NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad S' NICOLAAS UTRECHT EN GELDERLAND. Wagdalena's Eed. Extra Tijding!!! No. 96. Zaterdag 30 November 1889. Achttiende jaargang. abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. advertentie ni De strijd om het bestaan. BINNENLAND. FEUILLETON. Voorloopig Bericht is op weg naar AMERSFOORT. ZIE OMMEZIJDE. iMEBSFODRTSCIE COURANT. VOOR Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. ingezonden stukken en berichten intezendeu uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Sedert een groot geleerde aan het licht bracht, dat in de dierenwereld voortdurend de sterke soorten de zwakke pogen te verdringen of te vernietigen, terwijl de laatste alles in het werk stellen wat dienen kan om dat lot te ontgaan, ja, dat men hetzelfde verschijnsel in het plantenrijk waarneemt, niet slechts door een toevallig samentreffen van omstandigheden, maar zoo algemeen dat men tot het bestaan eener na tuurwet heeft kunnen besluiten, is ook het denkbeeld gerezen dat de zelfde wet de maatschappelijke ver houdingen beheerscht. Van de individuen werd een voor stelling gemaakt, als zouden zij geen andere taak te vervullen hebben dan hun eigen, hun persoonlijk aanzijn te waarborgen, zoo mogelijk in over eenstemming en samenwerking met anderen, die ongeveer met dezelfde moeielijkheden te worstelen hebben niet, omdat die vereenigitig gelegen heid schenkt zich het lot dier ande ren aan te trekken, maar alleen om door een gemeenschappelijk handelen kracht te kunnen ontwikkelen. Dat de bedoelde natuurwet ook op menschelijke wezens haar werking uitoefent, kan niet worden ontkend. Krachtig georganiseerde volksstam men, hun woonplaats kiezende te midden van minder weerbare rassen, deden deze allengs achteruitgaan en ten slotte geheel verdwijnen; even als de oorspronkelijke bevolking van ons werelddeel nog slechts door en kele typen is vertegenwoordigd, zal ook de tijd komen dat van de een maal zoo talrijke inboorlingen van Amerika en Australië, al verder en verder weggedrongen door het blanke ras, weinig meer zal zijn overgeble ven. Waar men, in engeren kring, gemis ontdekt van de noodzakelijke levensvoorwaarden, kan men er zeker van zijn dat daar het weerstands vermogen ontbreekt, dat de sterfte grooter zal zijn dan uit den gemid delden levensduur is te berekenen. Maar wanneer men nu, door een eenzijdige opvatting die het gevolg is van oppervlakkige waarneming of van napraten, geen andere maatschappe lijke wet zou willen erkennen dan die van »den strijd om het bestaan," dan is ook de weg gebaand voor een onbeperkte heerschappij var. het be ginsel der zelfzucht. Ieder zichzelven het naast, en zich alleen dan bij an deren aansluitende wanneer het per soonlijk belang dit wenschelijk maakt, zoo ongeveer op de wijze als wolven alleen op buit uitgaan wan neer zij slechts zwakker, weerstand verwachten, en zich bij groepen ver- eenigende als de prooi hun te mach tig toeschijnt; waarlijk, een samen leving, op dezen grondslag opgetrok ken, zou er wel gezellig uitzien Daarbij valt nog op te merken, dat wij in het algemeen zeer slecht op de hoogte zijn van hetgeen voor ons persoonlijk behoud het meest ge- wenscht is. In het algemeen nemen wij aan, en op goede gronden, dat zekere mate van uiterlijke welvaart onontbeerlijk is, doch bij de meesten ontbreekt het juiste inzicht om tus- schen het onmisbare en het overtol lige de grens te vinden. Zoo lost de «strijd om het bestaan" zich op in een streven en jagen naar bezit, dat zijn meest kenmerkende uitdrukking vindt in de aanbeveling van een practischen Amerikaanschen vader «Mijn zoon, verdien geldals 't kan op een eerlijke manier; zoo niet in elk geval, verdien geld Maar ieder beselt levendig dat een maatschappij met dit beginsel als leiddraad, het geen halve eeuw zou kunnen uithouden. Een zeker aantal stoutmoedige lieden behoeven dan slechts hun krachten te vereenigen, om zich meester te maken van alles wat hun aanstaat; elke minderheid zou ieder oogenblik gevaar loopen van in de verdrukking te geraken Gewapende benden konden overal de wet voorschrijven, totdat haar gewel denarij afstuitte op een andere groep, tegenover welker overmacht zij het onderspit zouden moeten delven. Het is dan ook gelukkig niet waar dat de maatschappelijke wereld uit sluitend wordt beheerscht door het recht van den sterkste. Hoe groot de invloed dezer wet nog altijd zijn moge, daarnevens en daarboven troont een andere, die der zedelijk heid. Ware dat zoo niet. men zou zich moeten verbazen over het gemis van consequentie, dat in al onze hande lingen doorstraalt. Hoe, al wat te zwak is om op eigen beenen te staan is ten ondergang gedoemd en wij spannen toch alle krachten in om te behouden wat nog eenige kans van levensvatbaarheid aanbiedt Dan wa ren de oude Spartanen verstandiger, bij wie alle wezens, die met lichaams gebreken ter wereld kwamen, ter dood werden gebracht, of de conser vatieve Chineezen, nog in onzen tijd, bij wie de pasgeboren meisjes wor den gedood, wanneer in een gezin haar aantal bezorgdheid geeft omtrent de middelen om ze groot te brengen. Wij en alle beschaafde volken met ons hebben inrichtingen in het aan zijn geroepen, waar blinden of doof stommen, ongelukkigen die, aan zichzelf overgelaten in den strijd om het bestaan zeer zeker ten gronde zouden gaan, in betere conditiën worden gebracht, en de edelste aller wetenschappen, de medische, spoort met onbezweken, met toenemenden ijver de middelen op door welke het bijna uitgebluschte leven kan worden verlengd. Met al onze fraaie theorieën over den ondergang van maatschap pelijk zwakken kunnen wij toch niet nalaten tot ons zeiven het ernstig verwijt te richten, dat wij niet meer dan tot dusverre geschiedde, ons het lot dier zwakken pogen aan te trek ken, teneinde hen in staat te stellen, ook op hun wijze mede te dingen in den kampstrijd des levens, en er be hoort heel wat valsch vernuft toe om aan te toonen dat hetgeen in die richting wordt gedaan, eigenlijk niets anders is dan een openbaring van zelfzucht. Met alle respect voor de scherp zinnigheid der natuurphilosophen, die hun gegevens overal van toepassing achten, gelooven wij toch dat zij eenzijdig oordeelen, en dat de ont wikkeling van ons geslacht in de eerste plaats moet gezocht worden in ethische richting. Mensch-zijn be- teekent niet zich staande houden te genover allen, maar voorwaarts te gaan in vereeniging met allen. Ieders arm reikt niet verder dan tot een klein getal personen in eigen kring, doch wanneer daarbinnen de begeerte aanwezig is, om het gezamenlijk ge luk te doen toenemen, dan wordt vanzelf de geest der menschenliefde vaardig over allen, en brengt vruch ten voort die zelfs in de omgeving der minder bevoorrechten worden genoten. We hebben, het een en ander aanstippende, niets nieuws willen zeggen. Maar het gebeurt soms, dat een of ander denkbeeld, zonder ge noegzame Contróle over de menigte uitgestort, zich vastzet, en den grond legt voor onzinnige opvattingen. Ook in dit opzicht zou men van een soort van synode kunnen spreken. Welnu, de uitdrukking «Strijd om het be staan" is in de laatste jaren min of meer in de mode gekomen, en men leidt er toepassingen uit af. die het gezond verstand moet verwerpen om dat zij met de werkelijkheid onbe staanbaar zijn. Dat de menschen toch mochten afzien van de treurige ge woonte, zich slechter of althans min der welwillend voor te doen dan zij inderdaad zijn. Velen dergenen, die met zekere ingenomenheid over dien «strijd" spreken en u in het aange zicht zeggen, dat zij zichzelven het naast rekenen, zouden wellicht de eersten zijn om beide handen uit te steken als een beroep wordt gedaan op hun hulpvaardigheid. Dat komt omdat de natuur de echt men schelijke natuur, ook hier gaat boven de leer, al wordt deze op we tenschappelijke gronden gepredikt. Bij Kon. besluit is 's Konings ad judant in buitengewonen dienst, de ge- neraal-majoor F. M. B. Ridder Alewijn, kommandant der bereden artillerie, op zijn verzoek, en onder eervolle ontheffing uit zijn tegenwoordig kommando, op non activiteit gesteld, met bezwaar der schat kist en in afwachting van nadere be schikking. fSt.-Ct.) Vrijdagavond bracht het Leidsch Studentenkorps een serenade aan Prof. Matthias de Vries, hoogleeraar in de Ned. taal- en letterkunde, ter gelegenheid van zijn 40-jarig professoraat. Op 28 Novem ber 1820 werd de hooggeleerde te Haar lem geboren. Het volgend jaar zal de wet op het Hooger onderwijs hem. als zijnde 70 jaar, tot aftreden nopen. Een door den heer A. \V. Zanstra te Heerenveen uitgevonden zelfwerkend remtoestel, waardoor het gevaar voor spoorwegongelukken tot een minimum wordt teruggebracht, trekt zeer de aan dacht van deskundigen. In den laatsten tyd ontvangt de uitvinder herhaaldelijk bezoek van ingenieurs en werktuigkun digen. In de volgende week wordt ook een Engelsch ingenieur verwacht, die namens eene te Huil gevestigde maat schappij met den heer Z. in overleg zou treden, ten einde zijn systeem op Engel- sche lijnen in te voeren. Geertruida Blommers, de dienstbode, die zich zoo dapper hield bij den jongsten brand in de Huidenstraat te Amsterdam, is herstellende. Toch zal zij vermoedelijk nooit genezen van de bekomen kwetsu ren en van de gemoedsaandoening door het verschrikkelijk geval veroorzaakt. Het comité, dat voor haar gelden inza- meld, is bezig haar een bestaan te ver zekeren. Penningmeester der commissie is de heer Matveld, Huidenstraat 9 aldaar. BOOR Cli. DE31 YS. (Naar het Fransch.) 10) Het gronddenkbeeld tot de misdaad meende hij, was misschien reeds opge komen tijdens de eerste kennismaking met Magdalena. Anselme heeft haar va- der tot den bedelstaf, tot wanhoop, tot den dood gebracht; hij heeft het kind op straat gejaagd in de sneeuw. Jan Michaud was daarover verontwaardigd, maar zweeg. Dat gevoel van verontwaar diging groeide aan naarmate Magdalena hem dierbaarder werd. Hij huwt haar en nu is het natuurlijk dat deze gedachte in zijn geest opkomt: een gedeelte van het geld dat de woekeraar opstapelt, is het geld van mijne vrouw, is mijn geld. Wel spreekt men van zijn onbaatzuch tigheid, van zijne deugden toen hij jong en in verre landen was. Ook de inwo ners van Vittel beschouwden hem als een braaf werkman van geregelde leefwijze.... maar zij voegen er bijHij was een trotsch, een hoovaardig mensch I En in derdaad, met niemand zoekt hij omgang zijne vrouw en kinderen gaan gekleed met een weelde, die men niet in die streken gewoon is; hij breekt de ouder lijke woning af en stelt er voor in de plaats een zomerhuis naar den nieuwsten smaak. Zijn tuin vergroot hij door nieuwe aankoopen, als een rijk burger. Verdient hij, de werkman, genoeg om zulke ver teringen te maken? Neen. Zijn papieren, zijne bekentenis, alles doet ons duidelijk zien dat hij meer dan acht duizend francs schuld had. In dien staat van zaken komt Anselme hem een brandkast bestellen. De gierig aard, die misschien voor de eerste maal een blind vertrouwen in iemand stelt,eischt dat 't werk in 't geheim gedaan worde. Des nachts moet de schrijnwerker komen en zorg dragen dat hij niet worde ge zien. Welk eene schoone gelegenheid voor Jan Michaud I Zijn vroegere haat wordt opgewekt. Hij denkt er over zijn eigen dom te hernemen om zijne schuld afte- betalen. Heeft hij den moord met voor bedachten rade gepleegd? God alleen kan het weten I Maar de moord is geschied. Anselme, de grijsaard, had iedereen, zelfs zijne dienstmaagd uit huis verwijderd. Michaud is een krachtig, moedig man. Hij wil den ouden woekeraar 't geld af handig maken, Anselme is in zijne macht, maar hij stelt 2ich te weer. Er heeft eene worsteling plaats en wat is het wa pen dat aan den strijd een einde maakt.... Deze passer.... dit werktuig, dat Jan Mi chaud in de hand had.... Hij zegt het te hebben vergeterja.... hij heeft het ver geten.... maar in de diepe wonde.... en daar zijn naam op den passer staat ge grift, is 't het moordtuig zelf dat eene stem schijnt te krijgen om deR moorde naar aan tewijzen De procureur-generaal wilde niet blij ven stilstaan bij de fabel van de neus bloeding, die hem belachelijk toescheen. Het bloed op het hemd en de kiel van den schrijnwerker was dat van diens slachtoffer. Het hooren kloppen op de achterdeur, een leugen I De eenige persoon, die dien nacht in het huis van Anselme was geweest, is Jan Michaud. Gandoin heeft hem en hem alleen gezien. En dan die kreet van blijdschap: Ik erf! Door hem uit den weg te ruimen, stelde Mi chaud zich in de gelegenheid om van de erfenis te genieten en gij weet het allen hoe hij dat heeft aangelegd. De publieke opinie is niet verdeeld, zij veroordeelt hem en gij, rechters, hebt haar oordeel slechts te bekrachtigen. Geeft toch niet aan onze plattelandbewo ners het onzedelijk schouwspel van eene erfenis, verkregen door moord. Houdt by uw vonnis rekening met hat vroegere leven van den beschuldigde, met de be langstelling die men zijne vrouw en kin deren toedraagt.... Daar heb ik niets te gen I Maar laat u niet verteederen, door tranen van den weg afbrengen- Denkt aan uw plicht: denkt aan de onweder- sprekelijke bewijzen die tegen Jan Mi chaud pleiten. Zijn schuld is deugdelijk bewezen. Er moet een voorbeeld gesteld worden. In dien geest sprak de procureur-gene raal. Welsprekendheid, juiste uiteenzet ting der feiten, diep inzicht in net men- schelijk karakter, alles droeg ten zijnen voordeele bij. Hij eindigde met enkele hartstochtelijke wegslepende woorden en onder den indruk van dien banvloek wa ren alle toehoorders tegen den beschul digde gestemd. Hij zelf verbleekte van schaamte en schrik met zijn verwilderd oog en krampachtig saamgetrokken lippen scheen het alsof hij zich zeiven afvroeg of bij waarlijk de misdaad niet had ge pleegd. Naast mij hoorde ik zelfs iemand mom pelen Kijk hem nu eens aan I Wat een moordenaarsgezicht Anne Jan Michaud! arme Magdalena I Zij moest wel evenveel lijden als hij: haar bleekheid bewees het; maar haar blik, wel verre van zich naar den grond te keeren, hief zich op tot den hemel als om hulp te vragen van God, haar laatste toevlucht. Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1889 | | pagina 1