te
hebben! Kom laat ik u nu eens een kusje
geven, lieve kleine! Wat zoudt gij gaarne
hebben? Een zijden kleed? Een gouden
ketting Een mooie broche armbanden
of een diamanten ring
«Ik verlang anders niets," antwoordde
Treesje driftig, «dan dat gij mij dadelijk
loslaat."
«Alles behalve dat," gaf Edgard ten
antwoord, terwijl hij het wederstrevende
Treesje vasthield, «die gelegenheid is te
gunstig en komt zoo spoedig niet terug."
Intusschen was het 'tjonge vrouwtje
gelukt overeind te komen.
Buiten zich zelve van woede en spijt,
verzamelde zij al hare krachten en stiet
den luitenant zoo onzacht van zich af dat
hij over een in de nabijheid liggende
hark struikelde. Daarbij kwam nog dat
Edgard waarschijnlijk met zijn achterhoofd
op een kiezelsteen of een ander hard
voorwerp was gevallen, want hij voelde
een hevige pijn aan 't' hoofd. Daardoor
veranderde de hartstocht in wraakzuchtige
woede. IJliDgs sprong hij op en vatte
het eerste 't beste voorwerp dat hij bij
de hand had, de hark, waarmee hij met
opgeheven arm op de vrouw toesnelde,
die schreeuwend de vlucht nam. Na een
eindweegs geloopen te hebben, bleef zij
echter plotseling staan, alsof zij haren
vei volger moedig 't hoofd wilde bieden.
De hark met zijn ijzeren tanden zou juist
op Treesjes hoofd neerdalen, toen hij den
aanvaller plotseling met kracht uit de
handen werd gerukt. Edgard, die zijn
woede niet langer meester was, keerde zich
om. Dat was geen bleeke, holoogige pen
nelikker, die daar achter hem stond,
maar een man die zich op 't oogenblik
zoo sterk voelde als een reus, die met
verwoed gelaat en van toom gloeiende
oogen luid riep«Schaam u, mijnheer,
een weerlooze vrouw zoo te durven mis
handelen. Is dat mannelijk gehandeld, is
dat zooals 't een edelman en officier be
taamt Schaam u wat
Toen Edgard buiten zich zeiven van
woede Willner te lijf wilde, trad deze een
stap terug en den hark opheffende, riep
hij uit
«Als ge mij met een vinger durft aan
raken, vergeet ik wien ik voorheb en
zal ik uw gezicht kennis laten maken
met de tanden van den hark."
«En ik" zei Treesje fier, terwijl zij
rnet eene kleine bijl gewapend naast haar
rnan ging staan, «blijf mijn man ter zijde.
Durf ons eens aanraken, mijnheer de
luitenant
Edgard greep snel naar zijn rechterzij.
Maar ach het zwaard was er niet. Het
hing vreedzaam in zijn kamer tegen den
muur. En door de vensters van het slot
gluurde meer dan een hoofd van het
door het rumoer toegeschoten dienstper
soneel.
«Kwajongen nietige wurm knarse
tandde Edgard. «Jij en je liederlijke
vrouw zult het boeten! Gij gemeen volk
zijt niet eens waard, dat ik me handen
aan je vuilmaak."
Geheel uit zijn humeur verwijderde
Edgard zich. De kamer was hem te klein
voor zijn onbeteugelde woede. Hij, de
edelman, de officier, de toekomstige grond
bezitter, de afgod der vrouwen, was door
eene vrouw uit den minderen stand en
door een bediende van zijn vader op zulk
eene vernederende wijze behandeld ge
worden! In radelooze drift liep hij den
tuin door. Daar kwam Pluto, de hond
van Hans, vroolijk aanhuppelen en legde
zich kwispelstaai tend voor Edgard op den
grond. Hans had den hond, opdat hij niet
zou wegloopen, in zijn kamer opgesloten
een rukwind had later een venster, dat
niet goed gesloten was, opengestooten en
van deze omstandigheid had de hond ge
bruik gemaakt om weg te komen. Een
fikschen schop van den toornigen Edgard
deed den hond luid jankend de vlucht
nemen, waardoor een stukje beschreven
papier uit zijn bek viel. Weiktuigelijk
raapte Edgard het op en doorliep het met
zijne blikken. Deze werden onder't lezen
meer en meer gespannen en maakten
plaats voor een boosaardigen lach.
Wordt vervolgd).